ECLI:NL:RBAMS:2023:2128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/13/722600 / HA ZA 22-721
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aandeelhouders over niet uitkeren van dividend en toekenning van bonus aan bestuur

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Venture Management Concepts & Capital B.V. (VMC) en Gerimedica Holding B.V. (GeriMedica). VMC, als minderheidsaandeelhouder met 22% van de aandelen in GeriMedica, heeft vorderingen ingesteld tot vernietiging van besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van GeriMedica, genomen op 15 juni 2021. Deze besluiten betroffen het niet uitkeren van dividend over het boekjaar 2020 en het toekennen van een bonus aan het bestuur van GeriMedica. VMC stelt dat deze besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid zoals vastgelegd in artikel 2:8 BW en dat het bestuursbesluit tot toekenning van de bonus nietig is omdat het niet door de bevoegde organen is genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van de algemene vergadering en het bestuur niet in overeenstemming zijn met de geldende regeling voor prestatie-afhankelijke beloning, die pas in januari 2021 is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de besluiten tot toekenning van de bonus aan het bestuur over het boekjaar 2020, dat voorafging aan de inwerkingtreding van de regeling, niet rechtsgeldig zijn. De rechtbank vernietigt de besluiten van de algemene vergadering en het bestuur en veroordeelt GeriMedica in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de zorgvuldigheidsplicht van de vennootschap ten opzichte van haar aandeelhouders, en de noodzaak om besluiten te nemen die in overeenstemming zijn met de statuten en de geldende regelgeving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/722600 / HA ZA 22-721
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VENTURE MANAGEMENT CONCEPTS & CAPITAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. T. Spronk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GERIMEDICA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.T. van der Sluis te Rotterdam.
Partijen zullen hierna VMC en GeriMedica genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juni 2022 met bewijsstukken,
  • de conclusie van antwoord met bewijsstukken,
  • het tussenvonnis van 23 november 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 februari 2023 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GeriMedica houdt zich bezig met de ontwikkeling van software in de ouderengeneeskunde.
2.2.
VMC houdt 22% van de aandelen in GeriMedica. Daarnaast houden McFergus B.V. (40,1%), [naam 3] Management & Participaties B.V. (8,5%), So-Jong B.V. (14,7%) en Vermeer Management Participaties B.V. (14,7%) aandelen in GeriMedica (hierna gezamenlijk aangeduid als de meerderheidsaandeelhouders).
2.3.
Enig aandeelhouder en bestuurder van VMC is [naam 1] . Enig aandeelhouder en bestuurder van McFergus B.V. is [naam 2] , van [naam 3] Management & Participaties B.V. [naam 3] , van So-Jong B.V. [naam 4] en van Vermeer Management Participaties B.V. [naam 5] .
2.4.
De achterliggende natuurlijke personen van de meerderheidsaandeelhouders, te weten [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , zijn tevens de bestuurders van GeriMedica.
Aanvankelijk waren de bestuurders in dienst van GeriMedica door middel van een gesloten arbeidsovereenkomst. Per 1 januari 2021 verrichten de bestuurders hun werkzaamheden ten behoeve van GeriMedica via met hun persoonlijke vennootschappen gesloten managementovereenkomsten.
2.5.
Op de algemene vergadering van aandeelhouders van GeriMedica van 19 januari 2021 is een ‘
Regeling prestatie afhankelijke beloning bestuurders GeriMedica Holding B.V. januari 2021’(hierna: de regeling) vastgesteld.
In de regeling is vastgelegd hoe het bestuur jaarlijks de prestaties van de bestuurders beoordeelt en zijn criteria vastgelegd voor het toekennen van een prestatie-afhankelijke beloning. De regeling luidt verder, voor zover hier relevant:
“Het bestuur van de onderneming zal jaarlijks in januari de prestatie van de
bestuurders over het afgelopen kalenderjaar beoordelen op basis van onderstaande criteria.
Het bestuur kan, op basis van het actuele business plan, aanvullende criteria formuleren voor het komende jaar, zodat de prestatie afhankelijke beloning niet alleen gebaseerd is op
‘generieke’ variabelen, maar ook op actuele doelen passend bij de huidige ontwikkelfase van de onderneming.
Het bestuur legt het besluit over toekennen van een prestatie afhankelijke beloning, inclusief
de hoogte daarvan, vast in een rapportage. Eventuele aanvullende criteria die zijn vastgesteld voor de prestatie afhankelijke beloning over het komend jaar, worden ook in deze rapportage vastgelegd.
