ECLI:NL:RBAMS:2023:2213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
13.334939.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van MDMA in een hotelkamer te Amsterdam met brandgevaar

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bewerken en verwerken van MDMA in een hotelkamer. De verdachte, geboren in Maleisië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op het moment van de zitting gedetineerd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 29 maart 2023, waar de officier van justitie, mr. P. Velleman, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte onder andere opzettelijke brandstichting en het bereiden van een grote hoeveelheid MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 23 december 2022 een brand heeft gewoed in hotelkamer [nummer 1] van het [naam hotel 1], waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het bewerken en verwerken van MDMA, maar sprak de verdachte vrij van de brandstichting, omdat het wettige bewijs daarvoor ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bewerken van MDMA en voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en de inbeslaggenomen voorwerpen werden verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de productie van harddrugs op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.334939.22
Datum uitspraak: 12 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Maleisië) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Dayala, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd,
na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, van beschuldigd dat hij op of omstreeks 23 december 2022 te Amsterdam met een of meer anderen:
1. opzettelijk brand heeft gesticht in een hotelkamer van het [naam hotel 1] gelegen aan [adres hotel] , waardoor gemeen gevaar voor goederen in die hotelkamer en/of omliggende hotelkamers en/of aangrenzende panden en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die hotelkamer en/of omliggende hotelkamers en/of aangrenzende panden aanwezig personen te duchten was.
Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als de culpoze variant van brandstichting.
2. opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA.
3. opzettelijk heeft voorbereid en/of bevorderd een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Van het onder 1 primair ten laste gelegde dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 23 december 2022 heeft er een brand plaatsgevonden in hotelkamer [nummer 1] van het [naam hotel 1] gelegen aan [adres hotel] . De hotelkamer was volledig zwart geblakerd met roet en gelet op weggesmolten voorwerpen was de hotelkamer blootgesteld aan aanzienlijke temperaturen. Bij de ingang van de kamer stond een kartonnen doos met 20 à 30 waxinelichtjes. Op het bed lagen diverse dozen met daarin vermoedelijk flessen wijn. Op de grond lagen diverse lege en volle flessen met daarin vermoedelijk wijn. Op een tafel lagen waxinelichtjes en stonden diverse flessen. Op twee verwarmingscomponenten stonden twee pannen. Voor de tafel lag op de zitting van een verbrande stoel een pan. [2] Nadat de politie onder meer lege verpakkingen van gasmaskers had waargenomen en 5 dishwarmers met bakschalen - naar later blijkt paella pannen - ontstond het vermoeden dat sprake was van een drugslab. [3]
Kort na de brand zijn de verdachten [verdachte] (hierna ook te noemen: verdachte) en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) door de politie, na het meedelen van de cautie, aangesproken. [verdachte] vertelde dat hij met een paar vrienden in het hotel verbleef. Hij verbleef in kamer [nummer 2] en zijn vrienden in kamer [nummer 1] . Op zijn kamer rook hij ineens brand. Hij liep zijn kamer uit en zag dat een vriend kamer [nummer 1] uitrende. Hij zag dat er een hoop rook vandaan kwam. Hij rende het hotel uit en zag de vriend van kamer [nummer 1] ook het hotel uitrennen. Even later liep [verdachte] weer terug het hotel in. Hij heeft zijn vriend gebeld om onmiddellijk terug te komen naar het hotel. Buiten de ingang van het hotel zag de politie een tweede persoon staan met een [kenmerk] uiterlijk. Hij bleek later te zijn genaamd [medeverdachte] . Hij had een groene pet op en verbleef in het [naam hotel 1] op kamer [nummer 1] . Op de vraag van de politie wat er in zijn kamer was gebeurd vertelde [medeverdachte] : “In mijn kamer had ik een fles wijn. Die warmde ik op met een aansteker. Dat ging niet goed waardoor de fles uit elkaar spatte”. [4]
De manager van het [naam hotel 1] heeft verklaard dat de kamers [nummer 1] en [nummer 2] op 22 december 2022 waren geboekt door [verdachte] . Kamer [nummer 2] bevond zich schuin tegenover kamer [nummer 1] . Op aanwijzen van de manager heeft de politie op kamer [nummer 2] een föhn nog nieuw in de verpakking, een zuurstofmasker en een weegschaaltje zien liggen. In een geopende koffer lag verpakkingsmateriaal bestaande uit honderden nieuwe in de vorm van plat plastic pakketjes met geelgekleurde opdruk. De manager heeft gezien dat de gast van [nummer 1] , net nadat het brandalarm was afgegaan, hem op de etage in paniek tegemoet kwam lopen met een grote kennelijk zware reiskoffer. De gast was later weer teruggekeerd in het hotel. [5]
