Uitspraak
red.) weergegeven telastegelegde kennelijk aldus verstaan, dat de daarin omschreven handelingen zijn verricht in de periode die liep van 31 december 1992 tot en met 22 januari 1993. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat, indien dit kopen herhaaldelijk is geschied binnen een periode van ruim drie weken, tussen die handelingen een zodanig verband bestaat dat sprake is van een door een pluraliteit van handelen gevormde ‘’gewoonte’’ van het kopen van goederen op de wijze als in de telastelegging en bewezenverklaring omschreven. Door aldus te oordelen heeft het Hof geen blijk gegeven van miskenning van het woord ‘’gewoonte’’, dat in de telastelegging kennelijk is gebezigd in de zin, die daaraan toekomt in art. 326a Sr. Het Hof heeft hetgeen is telastegelegd en bewezenverklaard klaarblijkelijk aldus verstaan en ook kunnen verstaan dat dit een pluraliteit van handelingen inhoudt die als een gewoonte in de zin van art. 326a Sr is te kwalificeren. Het Hof mocht een keuze tussen de alternatieven ‘’beroep’’ en ‘’gewoonte’’ achterwege laten, omdat een dergelijke keuze voor de rechtskundige betekenis van hetgeen bewezen is verklaard in dit geval van geen belang is en de gebezigde bewijsmiddelen tevens het oordeel toelaten dat de verdachte van het bedoelde kopen van goederen een beroep heeft gemaakt.
. Beslissing
6 januari 1998.