2.10.Verdeling
2.10.1.Beide partijen hebben een verzoek gedaan tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.10.2.Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen.
2.10.3.Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag. Partijen hebben hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd. Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het recht van Nederland, van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
Dit recht is daarop nog steeds van toepassing. Dit betekent dat partijen gehuwd zijn in de algehele gemeenschap van goederen.
2.10.4.De peildatum voor de omvang en samenstelling van de huwelijksgemeenschap is de datum waarop het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank is ingediend, te weten 2 december 2021. De peildatum voor de waardering van de huwelijksgemeenschap is de datum waarop de verdeling plaatsvindt dan wel een datum daar zo dicht mogelijk bij gelegen, te weten de datum van deze beschikking. Een uitzondering vormen de banksaldi en de schulden. Deze worden gewaardeerd op de datum waarop de huwelijksgemeenschap is ontbonden, 2 december 2021.
Omvang huwelijksgemeenschap
2.10.5.Uit de stukken blijkt dat de verdeling de volgende goederen en de draagplicht vande volgende schulden betreft:
Goederen
de woning aan de [adres] ;
bank- en spaarrekeningen;
inboedel;
camera-apparatuur, drone, laptop en tablet
auto;
scooter;
horloges;
Schulden
de hypothecaire geldlening;
de lening bij FREO;
de lening bij Tinka;
de lening bij DUO
De woning en de hypotheek
2.10.6.De man heeft verzocht te bepalen dat hij de mogelijkheid krijgt te onderzoeken of hij de woning [adres] toegedeeld kan krijgen. Indien hij daartoe niet in staat is, zal de woning moeten worden verkocht. De man heeft daartoe gesteld dat hij de vrouw niet in staat acht de woning toegedeeld te krijgen. De man heeft zich verweerd tegen het verzoek van de vrouw de verdeling van de woning uit te stellen tot en met 20 augustus 2024. Daartoe heeft de man aangevoerd dat hij nog altijd alle lasten van de woning betaalt en zelf geen kant op kan. Hij woont sinds zijn vertrek uit de woning bij zijn moeder op een zolderkamer. Dit is geen situatie die nog anderhalf jaar voort kan duren. Volgens de man rust er op de woning een aanzienlijke overwaarde waarmee ieder van partijen een eind op weg kan worden geholpen. De man heeft ook betwist dat de vrouw niet in aanmerking zou kunnen komen voor een urgentie zolang [minderjarige] niet naar school gaat.
2.10.7.De vrouw heeft verzocht de verdeling van de woning uit te stellen tot en met 20 augustus 2024. De vrouw heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij pas sinds kort ingeschreven staat bij Woningnet, waardoor zij nog niet in aanmerking komt voor een huurwoning. Zij komt op dit moment niet aanmerking voor een urgentie, omdat [minderjarige] nog geen vier jaar is. De vrouw heeft gesteld dat haar belangen en de belangen van [minderjarige] zich verzetten tegen de verdeling van de woning op dit moment.
2.10.8.De rechtbank overweegt dat uit artikel 3:178, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter een vordering tot verdeling uit kan sluiten voor ten hoogste drie jaren indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een deelgenoot aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van de vrouw bij uitstel van de verdeling in dit geval niet aanmerkelijk groter dan de belangen van de man bij verdeling van de woning. Daartoe overweegt de rechtbank dat de man op dit moment alle lasten van de woning betaalt, waardoor hij geen mogelijkheden heeft eigen zelfstandige woonruimte te verkrijgen. Dit heeft ook tot gevolg dat hij weinig zorgtaken voor [minderjarige] op zich kan nemen. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat de WOZ waarde van de woning rond de € 450.000,- bedraagt, terwijl de hypothecaire geldlening € 170.000,- bedraagt. Deze overwaarde komt beide partijen ten goede. De vrouw heeft haar stelling dat zij op dit moment nog niet in aanmerking kan komen voor een urgentie tegenover de betwisting door de man niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek van de man gelet op het voorgaande toe, onder gelijktijdige afwijzing van het verzoek van de vrouw.