Een ander werknemer van het hotel zag in elk geval twee personen van [kenmerk] afkomst in de gang lopen waar de kamer waar de brand was aan grenst. Een persoon had een mager postuur en de ander was vrij fors. De magere persoon was helemaal in paniek en riep nog naar hem:
“Je moet gaan, het brand echt”. [6]
Op de beschikbare camerabeelden is waargenomen dat [verdachte] samen met NN1 op 22 december 2022 om 15.18 uur heeft ingecheckt bij de lobby van het [naam hotel 1] . Zij kregen een kamerpas overhandigd van de hotelmedewerker. Om 15.48 uur komt [medeverdachte] aanlopen bij het [naam hotel 1] . Enkele minuten later loopt eerst [medeverdachte] , daarna [verdachte] en kort daarna NN1 vanuit het hotel naar buiten. Om 15.54 uur komen [verdachte] , [medeverdachte] en NN1 gezamenlijk in beeld bij de ingang van het hotel. [verdachte] draagt een tweetal kartonnen dozen, waarbij op de grotere doos een flesvormige afbeelding is te zien. Ook [medeverdachte] draagt eenzelfde doos bij zich, waarbij ook dezelfde flesvormige afbeelding op staat. Hij heeft tevens een metaalkleurige koffer bij zich. De drie mannen betreden het hotel. De inhoud van de metaalkleurige koffer lijkt zwaar te zijn, omdat [medeverdachte] zichtbaar moeite heeft de koffer op te tillen. Het drietal loopt vervolgens dezelfde gang in, verder het hotel in. Op 23 december 2022 om 13.55 uur verlaat NN1 haastig het hotel via de hoofdingang. Een minuut later verlaat ook [verdachte] haastig het hotel. Hij heeft een beigekleurige (gele) koffer bij zich en een rode tas. [verdachte] verschijnt om 14.00 uur weer in beeld bij de ingang van het hotel, ditmaal zonder koffer en tas. Kort daarna verschijnt ook NN1 even in beeld. Om 14.02 uur komt de brandweer aanrijden. [7]
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van de Dienst Specialistisch Operaties, Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO), werden in hotelkamer [nummer 1] , door middel van het verwarmen van ethanol in paella pannen, MDMA-kristallen opgelost en vermengd met ethanol. Hierdoor ontstond een vloeistof die voorzien was van MDMA-HC1. Deze vloeistof werd in wijnflessen gedaan. [8] Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzoek gedaan naar het onderzoeksmateriaal, te weten de vloeistoffen en kristallen zoals weergegeven in het rapport van het NFI. Het onderzoeksmateriaal bevat MDMA. Ethanol wordt in de chemische industrie toegepast. In relatie tot drugs kan deze stof worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs. [9]
Tijdens een doorzoeking zijn in hotelkamer [nummer 1] onder meer 3 kartonnen dozen met lege en volle wijnflessen en een sealapparaat aangetroffen. In kamer [nummer 2] lag een stoffen mondkap. [10]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte en zijn mededaders:
  • brand hebben gesticht in hotelkamer [nummer 1] van het [naam hotel 1] ,
  • de hiervoor genoemde voorwerpen en stoffen opzettelijk voorhanden hebben gehad, en
  • zich opzettelijk hebben beziggehouden met het bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Uit de camerabeelden en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat [verdachte] , [medeverdachte] en NN1 gezamenlijk op 22 december 2022 een aantal dozen, met daarop flesvormige afbeeldingen, en een zware metaalkleurige koffer naar kamer [nummer 1] hebben gebracht. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze dozen na een telefonisch verzoek van NN1, hij noemt hem [kenmerk] , vanuit [naam hotel 2] met een taxi naar het [naam hotel 1] heeft gebracht. [11] [verdachte] heeft verklaard dat hij zowel kamer [nummer 2] als kamer [nummer 1] heeft geboekt in het [naam hotel 1] . Kamer [nummer 1] heeft hij geboekt voor NN1, hij noemt hem [naam] , en zijn vriend. Hij heeft de vriend van [naam] in kamer [nummer 1] gezien. De vriend van [naam] had een pasje van kamer [nummer 1] . [12] De rechtbank stelt verder vast dat op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] , met koffer en tas, en [naam] op 23 december 2022 haastig het hotel hebben verlaten om later weer terug te keren zonder koffer en tas. [naam] (NN1) is daarna uit beeld verschenen. Hij is niet aangehouden door de politie. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 23 december 2022 is gebeld door [kenmerk] (NN1). Er was sprake van een noodgeval en hij moest daar het hotel komen. [13] [medeverdachte] is vervolgens buiten het hotel aangesproken door de politie. Uit het beschikbare bewijsmateriaal is niet gebleken dat hij op 23 december 2022 in het hotel, in kamer [nummer 1] , is geweest en/of met een kennelijk zware reiskoffer op de gang waaraan deze kamer gelegen is, is weggelopen.
De rechtbank overweegt verder dat door de verdachte(n) zowel bij de politie als ter zitting op 29 maart 2023 verschillende verklaringen zijn afgelegd, waarvan het lijkt dat deze verklaringen zijn afgestemd op de (aanvullende) stukken, bevindingen en verklaringen die aan het dossier zijn toegevoegd.