Aandeelhouders worden geïnformeerd over de prestatie afhankelijke beloning in de
vergadering waarin ook de jaarrekening wordt vastgesteld. […]
Vastgesteld door het bestuur van GeriMedica Holding BV op 6 januari 2021”
2.6.
In januari 2021 heeft het bestuur van GeriMedica een rapportage als bedoeld in de regeling opgesteld (hierna: de rapportage), die, voor zover hier relevant, als volgt luidt:
“Het bestuur van GeriMedica Holding BV heeft in januari 2021 de ‘Regeling prestatie
afhankelijke beloning bestuurders GeriMedica Holding BV’ toegepast op de afgelopen periode.
De volgende criteria zijn door het bestuur daarbij gewogen:
• de financiële gezondheid van de onderneming; uitgedrukt in winstpercentage en
omzetgroei in licenties
• de missie van de onderneming is ten uitvoer gebracht door het realiseren van de
genoemde variabelen
Het bestuur stelt vast dat aan beide criteria is voldaan.
De onderneming heeft de afgelopen jaren financieel (zeer) goed gepresteerd. Verder is er
sprake van sterke groei van de onderneming en daarmee van de verantwoordelijkheid van de bestuurders.
In het licht van deze prestatie alsmede de beperkte hoogte van de beloning van de bestuurders in de afgelopen periode, alsmede de afwezigheid van structurele salarisverhogingen in de afgelopen jaren stelt het bestuur de hoogte van de prestatie afhankelijke beloning vast op € 37.500,- per bestuurder.
Hiermee wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de hoogte van de beloning, als
Beschreven in de regeling.”
2.7.
Op 15 juni 2021 heeft er een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: algemene vergadering) van GeriMedica plaatsgevonden. Alle aandeelhouders waren op deze vergadering vertegenwoordigd. Op de agenda stond, onder meer,
‘jaarrekening 2020 + winstbestemming vaststellen’. Tijdens deze algemene vergadering hebben alle aandeelhouders, met uitzondering van VMC, ingestemd met het vaststellen van de jaarrekening over 2020. In deze jaarrekening was onder ‘
kortlopende schulden’eveneens een post
‘nog te betalen bonus 172.500,-‘opgenomen. Ook hebben de aandeelhouders, met uitzondering van VMC, ingestemd met het besluit om over 2020 geen dividend uit te keren. Uit de notulen die van deze vergadering zijn gemaakt blijkt verder dat de meerderheidsaandeelhouders ven mening zijn dat VMC niet langer stemgerechtigd is, hetgeen VMC betwist, maar dat wel steeds is genoteerd wat VMC zou hebben gestemd indien dit wel het geval zou zijn geweest.
De notulen luiden verder, voor zover hier relevant:
“3. Jaarrekening 2020 + winstbestemming
[naam 2] ( [naam 2] , Rechtbank) vraagt [naam 3] ( [naam 3] , rechtbank) om een beknopte toelichting te geven op de jaarrekening.
[naam 1] ( [naam 1] , rechtbank) vraagt bij pag. 17 post “nog te betalen bonus”. [naam 3] geeft toelichting dat dit de bonus voor medewerkers is en 150K bonus voor het bestuur. [naam 1] vraagt hoe dit samenhangt met de regeling voor bestuurders. Hij dacht dat regeling zo was opgesteld dat deze niet van toepassing op 2020 kon zijn. [naam 3] ligt toe dat deze wel van toepassing is op 2020. [naam 3] licht toe hoe verlies van werkmaatschappij bewust gecreëerd wordt in de jaarrekening om vermogen op te bouwen in de Holding.
[naam 1] vraagt zich af hoe besluitvorming over uitkeren van dividend gaat. [naam 3] en [naam 2] lichten
toe dat bij dit vergaderpunt alleen wordt besloten om de winst toe te voegen aan de
algemene middelen en dat het besluit tot uitkeren van dividend apart geagendeerd
staat.
[naam 1] vraagt wat de criteria zijn voor uitkeren van de bonus. [naam 3] geeft aan dat dit in de
vastgestelde bonusregeling staat. [naam 1] zegt: “de norm van 15% omzetgroei is niet
gehaald en zorgdossier is niet gelanceerd. Ik vind het een mager verhaal”. [naam 2] geeft
aan dat bonus op basis van de regeling is toegekend. [naam 1] betwist dit. [naam 3] komt even
later in de vergadering terug op dit punt en leest de tekst van de regeling voor:
‘.,.tenminste 8% van de omzet, dan wel een groei van de licentie inkomsten van 15%”.
