Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en witwassen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1989 in Roemenië, zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van valsheid in geschrift, omdat niet bewezen kon worden dat zij als medepleger betrokken was bij het gebruik van valse geschriften. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de valse documenten die door de medeverdachte waren gebruikt.
De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Dit is vastgesteld op basis van bankgegevens waaruit blijkt dat de verdachte de huur voor de woning van de medeverdachte heeft betaald, terwijl zij wist dat deze huur was gebaseerd op valse documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte een geldbedrag van ongeveer € 12.300,- voorhanden hadden, dat afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een forse overschrijding van de redelijke termijn, die in dit geval zes jaar en twee maanden bedroeg, terwijl de redelijke termijn twee jaar zou moeten zijn. Ondanks deze overschrijding heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd, met een proeftijd van één jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het bewezen feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.