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat op 22 december 2022, na het brengen van voornoemde dozen en koffer door [verdachte] , [medeverdachte] en NN1 naar kamer [nummer 1] een aanvang is gemaakt met het hiervoor beschreven productieproces, het bewerken en verwerken van de harddrugs. In kamer [nummer 1] is een veiligheidsbril aangetroffen met het DNA van de verdachte [14] erop en in kamer [nummer 2] heeft de politie op aanwijzing van de manager van het hotel voorwerpen gezien die met zo’n productieproces in verband kunnen worden gebracht. De rechtbank vindt verder dat de voorwerpen en stoffen die in de tenlastelegging worden genoemd zich in de onmiddellijke nabijheid van [verdachte] en de medeverdachten bevonden en dat zij zich daar ook van bewust waren. Hoewel [medeverdachte] niet in het [naam hotel 1] is gezien op 23 december 2022, is hij wel na de brand door [kenmerk] (NN1) gebeld om naar het hotel te komen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat aannemelijk is worden dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het productieproces in een hotelkamer, zoals weergegeven in het proces-verbaal van het LFO, niet door één persoon kan worden bewerkstelligd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en de voorbereidingshandelingen daartoe.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich op 23 december 2022, alleen of met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde varianten van brandstichting, nu daartoe het wettige bewijs ontbreekt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

4.1
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte redengevende feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte:
2. op of omstreeks 23 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
3. op of omstreeks 23 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, voor te bereiden en/of te bevorderen
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben hij, verdachte, en een of meer van zijn mededaders, opzettelijk
- 20 à 30 stuks, in elk geval een grote hoeveelheid, waxinelichtjes en
- warmhoudplaten en
- dishwarmers met bakschalen en
- pannen en
- een zuurstof/gasmasker en
- een mondkap en
- een sealapparaat en
- lege verpakkingen behorende bij een zuurstof/gasmasker en
- een weegschaaltje en
- een nieuwe föhn in verpakking en
- een koffer met een grote hoeveelheid plastic verpakkingsmateriaal en
- meerdere (lege) wijnflessen
voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld op de beslaglijst van 28 maart 2023, kunnen worden verbeurd verklaard. De onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte niet kan worden veroordeeld. Hij is dringend nodig voor het bedrijf waar hij werkzaam is. Daarnaast draagt de verdachte de zorg voor zijn minderjarige zoon waar hij het volledige gezag over heeft. Zijn moeder is niet in staat om de zoon langer te onderhouden. In het geval de rechtbank een of meer feiten bewezen acht, dan verzoekt de raadsman een straf op te leggen ter hoogte van het voorarrest. Verdachte wenst de teruggave van de onder hem inbeslaggenomen goederen, waaronder zijn mobiele telefoons.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich met zijn mededaders heeft bezig gehouden met het bewerken en/of verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA in een hotelkamer in het centrum van Amsterdam.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van gebruikers van deze middelen en dat de productie en verkoop van verdovende middelen gepaard gaan met ernstige vormen van criminaliteit. De internationale handel in harddrugs vormt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Naast het gevaar voor de volksgezondheid en de samenleving schuilt in de productie van dergelijke harddrugs ook direct brandgevaar dat, zoals in deze strafzaak is gebleken, kan optreden bij het ondeskundig bewerken en verwerken van ethanol en MDMA.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Die vermelden voor een hoeveelheid harddrugs van ongeveer 4 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 tot 20 maanden. De rechtbank acht, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken door deze rechtbank worden opgelegd, een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4.
Beslag
7.4.1
Verbeurd verklaring
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
1. STK koffer, Rimowa, G6287805;
2. 2 STK papier, papieren zak, G6279960;
3. 1 ST masker, gasmasker, G6280141;
4. 1 STK masker, mondkapje, G6280150;
5. 1 STK tandenborstel, groen, G6290151;
6. 1 STK tandenborstel, zwart, G6280152;
7. 1 STK kussensloop, G6280153;
8. 1 STK fles, fles wijn, G6280154;
9. 1 ST schaar, G6280155;
10. 1 STK bril, veiligheidsbril, G6280170.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 en 3 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
7.4.2.
Teruggave
De rechtbank kan, gelet op de beschikbare stukken van het dossier, vaststellen dat er 4 telefoons onder de verdachte zijn inbeslaggenomen, waaronder een iPhone mini en een iPhone 12 pro. Naar de inhoud van deze telefoons is door de politie nader onderzoek verricht. Nu de officier van justitie ter zitting te kennen heeft gegeven dat deze telefoons kunnen worden gegeven aan de verdachte, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, en
3: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. STK koffer, Rimowa, G6287805;
2. 2 STK papier, papieren zak, G6279960;
3. 1 ST masker, gasmasker, G6280141;
4. 1 STK masker, mondkapje, G6280150;
5. 1 STK tandenborstel, groen, G6290151;
6. 1 STK tandenborstel, zwart, G6280152;
7. 1 STK kussensloop, G6280153;
8. 1 STK fles, fles wijn, G6280154;
9. 1 ST schaar, G6280155;
10. 1 STK bril, veiligheidsbril, G6280170.
Gelast de teruggave aan verdachte van: 4 telefoons.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2023.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]
7.[...]
8.[...]
9.[...]
10.[...]
11.[...]
12.[...]
13.[...]
14.[...]