Aan die regel voldoen we. [naam 1] constateert dat je dat nu uit zit te rekenen omdat ik
die vraag nu stel”. [naam 3] ontkent dat; “...de regeling is in februari zorgvuldig toegepast. Dit
is alweer even geleden; daarom had ik het nu even niet scherp”. Er volgt een
geanimeerde discussie over de toepassing van de bonusregeling waarbij aanwezigen
het niet eens worden.
Jaarverslag: Het valt [naam 1] op dat zorgdossier eind 2021 zal worden gelanceerd. [naam 2] ligt
toe dat dit voor iedereen een tegenslag is. Hij geeft nog een toelichting op de in het
jaarverslag genoemde punten.
[naam 1] stelt vraag over aanstellen van een Engineering manager. [naam 2] ligt toe hoe dit
samenhangt met de groei van de onderneming.
[naam 1] laat weten dat hij het bijzonder vindt dat bonussen zijn toegekend terwijl in zijn ogen
allerlei strategische dingen niet zijn behaald. [naam 2] geeft aan het oneens te zijn met die
samenvatting van de bedrijfsvoering in 2020.
[naam 2] stelt voor over te gaan tot vaststellen van de jaarrekening en de daarin opgenomen
winstbestemming. […]

5.Dividend besluit

[naam 2] geeft aan dat “...ons standpunt is dat het niet past om dividend uit te keren”.
[naam 1] stelt dat met de gerealiseerde winst je “normaliter een dividenduitkering zou doen”.
[naam 2] antwoord dat, in lijn met het besluit van vorig jaar, “normaliter” er door de
onderneming juist geen dividend wordt uitgekeerd. Dit is de aard van het bedrijf; het
bestaat niet om de aandeelhouders te ‘pleasen’, maar om waarde te creëren in de
gezondheidszorg. Daarmee is de default om geen dividend uit te keren.
Er volgt een gesprek over de historie van de onderneming op dit punt, over waarde
toevoegen aan de zorg en over hoe we in het verleden hebben gesproken en besloten
over het waarderen van medewerkers en het uitkeren van dividend.
[naam 1] geeft aan het “niet correct te vinden hoe hierover geschakeld wordt”,
[naam 2] vraagt de aanwezigen te stemmen over het voorgenomen besluit om geen dividend
uit te keren. […]”
2.8.
Nadien is er ook daadwerkelijk een bonus van in totaal € 150.000,- uitgekeerd aan de holdings van de bestuurders.
2.9.
In een eerder stadium was er al een conflict tussen VMC en de meerderheidsaandeelhouders ontstaan over de aanbiedingsverplichting van de aandelen die VMC houdt in GeriMedica, alsmede over de houdbaarheid van een drietal besluiten van GeriMedica, te weten het besluit van 4 juni 2020 (ten aanzien van het niet uitkeren van dividend over 2019), het besluit van 10 december 2020 (ten aanzien van het goedkeuren van het ‘voorstel wijzigen beloningsstructuur bestuurders’) en het besluit van 19 januari 2021 (het goedkeuren dan wel vaststellen van het ‘voorstel tot vaststellen nieuwe beloningsstructuur bestuurders’). Hierover hebben partijen al een eerdere procedure bij deze rechtbank gevoerd.
2.10.
Deze rechtbank heeft in die eerdere procedure bij vonnis van 14 april 2022 (hierna: het eerdere vonnis) voor zover hier relevant, het volgende overwogen en beslist:
“5.7. De conclusie is dus dat alle aandeelhouders zich op de algemene vergadering van 13 juni 2019 hebben verbonden aan de nieuwe aandeelhoudersovereenkomst binnen de op te zetten vennootschapsstructuur, met daarin dezelfde rechten en verplichtingen als in de oude aandeelhoudersovereenkomst, waaronder de in artikel 8 opgenomen aanbiedingsplicht, met één uitzondering (artikel 6.3), die voor deze procedure niet van belang is.[…]
5.11. […]
De conclusie is dan ook dat met de opzegging door GeriMedica van de managementovereenkomst met A Square de aanbiedingsplicht van artikel 8.1 van de aandeelhoudersovereenkomst is ontstaan. […]
5.21.
