Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] uit Amsterdam, eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
15 mei 2019 [2] . Tot slot verwijst verweerder naar het negatieve advies van de CRK van
14 maart 2022.
Beoordeling door de rechtbank
3 februari 2023 waarin is geconcludeerd dat het hoogst aannemelijk is dat de erker(s) en het (dichtgebouwde) balkon ruim vóór 2011 zijn aangebracht en vermoedelijk zelfs stammen uit de tijd van de oprichting van het pand. Daarom zijn de erker en de berging op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar en moet de aangevraagde vergunning worden verleend. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2022. [3]
Ondergeschikte delen van gebouwen” als volgt: “
Voorzover balkons, erkers, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot.” De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat niet langer wordt betwist dat de erker en berging al (ruim) voor 2011, het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, feitelijk aanwezig waren. Partijen verschillen wel van mening over
(i)of onder ‘aanwezig zijn’ in de zin van deze bepaling ook een niet-vergunde feitelijke situatie moet worden verstaan,
(ii)of deze bepaling ook betrekking heeft op het legaliseren van een bestaande situatie als er geen vernieuwing plaatsvindt, en
(iii)of de erker (en de berging) van het gebouw onder deze bepaling vallen.
dat de bestaande openheid gehandhaafd moet blijven”. Bij het handhaven van de bestaande openheid past dat bestaande bouwwerken ook mogen worden gehandhaafd; daarmee verandert immers niets aan de bestaande openheid. Dit sluit aan bij de regeling van artikel 28.2.1, sub a, van het bestemmingsplan waarin is bepaald dat bestaande gebouwen op binnenterreinen en tuinen, die zijn bestemd tot ‘Tuin-3’, mogen worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot. Anders dan in artikel 26.2.3 van het bestemmingsplan is hier – voor gebouwen – dus wel ook het handhaven expliciet benoemd, maar dat de planwetgever heeft bedoeld een andere regeling te treffen voor deze gebouwen dan voor de ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in artikel 26.2.3 van het bestemmingsplan blijkt nergens uit. Dat ligt ook niet voor de hand. Niet valt in te zien welk belang gediend zou zijn met het wel toestaan van vernieuwing en het niet toestaan van handhaving van een ondergeschikt bouwdeel. Het door verweerder genoemde belang van handhaving van de bestaande openheid van de binnenterreinen wordt hiermee in ieder geval niet gediend.
ondergeschikte delen van gebouwen” geeft dit artikel een opsomming van gebouwdelen – balkons, erkers, galerijen, luifels, buitentrappen – die wordt afgesloten met “
of andere ondergeschikte delen van gebouwen”. Tekstueel kan dit niet anders worden uitgelegd dan dat de in de opsomming genoemde bouwdelen kwalificeren als ondergeschikte delen van gebouwen in de zin van dat artikel en dat ook andere gebouwdelen als zodanig kunnen kwalificeren. Deze uitleg sluit aan bij de tekst van artikel 42.5, sub f, van het bestemmingsplan. Anders dan verweerder stelt, geeft dit artikelonderdeel geen maximale afmetingen voor erkers om als ondergeschikt bouwdeel aangemerkt te kunnen worden. Met de zin “
erkers, koekoeken en andere ondergeschikte delen van bouwwerken” worden erkers ook hier naar hun aard aangemerkt als ondergeschikte delen van bouwwerken. Vervolgens is bepaald dat de nieuwbouw hiervan, als de bestemmingsgrenzen worden overschreden, op grond van dit artikelonderdeel is toegestaan als het betreffende ondergeschikte bouwdeel ook een ondergeschikt deel van de gevel is. Daarvoor geeft het artikel bepaalde maximale afmetingen. Die beperking – dat tevens sprake moet zijn van een ondergeschikt deel van de gevel – is in artikel 26.2.3 van het bestemmingsplan niet opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan al aanwezig waren.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023.