ECLI:NL:RBAMS:2023:2066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
13/314406-22 (A), 13/276262-22 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake marktplaatsoplichting met meerdere slachtoffers

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij en oplichting. De verdachte, geboren in 1994 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het kopen van goederen via Marktplaats en Facebook zonder de afgesproken betaling te verrichten. De rechtbank behandelde twee zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, waarbij de verdachte in totaal elf slachtoffers had gemaakt in de periode van oktober 2022 tot en met december 2021. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen bewezen waren, waarbij de modus operandi van de verdachte bestond uit het doen van valse bankovermakingen via een nep bankapplicatie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, verwijzend naar de psychische problemen van de verdachte. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Tevens werden de benadeelde partijen schadeloosgesteld voor hun materiële schade, terwijl immateriële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummers: 13/314406-22 (A), 13/276262-22 (B)
Datum uitspraak: 16 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] ,
momenteel gedetineerd in [detentieplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. V. de Jong en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op verschillende plaatsen in Nederland schuldig heeft gemaakt aan:
A. flessentrekkerij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2022 tot en met 1 november 2022. Subsidiair tenlastegelegd als oplichting.
B. het medeplegen van flessentrekkerij in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 5 december 2021. Subsidiair tenlastegelegd als medeplegen van oplichting.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt in beide zaken bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij. Allereerst volgt uit alle aangiftes dat de dader, die zichzelf voordeed als betrouwbare koper, dezelfde werkwijze (modus operandi) had. Daarnaast zijn er andere overeenkomsten uit de aangiftes te halen. Zo worden bijvoorbeeld dezelfde telefoonnummers gebruikt en dezelfde namen die de dader zou hebben gebruikt. Sommige aangevers hebben ook een foto gemaakt van deze dader en meerdere politieagenten hebben deze dader herkend als verdachte. Tot slot volgt uit twee aangiftes dat de dader zich heeft geïdentificeerd met een rijbewijs dan wel een patiëntenpas met persoonsgegevens en een foto van verdachte, waarvan ook foto’s zijn gemaakt.
In zaak B heeft verdachte de feiten (deels) samen met iemand anders gepleegd. Dat volgt volgens de officier van justitie uit meerdere aangiftes waarin staat dat de koper iemand had meegebracht, de foto’s die van deze persoon zijn gemaakt door sommige aangevers en de foto die is gemaakt van het identiteitsbewijs (op naam van iemand anders) dat de tweede man liet zien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte in beide zaken moet worden vrijgesproken van flessentrekkerij, omdat de kwalificatie flessentrekkerij niet is bedoeld voor feiten zoals in deze zaak. Uit jurisprudentie volgt dat flessentrekkerij bijvoorbeeld het doen van meerdere internetbestellingen zonder te betalen is. Flessentrekkerij komt meer in beeld als het niet over oplichting gaat. Wat de (subsidiair tenlastegelegde) oplichtingen betreft refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Modus operandi
In totaal hebben elf aangevers allen verklaard over dezelfde werkwijze die de ‘oplichter’ had. De zogenaamde koper nam via Marktplaats of Facebook contact op met de verkopers van dure elektronica, maakte een afspraak met hen, deed alsof hij het geldbedrag via zijn bank-app overmaakte, wat hij de verkoper op zijn telefoon liet zien, en nam de spullen daarna mee. De betaling werd vervolgens nooit ontvangen door de verkopers en zij kregen ook geen contact meer met de koper. Ook de details van zijn werkwijze komen in de aangiftes overeen. Zo liet hij een screenshot van de betaling zien, stuurde deze in de meeste gevallen door naar de verkoper en gaf hij aan dat de betaling niet gelijk zichtbaar zou zijn op de rekening van de verkoper omdat hij een zakelijke dan wel buitenlandse bankrekening had en de overboeking een tijdje kon duren.