Bij de beantwoording van de vraag of de besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 1 BW gaat het erom of de algemene vergadering bij de afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Daarbij moet de rechter terughoudend toetsen.
5.22.
Op de mondelinge behandeling heeft VMC bevestigd dat ook voorafgaand aan 2016 geen dividend is uitgekeerd. Uit de eigen stellingen van VMC volgt bovendien al dat het de overige aandeelhouders uitgekeerde dividend in 2016, 2017 en 2018 is gebruikt ter aflossing van leningen die die aandeelhouders met VMC hadden afgesloten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de algemene vergadering niet in redelijkheid en naar billijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om in 2019 wederom geen dividend uit te keren.
5.23.
Uit het dossier blijkt dat de vraag of [naam 1] net als de overige aandeelhouders een arbeidsovereenkomst zou moeten krijgen danwel of de bestuurders, net als [naam 1] , hun werkzaamheden op basis van een managementovereenkomst zouden verrichten, al langer speelde. Dat heeft VMC tijdens de mondelinge behandeling ook erkend. Er is niet gesteld of gebleken dat VMC op enig moment bezwaar heeft gemaakt tegen het voorstel om met de overige aandeelhouders ook managementovereenkomsten te sluiten in plaats van arbeidsovereenkomsten. Reeds daarom is de rechtbank van oordeel dat het wijzigen van de beloningsstructuur in die zin dat de bestuurders hun werkzaamheden voortaan op basis van een managementovereenkomst zouden verrichten niet in strijd is met de door artikel 2:8 lid 1 BW geëiste redelijkheid en billijkheid. Ook met betrekking tot de hoogte van de vaste beloning en de variabele beloning, die aan diverse voorwaarden is gebonden en is gemaximeerd, is er, gelet op de toelichting van het bestuur voorafgaand aan de besluitvorming en de toelichting van GeriMedica Holding in deze procedure geen aanleiding om aan te nemen dat de algemene vergadering niet in redelijkheid en naar billijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Een besluit tot het daadwerkelijk uitkeren van bonussen, zoals kennelijk in juni 2021 is genomen, is niet overgelegd en ligt in deze procedure niet voor, omdat daarvan geen vernietiging is gevorderd. […]”
Tegen het eerdere vonnis is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De procedure in hoger beroep loopt nog.

3.Het geschil

3.1.
VMC vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. ten aanzien van het besluit, genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders van GeriMedica d.d. 15 juni 2021, inhoudende (i) dat over het boekjaar 2020 geen dividend wordt uitgekeerd en (ii) dat de jaarstukken 2020 worden vastgesteld met inachtname daarvan alsmede het uitkeren van
€ 172.500,- van bonus aan het bestuur, dit besluit respectievelijk deze besluiten zal vernietigen;
II. ten aanzien van het besluit, genomen door het bestuur van GeriMedica en bekend gemaakt op 15 juni 2021, dat aan het bestuur een bonus wordt toegekend over het jaar 2020: voor recht zal verklaren dat dit besluit nietig is althans dit zal vernietigen;
III. GeriMedica zal veroordelen tot vast- en betaalbaarstelling van een redelijk te achten dividend over het boekjaar 2020;
IV. GeriMedica in de kosten van deze procedure zal veroordelen, daaronder begrepen de nakosten.
3.2.
VMC stelt hiertoe dat de gewraakte besluiten in strijd zijn met artikel 2:15 lid 1 aanhef en onder b en/of c BW. De besluiten zijn in strijd met de regeling zelf dan wel komen in strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Het bestuursbesluit tot toekenning van de bonus is verder ook in strijd met de wet omdat het competente orgaan voor een dergelijk besluit niet het bestuur maar de algemene vergadering is, en er geen rechtens toereikende delegatie aan het bestuur heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat het besluit nietig is in de zin van artikel 2:14 BW, dan wel vernietigbaar is in de zin van artikel 2:15 lid 1 aanhef en onder a BW, aldus steeds VMC.
3.3.
GeriMedica voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
VMC komt in deze procedure als minderheidsaandeelhouder op tegen door het bestuur dan wel de algemene vergadering van GeriMedica genomen besluiten over het niet uitkeren van dividend alsmede het wel uitkeren van bonussen aan het bestuur over het boekjaar 2020. VMC meent dat deze besluiten nietig dan wel vernietigbaar zijn.
Voldoende belang
4.2.
Voor zover GeriMedica zich erop beroept dat VMC onvoldoende belang heeft bij het gevorderde gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij.
