In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser 1] en [eiser 2] (hierna gezamenlijk aangeduid als [gedaagden]) en [gedaagde 1] V.O.F., [gedaagde 2], en [gedaagde 3] (hierna gezamenlijk aangeduid als [eisers]). De zaak betreft een tekortkoming in de reparatie van een caravan, die door [eisers] is uitgevoerd. De caravan, eigendom van [gedaagden], was beschadigd door hagel en is gerepareerd door [eisers] op basis van een opdracht. Na de reparatie heeft [gedaagden] klachten geuit over de kwaliteit van het werk, waaronder een scheur boven de deur en andere gebreken. [gedaagden] heeft [eisers] aansprakelijk gesteld en vorderde vervangende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een tekortkoming in de uitvoering van de reparatie, maar dat [eisers] niet in verzuim was geraakt. Hierdoor kon de vordering tot vervangende schadevergoeding niet worden toegewezen. De vorderingen van [gedaagden] werden afgewezen, en [gedaagden] werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisers]. In de vrijwaring werd de vordering eveneens afgewezen, omdat de grondslag verviel na de afwijzing van de hoofdzaak. De proceskosten in de vrijwaring werden ook toegewezen aan [gedaagde in de vrijw.].