Andere gegevens van de oplichter
Naast de modus operandi zijn er nog andere overeenkomsten tussen deze oplichtingen. In zaak A wordt in vijf van de zes aangiftes hetzelfde telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] ) van de koper genoemd. Aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geven daarbij allebei hetzelfde Belgische bankrekeningnummer van de koper op.
In zaak B wordt in vier van de vijf aangiftes hetzelfde telefoonnummers ( [telefoonnummer 2] ) van de koper genoemd. Alle vijf aangevers noemen verder hetzelfde bankrekeningnummer van de koper.
Uit de bovenstaande gegevens in samenhang bezien komt de rechtbank in ieder geval tot de conclusie dat het bij deze feiten telkens om dezelfde koper ging.
De link tussen de koper en verdachte
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of deze koper dan verdachte is geweest. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij in de tenlastegelegde periodes oplichtingen heeft gepleegd (op de manier zoals hierboven is beschreven), maar dat hij niet weet welke van de tenlastegelegde oplichtingen hij heeft gepleegd, omdat ook anderen dit soort feiten plegen en omdat hij in die tijd veel lachgas gebruikte waardoor hij het niet meer weet.
Aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] hebben een foto gemaakt van een patiëntenpas en rijbewijs die de koper heeft laten zien. Op beide pasjes staat de naam, geboortedatum en foto van verdachte. Aangevers [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] hebben een foto gemaakt van de koper. Volgens de politie is de koper die op de foto’s te zien is verdachte. Uit camerabeelden die de politie heeft bekeken volgt dat verdachte op 5 december 2021 bij de woning van [benadeelde partij 8] is gezien.
Uit het bovenstaande in samenhang bezien oordeelt de rechtbank dat het verdachte is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Medeplegen
In zaak B speelt de vraag of verdachte de feiten samen met iemand anders heeft gepleegd.
Aangevers [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 7] hebben verklaard dat de koper samen met een andere man kwam naar de afspraak. De man zei dat hij [naam 1] heette en liet een identiteitskaart op die naam zien. Er is een foto gemaakt van deze man die mee was en van de identiteitskaart die hij liet zien.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is bewezen dat verdachte de voornoemde twee feiten samen met iemand anders heeft gepleegd.
De kwalificatie
Tot slot speelt de vraag of de handelingen van verdachte als flessentrekkerij of als oplichting moet worden gekwalificeerd.
Flessentrekkerij is het kopen van goederen met het oogmerk om zonder (volledige) betaling daarover te beschikken en daarvan een gewoonte maken. Het kan in die zin worden gezien als een bijzondere vorm van oplichting. Als er meerdere handelingen zijn waartussen verband bestaat is sprake van een gewoonte zoals hier wordt bedoeld. Volgens de Hoge Raad is het herhaaldelijk kopen van goederen zonder de bedoeling om te betalen in een periode van drie weken voldoende voor het aannemen van flessentrekkerij. [1] Gelet op wat hierboven is beschreven is de rechtbank van oordeel dat met de hoeveelheid feiten die verdachte heeft gepleegd en het tijdsbestek waarbinnen die zijn gepleegd is voldaan aan de kwalificatie van flessentrekkerij. Dat deze handelingen (ook) als oplichting kunnen worden gezien, betekent anders dan de verdediging meent niet dat er geen sprake is van (de primair tenlastegelegde) flessentrekkerij.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A
in of omstreeks de periode van 6 oktober 2022 tot en met 1 november 2022 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door telkens via Marktplaats of Facebook verkopers van goederen te benaderen en aan te geven hun goed te willen kopen en een afspraak te maken met voornoemde verkopers voor de overdracht van voornoemde goederen, en te zeggen dat hij, verdachte, het afgesproken geldbedrag heeft overgemaakt via mobiel bankieren op zijn, verdachtes, telefoon en op zijn telefoon een valse applicatie voor mobiel bankieren te tonen, waaruit zou blijken dat verdachte de afgesproken gelbedragen heeft overgemaakt en te zeggen dat hij, verdachte, een zakelijke of buitenlandse rekening gebruikte waardoor de betaling later overgeschreven zal worden en zichtbaar zal zijn op de rekening van verkoper, immers heeft verdachte
- op 6 oktober 2022 te [geboorteplaats] , een Apple iPhone 12, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , gekocht en
- op 10 oktober 2022 te [geboorteplaats] , een Macbook Air 13, toebehorende aan [benadeelde partij 2] gekocht, en
- op 18 oktober 2022 te Amsterdam, een iPhone 12 toebehorende aan [benadeelde partij 9] gekocht, en
- op 19 oktober 2022 te Amsterdam, een MacPro laptop toebehorende aan [benadeelde partij 3] gekocht, en
- op 21 oktober 2022 te Amstelveen, een iPhone 12 toebehorende aan [benadeelde partij 10] gekocht, en
- op 1 november 2022 te [geboorteplaats] een iPhone 14 Pro Max toebehorende aan [benadeelde partij 4] gekocht,
terwijl betaling door of vanwege verdachte telkens achterwege is gebleven.
