Feit 1:
in de periode vanaf 1 januari 2016 tot en met 18 maart 2016 in Nederland opzettelijk van valse geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
A) een kopie van een werkgeversverklaring van het bedrijf [naam bedrijf 1] d.d. 3 februari 2016 op naam van [medeverdachte] en
B) salarisspecificaties van het bedrijf [naam bedrijf 1] op naam van [medeverdachte] betreffende de periode november 2015 en december 2015 en januari 2016 en
C) bankafschriften van de [bank] Bank van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte] over de periode december 2015 en januari 2016 en
D) een inkomensverklaring over het jaar 2015 van de Belastingdienst geadresseerd aan [medeverdachte] ondertekend door inspecteur [naam 1] ,
gebruik heeft gemaakt, als ware deze echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte deze geschriften heeft overgelegd aan mevrouw [naam 3] van [naam bedrijf 2] teneinde de woning aan [locatie] te kunnen huren en heeft afgeleverd aan mevrouw [naam 3] van [naam bedrijf 2] en voorhanden heeft gehad,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid op deze geschriften staat vermeld dat:
ad A) die [medeverdachte] sinds 1 januari 2016 een dienstverband had voor onbepaalde tijd met [naam bedrijf 1] en dat die [naam bedrijf 1] loon heeft betaald en loon verschuldigd was aan die voornoemde [medeverdachte] van EUR 75.000,- bruto per jaar met EUR 6.000,- bruto vakantietoeslag, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was en
ad B) die [medeverdachte] sinds 1 januari 2015 een dienstverband had met [naam bedrijf 1] en die [naam bedrijf 1] loon heeft betaald en loon verschuldigd was aan die voornoemde [medeverdachte] van EUR 6.250,- bruto voor de maand november 2015 en december 2015 en januari 2016, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was en
ad C) die [medeverdachte] op 24 december 2015 en 24 januari 2016 een geldbedrag heeft ontvangen van respectievelijk EUR 3.644,42 en EUR 3.696,83 afkomstig van het bedrijf [naam bedrijf 1] met als respectievelijke omschrijving “salaris periode 12” en “salaris periode 01”, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was en
ad D) inspecteur [naam 1] van de Belastingdienst op 22 februari 2016 op naam van die [medeverdachte] een inkomen over het jaar 2015 zou hebben geregistreerd van EUR 81.000,-, terwijl de Belastingdienst deze brief nooit heeft verstuurd naar die [medeverdachte] en er bij de Belastingdienst niemand werkzaam is met de naam [naam 1] en die [medeverdachte] in het jaar 2015 geen inkomen heeft gehad van EUR 81.000,-,
terwijl zij, verdachte, wist, dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst;