3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 23 december 2022 heeft er een brand plaatsgevonden in hotelkamer [kamernummer 1] van [naam hotel 1] gelegen aan [adres hotel] . De hotelkamer was volledig zwart geblakerd met roet en gelet op weggesmolten voorwerpen was de hotelkamer blootgesteld aan aanzienlijke temperaturen. Bij de ingang van de kamer stond een kartonnen doos met 20 à 30 waxinelichtjes. Op het bed lagen diverse dozen met daarin vermoedelijk flessen wijn. Op de grond lagen diverse lege en volle flessen met daarin vermoedelijk wijn. Op een tafel lagen waxinelichtjes en stonden diverse flessen. Op twee verwarmingscomponenten stonden twee pannen. Voor de tafel lag op de zitting van een verbrande stoel een pan.Nadat de politie onder meer lege verpakkingen van gasmaskers had waargenomen en 5 dishwarmers met bakschalen - naar later blijkt paella pannen - ontstond het vermoeden dat sprake was van een drugslab.
Kort na de brand zijn de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] (hierna afwisselend: [verdachte] en verdachte) door de politie, na het meedelen van de cautie, aangesproken. [medeverdachte] vertelde dat hij met een paar vrienden in het hotel verbleef. Hij verbleef in kamer [kamernummer 2] en zijn vrienden in kamer [kamernummer 1] . Op zijn kamer rook hij ineens brand. Hij liep zijn kamer uit en zag dat een vriend kamer [kamernummer 1] uitrende. Hij zag dat er een hoop rook vandaan kwam. Hij rende het hotel uit en zag de vriend van kamer [kamernummer 1] ook het hotel uitrennen. Even later liep [medeverdachte] weer terug het hotel in. Hij heeft zijn vriend gebeld om onmiddellijk terug te komen naar het hotel. Buiten de ingang van het hotel zag de politie een tweede persoon staan met een [kenmerk] uiterlijk. Hij bleek later te zijn genaamd [verdachte] . Hij had een groene pet op en verbleef in [naam hotel 1] op kamer [kamernummer 1] . Op de vraag van de politie wat er in zijn kamer was gebeurd vertelde [verdachte] : “In mijn kamer had ik een fles wijn. Die warmde ik op met een aansteker. Dat ging niet goed waardoor de fles uit elkaar spatte”.
De manager van [naam hotel 1] heeft verklaard dat de kamers [kamernummer 1] en [kamernummer 2] op 22 december 2022 waren geboekt door [medeverdachte] . Kamer [kamernummer 2] bevond zich schuin tegenover kamer [kamernummer 1] . Op aanwijzen van de manager heeft de politie op kamer [kamernummer 2] een föhn nog nieuw in de verpakking, een zuurstofmasker en een weegschaaltje zien liggen. In een geopende koffer lag verpakkingsmateriaal bestaande uit honderden nieuwe in de vorm van plat plastic pakketjes met geelgekleurde opdruk. De manager heeft gezien dat de gast van [kamernummer 1] , net nadat het brandalarm was afgegaan, hem op de etage in paniek tegemoet kwam lopen met een grote kennelijk zware reiskoffer. De gast was later weer teruggekeerd in het hotel.
Een ander werknemer van het hotel zag in elk geval twee personen van [kenmerk] afkomst in de gang lopen waar de kamer, waar de brand was, aan grenst. Een persoon had een mager postuur en de ander was vrij fors. De magere persoon was helemaal in paniek en riep nog naar hem:
“Je moet gaan, het brand echt”.
Op de beschikbare camerabeelden is waargenomen dat [medeverdachte] samen met NN1 op 22 december 2022 om 15.18 uur heeft ingecheckt bij de lobby van [naam hotel 1] . Zij kregen een kamerpas overhandigd van de hotelmedewerker. Om 15.48 uur komt [verdachte] aanlopen bij [naam hotel 1] . Enkele minuten later loopt eerst [verdachte] , daarna [medeverdachte] en kort daarna NN1 vanuit het hotel naar buiten. Om 15.54 uur komen [medeverdachte] , [verdachte] en NN1 gezamenlijk in beeld bij de ingang van het hotel. [medeverdachte] draagt een tweetal kartonnen dozen, waarbij op de grotere doos een flesvormige afbeelding is te zien. Ook [verdachte] draagt eenzelfde doos bij zich, waarbij ook dezelfde flesvormige afbeelding op staat. Hij heeft tevens een metaalkleurige koffer bij zich. De drie mannen betreden het hotel. De inhoud van de metaalkleurige koffer lijkt zwaar te zijn, omdat [verdachte] zichtbaar moeite heeft de koffer op te tillen. Het drietal loopt vervolgens dezelfde gang in, verder het hotel in. Op 23 december 2022 om 13.55 uur verlaat NN1 haastig het hotel via de hoofdingang. Een minuut later verlaat ook [medeverdachte] haastig het hotel. Hij heeft een beigekleurige (gele) koffer bij zich en een rode tas. [medeverdachte] verschijnt om 14.00 uur weer in beeld bij de ingang van het hotel, ditmaal zonder koffer en tas. Kort daarna verschijnt ook NN1 even in beeld. Om 14.02 uur komt de brandweer aanrijden.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van de Dienst Specialistisch Operaties, Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO), werden in hotelkamer [kamernummer 1] , door middel van het verwarmen van ethanol in paella pannen, MDMA-kristallen opgelost en vermengd met ethanol. Hierdoor ontstond een vloeistof die voorzien was van MDMA-HC1. Deze vloeistof werd in wijnflessen gedaan.Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzoek gedaan naar het onderzoeksmateriaal, te weten de vloeistoffen en kristallen zoals weergegeven in het rapport van het NFI. Het onderzoeksmateriaal bevat MDMA. Ethanol wordt in de chemische industrie toegepast. In relatie tot drugs kan deze stof worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs.