Ten aanzien van zaak B
in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 5 december 2021 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door telkens via Marktplaats of Facebook verkopers van goederen te benaderen en aan te geven hun goed te willen kopen en een afspraak te maken met voornoemde verkopers voor de overdracht van voornoemde goederen, en te zeggen dat hij, verdachte, het afgesproken geldbedrag heeft overgemaakt via mobiel bankieren op zijn, verdachtes, telefoon en op zijn telefoon een valse applicatie voor mobiel bankieren te tonen, waaruit zou blijken dat verdachte de afgesproken gelbedragen heeft overgemaakt en te zeggen dat hij, verdachte, een zakelijke of buitenlandse rekening gebruikte waardoor de betaling later overgeschreven zal worden en zichtbaar zal zijn op de rekening van verkoper, immers heeft verdachte
- op 22 november 2021 te ’s-Gravenhage een iPhone 11, toebehorende aan [benadeelde partij 11] , gekocht, en
- op 20 november 2021 te Amsterdam, een MacBook Air, toebehorende aan [benadeelde partij 6] , gekocht, en
- op 5 december 2021 te ’s-Gravenhage een Samsung Note 9, toebehorende aan [benadeelde partij 8] , gekocht,
terwijl betaling door of vanwege verdachte (telkens) achterwege is gebleven;
en
in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 5 december 2021 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door telkens via Marktplaats of Facebook verkopers van goederen te benaderen en aan te geven hun goed te willen kopen en een afspraak te maken met voornoemde verkopers voor de overdracht van voornoemde
goederen, en te zeggen dat hij, verdachte of zijn mededader het afgesproken geldbedrag hebben overgemaakt via mobiel bankieren op zijn, verdachtes of mededader zijn telefoon en op hun telefoon een valse applicatie voor mobiel bankieren te tonen, waaruit zou blijken dat verdachten de afgesproken gelbedragen hebben overgemaakt en te zeggen dat hij, verdachte of mededader, een zakelijke of buitenlandse rekening gebruikte waardoor de betaling later overgeschreven zal worden en zichtbaar zal zijn op de rekening van verkoper en te zeggen dat hij, de verdachte samen met zijn broer een bedrijf heeft en hierbij de naam en het telefoonnummer van die broer te overleggen en een andere dan de naam van verdachte of zijn mededader, te weten [naam 1] te gebruiken ten tijde van de aankopen door de identiteitskaart van die [naam 1] te tonen, immers hebben verdachten
- op 24 november 2021 te Eindhoven, een iPhone 11 Pro Max, toebehorende aan [benadeelde partij 5] , gekocht, en
- op 26 november 2021 te Amsterdam, een iPhone 12 mini, toebehorende aan [benadeelde partij 7] , gekocht,
terwijl betaling door of vanwege verdachte telkens achterwege is gebleven.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De officier van justitie weegt daarin mee dat verdachte veel slachtoffers heeft gemaakt op verschillende plaatsen in Nederland en daarbij slachtoffers heeft gekozen die niet afkomstig zijn uit Nederland. De manier waarop verdachte te werk is gegaan is professioneel en gericht op dure elektronica.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten psychische problemen door het middelengebruik had. De verdediging vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Algemene uitgangspunten