Met de gevorderde nietigheid/vernietigbaarheid van de besluiten rondom het toekennen van een bonus aan het bestuur over 2020 heeft VMC belang nu bij een toewijzing van zijn vorderingen de al uitgekeerde bonussen zouden moeten terugvloeien in het vermogen van GeriMedica, waarvan VMC mede aandeelhouder is en wat vervolgens weer van invloed kan zijn op de waarde van zijn aandelen. Met zijn vorderingen rondom het (niet) toekennen van dividend heeft VMC belang omdat dan mogelijk ook aan hem dividend toekomt, ook indien dat in dat geval vervolgens weer een nadelige invloed kan hebben op de waarde van zijn aandelen.
Het eerdere vonnis
4.3.
Zolang in hoger beroep niet anders is beslist, gaat de rechtbank in deze procedure uit van hetgeen is overwogen en beslist in het eerdere door deze rechtbank tussen partijen gewezen vonnis.
Ten aanzien van het niet uitkeren van dividend
4.4.
VMC stelt ten aanzien van dit besluit het volgende. in de jaren 2019 en 2020 is geen dividend uitgekeerd, maar over de jaren 2016 – 2018 wel. Dat dividend werd gebruikt om met VMC afgesloten leningen af te lossen. De aandeelhouders die geen leningen hadden afgesloten profiteerden eveneens van de dividenduitkeringen. Vastgesteld moet worden dat er vanaf 2019 een lijn is van het verschuiven van het uitkeren van dividend naar het toekennen van een bestuursbonus in een situatie waarbij sprake is van een conflict tussen VMC en de meerderheidsaandeelhouders en waarbij VMC mogelijk verplicht is zijn aandelen aan de overige aandeelhouders aan te bieden. Verder is het zo dat de regeling, die als basis wordt genomen voor het toekennen van die bonus, geen rekening houdt met de financieringsbehoefte vanuit de onderneming. Een dergelijke gang van zaken benadeelt de enige aandeelhouder (VMC) die geen bestuurder is. Op dit punt is sprake van een ontoelaatbare vermenging van hoedanigheden van meerderheidsaandeelhouders en bestuursleden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat aandeelhouders recht hebben op dividend. Verder dient bij het afwegen van belangen bij het nemen van een (dividend) besluit bijzondere aandacht te worden besteed aan het belang van de minderheidsaandeelhouder. De gang van zaken is in strijd met artikel 2:8 BW mede omdat kennelijk gehandeld is met het oogmerk om VMC als minderheidsaandeelhouder, niet zijnde bestuurslid, te benadelen.
Aandeelhouders hebben zich verder slechts gecommitteerd aan een dividendbeleid waarbij ‘rekening’ wordt gehouden met de groeibehoefte van de onderneming maar niet met het te allen tijde uitsluiten van het uitkeren van dividend, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 2:8 BW. Niet wordt gemotiveerd waarom de groeibehoefte van de onderneming hier uitkering van dividend zou verhinderen. Uitgangspunt blijft dat er dividend moet worden uitgekeerd. De groeibehoefte is verder niet als mogelijke verhindering van de bonusuitkering in de regeling opgenomen, aldus steeds VMC.
4.5.
GeriMedica betwist dat er sprake is van een verschuiving van dividend naar bonus en dat zij hiermee beoogt VMC te benadelen. Aan het bestuur werd in het verleden ook al bij goed presteren een bonus uitgekeerd. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in het eerdere vonnis al heeft overwogen, heeft ook voor 2020 te gelden dat de algemene vergadering in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om, in lijn met de bestendige praktijk en hetgeen partijen zelf zijn overeengekomen in de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst, geen dividend uit te keren en de winst toe te voegen aan de algemene reserves van GeriMedica.
Toetsingskader
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de in artikel 2:8 BW neergelegde regel dat de vennootschap, en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, onder meer meebrengt dat de vennootschap de zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. Daarbij mag door de vennootschap het belang van de minderheidsaandeelhouder niet uit het oog worden verloren. De uitwerking van deze zorgvuldigheidsplicht zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat de rechter terughoudendheid toepast bij de beoordeling of een orgaan van een vennootschap bij het nemen van een besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145). De ratio van het marginale karakter van deze toetsing is dat het orgaan bij de besluitvorming en de daarbij af te wegen - dikwijls tegenstrijdige - belangen een eigen verantwoordelijkheid heeft en de rechter dat orgaan die ruimte ook moet laten.
