Beoordeling
8. Aan de orde is de vraag of sprake is van gebreken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, of deze gebreken op grond van artikel 7:206 verholpen dienen te worden door de verhuurder en of ten gevolge van de gebreken sprake is van vermindering van het woongenot, op grond waarvan [eiser] een evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen ex artikel 7:207 BW.
9. De kantonrechter stelt het volgende voorop. De maatstaf van artikel 7:204 lid 2 BW is niet wat deze huurder van de zaak waarop de huurovereenkomst ziet mag verwachten, maar wat een huurder van een goed onderhouden zaak van de soort waar het om gaat mag verwachten. Hiervan mag niet worden afgeweken ten nadele van de huurder, zo volgt uit artikel 7:242 BW. De huurder van een woning die gebreken vertoont kan dus steeds herstel verlangen, ondanks een lage huurprijs en ondanks de omstandigheid dat de huurder bij aanvang van de huurovereenkomst van de gebreken op de hoogte was. [eiser] mag derhalve van [gedaagden] verlangen dat gebreken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW hersteld worden, ongeacht wat er in het verleden is besproken ten aanzien van zelf te verrichten werkzaamheden aan de woonruimte. Het verweer dat geen beroep gedaan kan worden op de gebrekenregeling, gaat niet op aangezien artikel 7:242 BW bepaalt dat de gebrekenregeling van dwingend recht is.
10. Op grond van artikel 7:206 BW is de verhuurder verplicht om op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen, tenzij dit onmogelijk is of uitgaven vereist die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van de verhuurder zijn te vergen. Kleine herstellingen ex artikel 7:217 BW vallen niet onder deze verplichting.
11. Een huurder kan op grond van artikel 7:207 lid 1 BW in geval van verminderd huurgenot evenredige vermindering van de huurprijs vorderen. Dit kan vanaf de dag dat hij de verhuurder behoorlijk kennis heeft gegeven van de betreffende gebreken dan wel vanaf de dag dat de verhuurder met het gebrek bekend was.
12. Op 28 maart 2021 heeft [eiser] melding gemaakt van de slechte staat van de veranda. Op de overgelegde foto’s van de veranda die gevoegd zijn bij de e-mail van 28 maart 2021 en op de opname op de usb-stick is te zien dat sprake is van rottende vloerdelen en loszittende planken, evenals een loszittend hek. De slechte staat van de veranda en de mogelijke gevaarlijke situatie die bij gebruik ervan kon ontstaan, zijn niet de eigenschappen die een huurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak. Dit wordt ondersteund door de bevindingen in het rapport van Premium Keur, waarin wordt geconstateerd dat de constructie in een zeer slechte bouwkundige conditie is. De kantonrechter is dan ook van mening dat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. De omvang en de ernst van het gebrek brengt met zich dat het hier niet gaat om een klein gebrek betreffende de inrichting van de tuin, zodat aan die stelling van [gedaagden] voorbij wordt gegaan.
13. Door dit gebrek is er sprake van verminderd woongenot, nu [eiser] niet (veilig) gebruik kon maken van de veranda en zodoende geen (veilige) toegang had tot de tuin. Het gebrek is volgens de kantonrechter van zodanige aard, dat dit vermindering van de huurprijs rechtvaardigt. Dat het gebrek hooguit een paar dagen duurde, zoals [gedaagden] aanvoert, is niet juist. [eiser] heeft [gedaagden] op 28 maart 2021 behoorlijk kennis gegeven van het gebrek zoals bedoeld in artikel 7:207 lid 1 BW en [gedaagden] heeft het gebrek eerst op 16 januari 2022 volledig verholpen. Ook de gevorderde korting van 10% acht de kantonrechter redelijk, nu sprake is van een gebrek in categorie C volgens het Gebrekenboek va de Huurcommissie, zodat de verlaging over de periode van 1 april 2021 tot 16 januari 2022 zal worden toegewezen.
Voordeur en raam boven voordeur
14. Voldoende staat vast dat er gedurende lange tijd problemen zijn met de voordeur. In ieder geval op 12 april 2019 meldt [eiser] per e-mail aan [gedaagden] dat de voordeur zodanig klemt, dat de kinderen zelfstandig de deur niet meer open krijgen. [gedaagden] heeft dit laten verhelpen door een timmerman. Ook daarna is er veelvuldig contact geweest over de problemen met de voordeur.
15. Op 15 oktober 2021 constateert Stichting !Woon tijdens een huisbezoek:
‘Door verzakking van de woning zijn er kieren groter dan 8 mm tussen de voordeur en kozijn ontstaan.’
(…)
Het raam boven de voordeur van de woning kan niet meer open. Dit wordt veroorzaakt door de verzakking van de voorgevel. Hierdoor kan er onvoldoende geventileerd worden in de woning, zeker in de situatie dat de kieren in het raamkozijn en de deur verholpen zijn.’