2.10.9.Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor wat betreft de toedeling van de woning als volgt beslissen. Partijen dienen zich binnen twee weken na deze beschikking te wenden tot een in onderling overleg overeen te komen makelaar die de woning – indien mogelijk – binnen twee weken zal taxeren. Indien partijen het niet eens kunnen worden over de te benoemen makelaar zullen zij zich wenden tot WTM Makelaars Amsterdam (Reigersbos 87, 1106 AC Amsterdam). De man krijgt vervolgens drie maanden na taxatie (derhalve maximaal vier maanden na deze beschikking) de tijd om te onderzoeken of hij de woning met inachtneming van de taxatie kan financieren onder ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw uit de hypothecaire geldlening en met vergoeding aan de vrouw van de helft van de overwaarde. In het geval de man zich binnen drie maanden na de taxatie jegens de vrouw schriftelijk bereid en in staat verklaart haar aandeel in de woning over te nemen, zal de woning, gelet op het aan de vrouw toegekende voortgezet gebruik, uiterlijk één dag na zes maanden na inschrijving van deze beschikking aan hem worden toegedeeld, onder de verplichting van de man aan de vrouw de helft van de overwaarde uit te keren, uiterlijk ter gelegenheid van het transport bij de notaris, en haar tevens te vrijwaren voor eventuele hypothecaire verplichtingen; de kosten van het transport komen voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft. In het geval de man zich niet uiterlijk binnen vier maanden na de datum van deze beschikking jegens de vrouw schriftelijk bereid en in staat verklaart haar aandeel in de woning over te nemen, zal worden bepaald dat de woning moet worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de opbrengst, onder aftrek van de hypothecaire schuld, aan partijen ieder voor de helft toekomt; de eventuele kosten van de verkoop en het transport komen voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft. Partijen zullen in dat geval daartoe opdracht geven aan een in onderling overleg overeen te komen makelaar en bij gebreke van overeenstemming aan WTM Makelaars Amsterdam als voornoemd.
2.9.7.Tevens zal de wijze waarop de verdeling dient plaats te vinden, worden bepaald. Daarvoor zal een vergelijkbaar “spoorboekje” worden meegeven als waartoe in de uitspraak van het hof Den Haag van 28 januari 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:128) is gekomen. 2.10.10.Partijen zijn het erover eens dat ieder de op zijn of haar naam staande bankrekeningen krijgt toegedeeld onder verdeling/verrekening van het saldo op de peildatum. De saldi op de peildata zijn niet bekend. Daarom zal de rechtbank als wijze van verdeling van de bankrekeningen gelasten dat aan ieder van partijen de op zijn of haar naam staande bankrekeningen worden toegedeeld onder de verplichting de helft van de saldi op de peildatum, 2 december 2021, te verrekenen. Partijen dienen daartoe binnen twee weken na deze beschikking bankafschriften van de op zijn of haar naam staande bankrekeningen waaruit de saldi op 2 december 2021 blijken over te leggen.
2.10.11.Uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de inboedel met uitzondering van de schilderijen die van de vader van de man zijn geweest, aan de vrouw kan worden toegedeeld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de schilderijen afkomstig van de vader van de man aan de man worden toegedeeld en dat de overige inboedel aan de vrouw wordt toegedeeld.
Camera apparatuur, drone, laptop en tablet
2.10.12.De vrouw heeft gesteld dat de man diverse camera’s, lenzen, een drone, een laptop en een tablet heeft. Volgens de vrouw vertegenwoordigt deze apparatuur in totaal een waarde van € 15.000,-. De vrouw verzoekt de apparatuur aan de man toe te delen onder de verplichting € 7.500,- aan haar ter vergoeden. Volgens de vrouw zit zij met dit bedrag aan de lage kant. De vrouw heeft ter onderbouwing foto’s overgelegd waarop diverse lenzen en camera’s zichtbaar zijn. De vrouw heeft betwist dat de man deze apparatuur niet meer in zijn bezit zou hebben.
2.10.13.De man heeft betwist dat hij apparatuur met een waarde van € 15.000,- heeft. Volgens de man had hij op de peildatum alleen nog een Fuji camera in zijn bezit. Ook de drone, die vermoedelijk nog bij de vrouw op zolder ligt, was er op de peildatum. Van de overige goederen betwist de man dat hij deze nog bezat op de peildatum. Foto’s op Instagram en aankoopnota’s bewijzen volgens de man niet dat hij deze goederen op de peildatum nog in zijn bezit had. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat aan de camera een waarde van €1.200,- kan worden toegekend en aan de drone € 500,-.