4.7.
Zoals al volgt uit het eerdere vonnis, was het, met uitzondering van de boekjaren 2016-2018, de bestendige praktijk van GeriMedica dat groei van de onderneming wordt voorgestaan en dat gemaakte winst niet als dividend wordt uitgekeerd maar aan de algemene reserves wordt toegevoegd. Dat past ook bij wat in de statuten en in de aandeelhoudersovereenkomst(en) is verwoord waarmee ook VMC geacht wordt te hebben ingestemd. Verwezen wordt naar wat hierover al is overwogen in het eerdere vonnis, zoals hiervoor onder 2.10 geciteerd. Verder bestaat er geen absoluut recht op dividend. Wel kan er sprake zijn van een belang bij het uitkeren van dividend, welk belang dient te worden afgewogen tegen alle andere aanwezige belangen van de vennootschap en de bij haar betrokken organen. Dat sprake is van een situatie van het verschuiven van dividend naar bonusuitkering ten einde VMC als minderheidsaandeelhouder en niet-bestuurslid te benadelen, is niet komen vast te staan. Voor het kunnen aannemen van een dergelijke opzettelijke handelwijze van de meerderheidsaandeelhouders, tevens bestuursleden, heeft VMC onvoldoende gesteld. Zowel vóór als nà het tot stand komen van de regeling is het dividendbeleid ongewijzigd voortgezet en staat, als onvoldoende betwist, vast dat het ook in de oude situatie, toen de bestuursleden nog werkzaamheden verrichtten op grond van een arbeidsovereenkomst, mogelijk was om een bonus aan de bestuursleden toe te kennen. Daarbij kan in het midden blijven of dergelijke bonussen al dan niet daadwerkelijk zijn toegekend in het verleden, wat door VMC bij gebrek aan wetenschap wordt betwist. De regeling die ziet op het kunnen toekennen van bonussen aan het bestuur is op correcte wijze vastgesteld door de algemene vergadering. Dat is in het eerdere vonnis al beslist. Deze regeling sluit daarnaast het eveneens kunnen uitkeren van dividend niet uit.
Gelet op het voorgaande wordt het besluit tot het niet uitkeren van dividend over 2020 niet onaanvaardbaar geacht in die zin dat de algemene vergadering in redelijkheid niet tot dit besluit heeft mogen komen.
4.8.
Gelet op het voorgaande zijn de in deze procedure ingestelde vorderingen, voor zover deze zien op het niet uitkeren van dividend dan wel tot het alsnog vast- en betaalbaar stellen van een redelijk te achten bedrag aan dividend over 2020 niet toewijsbaar.
Ten aanzien het toekennen van een bonus aan het bestuur
Nietigheid besluit(en)
4.9.
VMC stelt dat het besluit tot het toekennen van een bonus door een daartoe onbevoegd orgaan is genomen en daarmee nietig is. Op de algemene vergadering was een te nemen bonusbesluit niet geagendeerd. Het vaststellen van de jaarrekening 2020, met daarin eveneens een post ‘nog te betalen bonus’, is niet aan te merken als bonusbesluit van de algemene vergadering.
4.10.
GeriMedica voert ten verwere aan dat er geen sprake is geweest van een genomen bonusbesluit door een daartoe onbevoegd orgaan. Het bestuur heeft de bonus wel uitgerekend en dienaangaande een rapport opgesteld als bedoeld in de regeling. Vervolgens is de uit te keren bonus, zoals te doen gebruikelijk, opgenomen als post in de jaarstukken, welke jaarstukken door de algemene vergadering zijn vastgesteld en goedgekeurd. Daarmee heeft de algemene vergadering tevens beslist over de uit te keren bonus. Daarbij komt dat over het aan het bestuur toe te kennen bonus op de algemene vergadering inhoudelijk is gedebatteerd. Het is geen vereiste voor een rechtsgeldige besluitvorming dat dit punt ook afzonderlijk moet zijn geagendeerd.
4.11.