Tijdens een doorzoeking zijn in hotelkamer [kamernummer 1] onder meer 3 kartonnen dozen met lege en volle wijnflessen en een sealapparaat aangetroffen. In kamer [kamernummer 2] lag een stoffen mondkap.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte en zijn mededaders:
- brand hebben gesticht in hotelkamer [kamernummer 1] van [naam hotel 1] en
- zich opzettelijk hebben beziggehouden met het bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Uit de camerabeelden en de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat [medeverdachte] , [verdachte] en NN1 gezamenlijk op 22 december 2022 een aantal dozen, met daarop flesvormige afbeeldingen, en een zware metaalkleurige koffer naar kamer [kamernummer 1] hebben gebracht. [verdachte] heeft verklaard dat hij deze dozen na een telefonisch verzoek van NN1 - hij noemt hem [naam 1] - vanuit [naam hotel 2] met een taxi naar [naam hotel 1] heeft gebracht.[medeverdachte] heeft verklaard dat hij zowel kamer [kamernummer 2] als kamer [kamernummer 1] heeft geboekt in [naam hotel 1] . Kamer [kamernummer 1] heeft hij geboekt voor NN1 - hij noemt hem [naam 2] - en zijn vriend. Hij heeft de vriend van [naam 2] in kamer [kamernummer 1] gezien. De vriend van [naam 2] had een pasje van kamer [kamernummer 1] .De rechtbank stelt verder vast dat op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] , met koffer en tas, en [naam 2] op 23 december 2022 haastig het hotel hebben verlaten om later weer terug te keren zonder koffer en tas. [naam 2] (NN1) is daarna uit beeld verschenen. Hij is niet aangehouden door de politie. [verdachte] heeft verklaard dat hij op 23 december 2022 is gebeld door [naam 1] (NN1). Er was sprake van een noodgeval en hij moest naar het hotel komen.[verdachte] is vervolgens buiten het hotel aangesproken door de politie. Uit het beschikbare bewijsmateriaal is niet gebleken dat hij op 23 december 2022 in het hotel, in kamer [kamernummer 1] , is geweest en/of met een kennelijk zware reiskoffer op de gang waaraan deze kamer gelegen is, is weggelopen.
De rechtbank overweegt verder dat door de verdachte(n) zowel bij de politie als ter zitting op 29 maart 2023 verschillende verklaringen zijn afgelegd, waarvan het lijkt dat deze zijn afgestemd op de (aanvullende) stukken, bevindingen en verklaringen die aan het dossier zijn toegevoegd.
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat op 22 december 2022, na het brengen van voornoemde dozen en koffer door [medeverdachte] , [verdachte] en NN1 naar kamer [kamernummer 1] , een aanvang is gemaakt met het hiervoor omschreven productieproces: het bewerken en verwerken van de harddrugs. In kamer [kamernummer 1] is een veiligheidsbril aangetroffen met het DNA van [medeverdachte]erop en in kamer [kamernummer 2] heeft de politie op aanwijzing van de manager van het hotel voorwerpen gezien die met zo’n productieproces in verband kunnen worden gebracht. De rechtbank vindt verder dat de inbeslaggenomen voorwerpen en stoffen zich in de onmiddellijke nabijheid van [verdachte] en de medeverdachten bevonden en dat zij zich daar ook van bewust waren. Hoewel [verdachte] niet in [naam hotel 1] is gezien op 23 december 2022, is hij wel na de brand door [naam 1] (NN1) gebeld om naar het hotel te komen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat aannemelijk is worden dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het productieproces in een hotelkamer, zoals weergegeven in het proces-verbaal van het LFO, niet door één persoon kan worden bewerkstelligd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich op 23 december 2022, alleen of met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde varianten van brandstichting, nu daartoe het wettige bewijs ontbreekt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.