2.10.14.De rechtbank is van oordeel dat de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende heeft gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat er op de peildatum nog andere goederen dan de Fuji camera en de drone aanwezig waren. Ook heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat de Fuji camera en de drone meer waard zijn dan door de man is gesteld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de drone (€ 500,-) en de Fuji camera (€ 1.200,-) aan de man worden toegedeeld onder de verplichting € 850,- aan de vrouw te betalen.
2.10.15.De vrouw heeft gesteld dat de man op de peildatum in het bezit was van een auto en een scooter. De vrouw verzoekt de auto en de scooter aan de man toe te delen onder de verplichting de helft van de waarde aan de vrouw te vergoeden. De vrouw heeft betwist dat de auto niet van de man zou zijn. Volgens de vrouw heeft de man de auto betaald en is hij daarom eigenaar. Dat de auto op naam van een ander staat, maakt dat niet anders aldus de vrouw. De vrouw schat de waarde van de auto op € 4.000,- en de waarde van de scooter op
€ 800,-.
2.10.16.De man heeft erkend dat hij een scooter in zijn bezit heeft. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man gesteld dat hij de scooter in 2015 voor € 1.500,- heeft gekocht en dat hij de huidige waarde schat op € 500,- à € 600,-. De man heeft betwist dat hij een auto bezit. Volgens de man is de auto van de partner van zijn moeder en mag hij de auto gebruiken.
2.10.17.De rechtbank overweegt dat uit het door de vrouw overgelegde kentekenbewijs blijkt dat de auto op 23 september 2020 op naam van [naam] is gezet. Dit is niet de man. Tegenover de betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat de man de auto heeft betaald en daarom als economisch eigenaar kan worden aangemerkt. Het verzoek van de vrouw ten aanzien van de auto wijst de rechtbank daarom af. De rechtbank zal de scooter aan de man toedelen tegen een (onvoldoende betwiste) waarde van € 600,-. De man dient derhalve € 300,- aan de vrouw te vergoeden.
2.10.18.De vrouw heeft gesteld dat de man de volgende horloges en accessoires in zijn bezit heeft:
Tudor Pelagos met een waarde van € 4.000,-;
Rolex Explorer met een waarde van € 10.000,-;
Maurice Lacroix met een waarde € 3.000,-;
Tissot met een waarde € 2.000,-;
5 x Seiko met een waarde € 3.860,-;
Techno Marine met een waarde €300,-;
Maurice Lacroix met een waarde € 3.500,-;
Certina met een waarde € 1.000,-;
3x Steinhart met een waarde € 1.900,-;
Bandjes met een waarde € 1.000,-;
Boek met een waarde € 1.699,-.
De vrouw heeft betwist dat het Rolex horloge na het overlijden van de vader van de man eigendom is geworden van de moeder van de man. Volgens de vrouw was het Rolex horloge een gift van de vader van de man zonder uitsluitingsclausule. Ter onderbouwing van de veelheid van horloges van de man heeft de vrouw foto’s overgelegd van doosjes van horloges en foto’s waarop de man een horloge draagt.
De horloges en accessoires vertegenwoordigen volgens de vrouw een waarde van € 32.259,-. De horloges en accessoires kunnen aan de man worden toegedeeld onder de verplichting de helft van de waarde te vergoeden.
2.10.19.De man heeft betwist dat hij horloges en accessoires in bezit heeft tot een bedrag van € 32.259,-. De man heeft enkel een Tudor horloge ter waarde van € 4.000,- in zijn bezit. Deze kan aan hem worden toegedeeld waarbij de vrouw € 2.000,- toekomt. De man erkent ook een Certina horloge te hebben met een aanschafwaarde van € 500,- en een Seiko Solar met een aanschafwaarde van € 350,-. De man heeft weleens een Rolex horloge gedragen, maar deze was van zijn vader en is na zijn overlijden naar zijn moeder gegaan. De man betwist dat hij het Rolex horloge als een gift heeft verkregen. Pas na het overlijden van zijn moeder zal dit horloge op de man overgaan.