De rechtbank overweegt dat het beroep op nietigheid faalt. Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit tot het toekennen van een bonus aan het bestuur formeel genomen dient te worden door de algemene vergadering. De enkele omstandigheid dat het bestuur overeenkomstig het bepaalde in de regeling uitrekent of aan de criteria voor het toekennen van een bonus is voldaan, en, indien dit het geval is, een rapportage opstelt met de vaststelling van het bedrag dat aan bonus kan worden toegekend, sluit het (eveneens) nemen van een besluit hierover door de algemene vergadering niet uit. Dat is in casu ook gebeurd. Het was immers de algemene vergadering die op 15 juni 2021, na een inhoudelijk gevoerd debat over onder meer de aan het bestuur uit te keren bonus, de jaarstukken heeft vastgesteld en goedgekeurd, waarin ook de post ‘nog te betalen bonus’ was opgenomen. Daarmee heeft de algemene vergadering ook ingestemd met het toekennen van een bonus aan het bestuur over het boekjaar 2020 en kan het besluit daaromtrent door het daarvoor bevoegde orgaan genomen worden geacht. Hieraan doet niet af dat de toe te kennen bonus aan het bestuur niet apart voor de algemene vergadering was geagendeerd. Ook doet aan dit oordeel niet af dat het inhoudelijk debat hierover heeft plaatsgevonden nadat [naam 1] tijdens de vergadering vragen is gaan stellen. Feit blijft dàt erover inhoudelijk is gedebatteerd, wat duidelijk blijkt uit de hiervoor onder 2.7 geciteerde notulen van de algemene vergadering. Er is geen sprake van een nietig besluit.
Vernietigbaarheid besluiten
4.12.
VMC roept daarnaast de vernietigbaarheid van de bonusbesluiten in op grond van artikel 2:8 dan wel artikel 2:15 eerste lid aanhef en onder c BW. Als meest verstrekkend argument stelt VMC dat de regeling, die eerst in januari 2021 is vastgesteld, geen grondslag biedt om al over het daaraan voorafgaande jaar 2020 een bonus toe te kennen. De regeling zelf vermeldt ook niet dat deze terugwerkende kracht toekomt. Het was ook nimmer de bedoeling om de pas op 19 januari 2021 vastgestelde regeling al eerder dan 19 januari 2021 werking te laten hebben. Ook zijn de nader met de bestuursleden gesloten managementovereenkomsten pas op 1 januari 2021 ingegaan.
4.13.
GeriMedica voert hiertegen aan dat het wel altijd al de bedoeling was om de regeling van toepassing te laten zijn en toe te passen op het boekjaar 2020 en dat dit ook volgt uit een redelijke uitleg van de regeling. Hieraan doet niet af dat de regeling pas in januari 2021 is vastgesteld. De regeling vermeldt met zoveel woorden dat de prestaties van de bestuurders in januari ‘
over het afgelopen kalenderjaar’worden beoordeeld op basis van de in de regeling vastgestelde criteria. Het was bovendien altijd al een bestendige gedragslijn, ook toen er nog op basis van arbeidsovereenkomsten werd gewerkt, dat bestuursbonussen werden toegekend in het jaar na het bestuursjaar waarop de bonus ziet omdat het behaalde resultaat ook pas op 31 december bekend is. Verder is de vennootschap gediend met de bonus aan het bestuur, dat zich op buitengewone wijze heeft ingespannen voor GeriMedica in het moeilijke Covid-jaar 2020. Noch artikel 2:245 BW noch de regeling sluit toekenning van een bonus aan het bestuur vanwege prestaties in het jaar 2020 uit. De beoordeling van de prestaties over 2020 is gebeurd op een moment toen de regeling al was aangenomen door de algemene vergadering.
4.14.
De rechtbank stelt voorop dat de regeling door de algemene vergadering is vastgesteld en een onderdeel vormde van de nieuwe gewijzigde bedrijfsstructuur. Het besluit waarbij de regeling zelf is vastgesteld, ligt niet in deze procedure ter beoordeling voor. In deze procedure gaat de rechtbank er vanuit dat de regeling, met de daarin vermelde criteria, geldt. Onderdeel van de gewijzigde structuur was eveneens de nieuwe situatie per
1 januari 2021 dat de bestuurders vanaf die datum geen werkzaamheden meer verrichten op grond van een arbeidsovereenkomst maar in plaats daarvan via met hun holdingvennootschappen gesloten managementovereenkomsten. Het bestuur van GeriMedica heeft vervolgens in januari 2021, op een moment waarop de regeling al gold, beoordeeld aan de hand van de in de regeling neergelegde criteria of aan de bestuursleden over het boekjaar 2020, toen zij nog in loondienst waren van GeriMedica, een bonus toekomt. Na de gehouden algemene vergadering van 15 juni 2021, waarbij de jaarrekening 2020 met daarin opgenomen de post ’nog te betalen bonus’ werd vastgesteld, is de bonus over 2020 daadwerkelijk uitgekeerd aan de holdingvennootschappen van de bestuursleden.