De LOVS-oriëntatiepunten gaan bij (vergelijkbare) oplichtingsvormen – afhankelijk van welke factoren er precies spelen – uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 12 maanden.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft in een tijdsbestek van in totaal ongeveer twee maanden elf personen opgelicht. In twee gevallen deed hij dat tezamen met een ander. Door het handelen van verdachte -en zijn mededader- zijn de slachtoffers financieel benadeeld en is aan het vertrouwen in de online handel van goederen schade toegebracht. Daarbij heeft verdachte (in deze twee zaken) veel, namelijk elf, slachtoffers gemaakt, enkel vanuit financieel gewin. Verdachte heeft de feiten op verschillende plaatsen in Nederland, namelijk in vijf verschillende steden, gepleegd. Daarbij is hij berekenend en professioneel te werk gegaan. Hij heeft namelijk verschillende valse namen gebruikt, heeft een valse bankapplicatie gebruikt en heeft volgens een eigen modus operandi gewerkt. De feiten zijn daarnaast deels in samenwerkingsverband gepleegd. Ook is duidelijk dat verdachte zich specifiek heeft gericht op het verkrijgen van dure elektronische goederen en heeft daarbij bewust buitenlandse slachtoffers uitgekozen, nu die het reilen en zeilen hier niet helemaal kennen. De rechtbank rekent dit verdachte aan en weegt de voornoemde elementen dan ook in zijn nadeel mee.
Strafblad
De rechtbank neemt het strafblad van verdachte mee. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 20 februari 2023 blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren is veroordeeld vanwege vermogensdelicten. Er liep ten tijde van de gepleegde feiten een voorwaardelijk sepot (vanwege een diefstal) waarvan de proeftijd van 4 maart 2022 tot 4 maart 2023 liep. Verdachte heeft (lopende die proeftijd) opnieuw strafbare feiten gepleegd die zien op financieel gewin. Ook is gebleken dat verdachte ten tijde van de gepleegde feiten in de schorsing liep in andere oplichtingszaken. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden om toch opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Dat weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het trajectconsult van de psychiater en het reclasseringsrapport komt – kort gezegd – buiten het (problematische) middelengebruik van verdachte (en de eenmalige psychose die hij door het gebruik van lachgas zou hebben gehad) geen bijzonderheden naar voren over zijn persoonlijkheid. Wel komt daarnaast naar voren dat de afwezigheid van dagbesteding en problemen in de financiële situatie risicofactoren zijn. Er wordt opgemerkt dat verdachte zorg lijkt af te wenden, terwijl hij dat mogelijk wel nodig heeft. De reclassering adviseert dan ook om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden bestaan uit een meldplicht, ambulante behandeling en toezicht door de reclassering. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij wel bereid is zich aan bijzondere voorwaarden te houden.
De straf
De rechtbank komt alles afwegende tot oplegging van een straf geheel conform de eis van de officier van justitie.

9.Beslag

Onder verdachte zijn 6 simkaarten, een Samsung-telefoon en twee Apple Iphones in beslag genomen.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Teruggave aan de rechthebbende
Uit het dossier blijkt dat de patiëntenpas van verdachte en een ING bankpas op naam van [benadeelde partij] in beslag is genomen onder verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de patiëntenpas van onvoldoende doorslaggevend belang is voor de gepleegde strafbare feiten, omdat het gebruik van zijn eigen pasje juist niet bedreigend van aard is en daarmee onvoldoende heeft bijgedragen aan de gepleegde feiten. De rechtbank oordeelt dan ook dat de patiëntenpas moet worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank gelast de teruggave daarvan, voor het geval dat niet al is gebeurd.