De man heeft erkend zo’n 30 tot 40 horlogebandjes te bezitten, maar deze hebben niet de waarde die de vrouw stelt. De man heeft deze bij AliExpress gekocht voor € 5,- per stuk. De man heeft ook een boek maar niet met een waarde van € 1.699,-. Hij heeft € 80,- voor het boek betaald. De vrouw was bij de aanschaf daarvan aanwezig. Indien de vrouw vasthoudt aan het bedrag van € 1.699,- kan zij het boek verkopen en de helft aan de man vergoeden.
De man betwist dat de door de vrouw overgelegde doosjes bewijzen dat hij de horloges bezit zoals door de vrouw gesteld. Op de foto’s staan doosjes die met horloges zijn verkocht en ook lege doosjes. De doosjes kunnen ook leeg worden gekocht.
2.10.20.De rechtbank overweegt als volgt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat de man op de peildatum andere horloges bezat dan het Tudor horloge, het Certina horloge en het Seiko Solar horloge. De door de vrouw overgelegde foto’s en aankoopnota’s onderbouwen immers niet dat de man de andere horloges op 2 december 2021 in eigendom had. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw ook niet voldoende onderbouwd dat de waarde van de drie hiervoor genoemde horloges hoger ligt dan door de man is gesteld. De rechtbank zal daarom het Tudor horloge (€ 4.000,-), het Certina horloge (€ 500,-) en het Seiko Solar horloge (€ 350,-) toedelen aan de man onder de verplichting € 2.450,- aan de vrouw te vergoeden. De horlogebandjes en het boek zullen ook aan de man worden toegedeeld. De rechtbank stelt de waarde daarvan op € 100,- respectievelijk € 80,-. De vrouw komt € 90,- toe tot betaling waarvan de rechtbank de man zal verplichten. De vrouw heeft tegenover de betwisting door de man niet voldoende onderbouwd dat van een hogere waarde moet worden uitgegaan.
2.10.21.De man heeft verzocht te bepalen dat de lening bij FREO bij helfte wordt verdeeld. Volgens de man bedraagt de schuld € 1.879,42. De vrouw heeft erkend dat er een schuld is bij FREO, maar betwist bij gebrek aan wetenschap de door de man gestelde hoogte.
De rechtbank overweegt dat schulden niet verdeeld kunnen worden. De rechtbank kan enkel bepalen wat ieders draagplicht is ten aanzien van de schuld. De rechtbank zal bepalen dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de schuld die bestond op 2 december 2021. Het meer of anders verzochte wijst de rechtbank af.
2.10.22.De man heeft gesteld dat partijen een schuld van € 2.000,90 hebben bij Tinka. Volgens de man ziet deze schuld op aankopen die partijen bij Wehkamp hebben gedaan. Hij heeft verzocht deze schuld bij helfte te verdelen. De vrouw betwist dat partijen een schuld hebben bij Tinka. Volgens de vrouw is deze schuld ook niet opgenomen in de belastingaangifte 2020.
2.10.23.De rechtbank overweegt dat door de man een stuk is overgelegd waaruit blijkt dat er een schuld bij Tinka is. Uit het stuk kan echter niet worden afgeleid of de schuld nog bestaat en hoe hoog de schuld is op 2 december 2021. Nu de rechtbank schulden niet kan verdelen, zal de rechtbank bepalen dat voor zover sprake is van een schuld bij Tinka op 2 december 2021 ieder van partijen voor de helft draagplichtig is.
2.10.24.De vrouw heeft gesteld dat zij een leven langleren krediet bij DUO heeft. De schuld bedraagt volgens de vrouw € 11.250,-. Zij heeft verzocht te bepalen dat de man voor de helft draagplichtig is.
De man heeft verweer gevoerd. Hij heeft niet betwist dat de schuld bestaat, maar heeft gesteld dat de schuld aan de vrouw verknocht is. De schuld is immers aangegaan ter ontwikkeling van de vrouw en de man kan daar niet van meeprofiteren. De man is daarom van mening dat hij niet hoeft mee te betalen.
2.10.25.De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de vrouw een schuld heeft aan Duo en dat deze schuld aanwezig was op de peildatum. Hetgeen de man heeft aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat de schuld aan de vrouw is verknocht. Enkel in uitzonderlijke situaties kan verknochtheid van een schuld worden aangenomen. Een dergelijke uitzonderlijke situatie is in dit geval niet gesteld. Dit betekent dat de rechtbank zal bepalen dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de schuld zoals deze op 2 december 2021 bestond.