4.15.
In deze procedure verschillen partijen in de eerste plaats van mening over de vraag of de regeling zelf wel de ruimte biedt voor het al over 2020 toekennen van een bonus, nu de regeling pas in januari 2021 is vastgesteld. GeriMedica stelt, kort samengevat, dat het toekennen van een bonus op grond van de regeling ook over 2020 al mogelijk was, en dat dat ook de bedoeling van de regeling was, terwijl VMC meent dat dat, op grond van diezelfde regeling, pas mogelijk zou zijn voor het boekjaar 2021. Kortom, partijen leggen de regeling op dit punt ieder op verschillende wijze uit.
Voor de vraag hoe een afspraak moet worden uitgelegd wordt vooropgesteld dat het bij de vaststelling van de betekenis van een schriftelijke afspraak niet alleen aankomt op de bewoordingen daarvan, maar ook op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Kort gezegd: wat waren de (over en weer kenbare) bedoelingen van partijen? Daarbij moeten alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken.
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de regeling in redelijkheid niet anders worden uitgelegd dan dat deze pas is ingegaan per januari 2021 en daarmee als prikkel dient tot goed presteren van de bestuurders vanaf dat moment. De zinsnede dat de prestaties
over het afgelopen kalenderjaardienen te worden beoordeeld, betekent dan ook dat de prestaties vanaf de ingangsdatum van de regeling, derhalve de via de managementovereenkomsten verrichte prestaties vanaf januari 2021, in januari 2022 worden beoordeeld. De regeling strekt er niet toe uitkering van een bonus aan het bestuur mogelijk te maken over een boekjaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van de regeling. In 2020 werkten de bestuurders verder ook nog op basis van een arbeidsovereenkomst waarin volgens de bestuurders eveneens bonusaanspraken (tot lagere bedragen) stonden vermeld bij goed presteren. Naar moet worden aangenomen dienen eventuele bonusaanspraken over 2020 dan ook te worden beoordeeld op basis van hetgeen in die arbeidsovereenkomsten staat vermeld.
Het desondanks toch op grond van de regeling en de daarin verwoorde criteria toch al toekennen van een bonus over 2020 wordt daarmee in strijd geacht met de regeling zelf. De besluiten tot toekennen van de bonus vallen als het ware buiten de bandbreedte van de regeling waarop deze besluiten zijn gebaseerd en zijn niet in het belang van de onderneming, maar slechts in het belang van haar bestuurders.
Dat er mogelijk op andere gronden, zoals op grond van de nog voor 2020 geldende arbeidsovereenkomst, eveneens mogelijk zou zijn geweest enig bedrag aan bonus uit te keren, doet niet af aan het oordeel dat in redelijkheid niet door het bestuur en/of de algemene vergadering tot het toekennen van een bonus aan het bestuur over 2020
op grond van de regelinghad mogen worden overgegaan.
Het voorgaande betekent dat de besluiten van het bestuur en van de algemene vergadering tot het toekennen van de bonus aan het bestuur over 2020 en het vaststellen van de jaarrekening met daarin opgenomen de post ‘nog te betalen bonus’ vernietigbaar worden geacht op grond van artikel 2:15 eerste lid aanhef en onder c BW. Dit artikel bepaalt immers dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met een reglement. De vorderingen van VMC die zien op de vernietiging van deze besluiten van het bestuur en de algemene vergadering zullen daarom als hierna vermeld worden toegewezen.
Ten aanzien van de proceskosten
4.17.
GeriMedica zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VMC begroot op
€ 133,49 aan explootkosten, € 676,- aan betaald griffierecht en € 1.196,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief II ad € 598,-). De nakosten zijn als hierna vermeld toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 15 juni 2021 tot vaststelling van de jaarstukken 2020, met daarin opgenomen de post ‘
nog te betalen bonus 172.500’,
5.2.
vernietigt het besluit van het bestuur, genomen in januari 2021 en vastgelegd in de rapportage waarbij aan het bestuur van GeriMedica op grond van de regeling een bonus van € 35.000,- per bestuurslid is toegekend;
5.3.
veroordeelt GeriMedica in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VMC begroot op € 2.005,49;
5.4.
veroordeelt GeriMedica in de na dit vonnis aan de zijde van VMC ontstane nakosten, begroot op € 173,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met € 90,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als GeriMedica niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: CLdR