De bankpas op naam van [benadeelde partij] behoort niet aan verdachte toe. De rechtbank gelast de teruggave van deze bankpas aan de rechtmatige eigenaar, [benadeelde partij] .

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen hebben de volgende vergoedingen gevorderd (te vermeerderen met de wettelijke rente en met het verzoek om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen):
  • [benadeelde partij 3] , €700,00 aan materiële schade
  • [benadeelde partij 1] , €530,00 aan materiële schade en €60,00 aan immateriële schade
  • [benadeelde partij 2] , €999,00 aan materiële schade en €240,00 aan immateriële schade
  • [benadeelde partij 9] , €550,00 aan materiële schade
  • [benadeelde partij 10] , €620,00 aan materiële schade
  • [benadeelde partij 7] , €540,00 aan materiële schade en €10.000,00 aan immateriële schade
Vast staat dat aan alle genoemde benadeelde partijen door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zij hebben allen een bedrag aan materiële schadevergoeding gevorderd ter hoogte van het bedrag dat zij hadden moeten ontvangen voor de levering van het verkochte goed. Dat is voldoende onderbouwd met de aangiftes en de aanvullende stukken die bij de schadevergoedingsverzoeken zijn gevoegd. De rechtbank wijst in alle gevallen de gevorderde materiële schade dan ook toe.
De benadeelde partijen zullen voor zover zij immateriële schade hebben gevorderd niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de gepleegde feiten rechtstreeks hebben geleid tot (de gestelde) psychische schade.. De benadeelde partijen kunnen als zij dat wensen hun vorderingen voor dit deel aan de burgerlijke rechter voorleggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
Een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
Zaak B:
Op 20 en 22 november 2021 en 5 december 2021:
Een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
Op 24 en 26 november 2021:
Een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Betrokkene meldt zich drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Fivoor op het adres [locatie] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Betrokkene werkt mee aan diagnostiek en laat zich, indien nodig, behandelen door het FACT-team van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • goednummer G6270127:Lebara simkaart
  • goednummer G6270128:Lebara simkaart
  • goednummer G6270132:Lebara simkaart
  • goednummer G6270139:Lebara simkaart
  • goednummer G6270142:Lebara simkaart
  • goednummer G6270144:Lebara simkaart
  • goednummer G6270140:zwarte Samsung telefoon
  • goednummer G6270126:zwarte Apple Iphone
  • goednummer G6270137:witte Apple Iphone
Gelast teruggave aan [verdachte] van:
-
goednummer 6270146:patiëntenpas ten name van [naam 2]
Gelast teruggave aan [benadeelde partij] van:
-
goednummer 6270152:ING bankpas ten name van [benadeelde partij]
Wijst de vorderingen van de volgende benadeelde partijen toe tot de genoemde bedragen aan vergoeding van hun materiële schade:
  • [benadeelde partij 3] , €700,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (19 oktober 2022)
  • [benadeelde partij 1] , €530,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (6 oktober 2022)
  • [benadeelde partij 2] , €999,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (10 oktober 2022)
  • [benadeelde partij 9] , €550,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (18 oktober 2022)
  • [benadeelde partij 10] , €620,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (21 oktober 2022)
  • [benadeelde partij 7] , €540,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (26 november 2021)
Veroordeelt verdachte tot betaling van de toegewezen bedragen aan de hiervoor genoemde benadeelde partijen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de hierboven genoemde benadeelde partijen aan de Staat de volgende bedragen te betalen:
  • €700,00 (zevenhonderd euro);
  • €530,00 (vijfhonderd en dertig euro);
  • €999,00 (negenhonderd en negenennegentig euro);
  • €550,00 (vijfhonderd en vijftig euro);
  • €620,00 (zeshonderd en twintig euro);
  • €540,00 (vijfhonderd en veertig euro),
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade zoals hierboven genoemd tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 157 (honderdzeven en vijftig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M. van Mourik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2023.
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 6 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0898.