Op 3 november 2021 verstuurt de gemachtigde van [eiser] een brief aan de voormalig gemachtigde van [gedaagden] waarin zij het rapport van !Woon overlegt.
16. Op 24 november 2021 constateert Premium Keur in haar rapport over de voordeur:
‘De voordeur klemt en het is goed te zien dat er flinke scheefstand is aan de bovenzijde van de deur. De deur klemt door dat het gebouw aan de rechterzijde verzakt is. De huurder heeft gelijk dat de deur klemt en u zult deze opnieuw moeten laten afhangen en het hang- en sluitwerk na laten kijken. De huurder gaf aan dat er veel tocht en kou via deze deur naar binnen komt. Tijdens de inspectie op locatie heb ik geconstateerd dat dit inderdaad klopt, (…)’.
17. Een deur die blijkens de verschillende rapportages en foto’s zodanige kieren vertoont dat de buitenlucht te zien is, die regelmatig zodanig klemt dat deze heel moeilijk open en dicht te krijgen is en het bijna niet lukt om deze zodanig dicht te trekken dat de deur op slot kan en daardoor inbraakgevoelig is, heeft niet de eigenschappen die een huurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak. Hetzelfde geldt voor het voorheen te openen raam boven de voordeur dat niet meer te openen is. De kantonrechter acht met de foto’s uit de rapportage woningopname van Stichting !Woon van 15 oktober 2021 en de bevindingen uit het rapport van Premium Keur van 24 november 2021 voldoende aannemelijk dat met betrekking tot de voordeur en het raam boven de voordeur sprake is van gebreken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Dat de problemen met de voordeur mede veroorzaakt zijn doordat [eiser] de deur niet heeft onderhouden, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat [eiser] het halletje heeft verwijderd, zodat hij daardoor meer last heeft van koude en tocht moge zo zijn, maar dit doet niets af aan de aanwezigheid van het gebrek aan de voordeur in de vorm van klemmen, kieren en onveiligheid.
18. [gedaagden] heeft op de meldingen van [eiser] gereageerd en de voordeur is meermalen geschaafd en bewerkt. Uit onderzoek blijkt inmiddels dat het klemmen van de deur veroorzaakt wordt door een verzakking van de fundering, en dat er problemen zullen blijven ontstaan totdat de fundering is hersteld. Dit neemt echter niet weg dat [eiser] van [gedaagden] mag verlangen dat hij het gebrek aan de voordeur (blijft) verhelpen, zolang de fundering nog niet is hersteld. De kosten van een vervangende, tijdelijke deur zijn blijkens de offerte zoals aangeleverd door [gedaagden] niet zodanig hoog dat dit redelijkerwijs niet van de verhuurder te vergen is. De vordering van [eiser] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de kierende voordeur en het niet te openen raam boven de voordeur te herstellen, wordt dan ook toegewezen.
19. Door deze gebreken is er sprake van verminderd woongenot. Doordat het raam niet open kan, kan de woning niet geventileerd worden wat eveneens zorgt voor verminderd woongenot. Deze gebreken samen zijn volgens de kantonrechter van zodanige aard, dat dit vermindering van de huurprijs rechtvaardigt.
20. Ten aanzien van de periode waarover vermindering van de huurprijs wordt verzocht, overweegt de kantonrechter derhalve als volgt. In ieder geval op 12 april 2019 heeft [eiser] behoorlijk kennis gegeven van het gebrek aan de voordeur zoals bedoeld in artikel 7:207 lid 1 BW. Ook hierna maakt hij meerdere keren melding van het klemmen en/of kieren van de voordeur. Ten aanzien van de melding van het raam boven de voordeur echter, is niet voldoende duidelijk gesteld wanneer hiervan eerst melding is gemaakt. De kantonrechter gaat daarom uit van de brief van de gemachtigde van [eiser] van 3 november 2021, waaraan het rapport woningopname van 15 oktober 2021 van Stichting !Woon is toegevoegd. Deze brief is verzonden aan de toenmalig gemachtigde van [gedaagden] Hierin staat beschreven dat het raam boven de voordeur niet meer open kan. Eerst dan heeft [eiser] [gedaagden] behoorlijk kennis gegeven van deze klacht, zoals artikel 7:207 lid 1 BW vereist. De kantonrechter acht beide gebreken echter dusdanig ernstig, dat een vermindering van de huurprijs van 20% voor ieder gebrek redelijk wordt geacht. Hierbij sluit de kantonrechter aan bij het Gebrekenboek 2022 van de Huurcommissie, volgens welke de gebreken aan de voordeur en het raam boven de voordeur ieder als een gebrek in de categorie C wordt gekwalificeerd, waarvoor een huurprijsvermindering van maximaal 40% mogelijk is. Nu de kantonrechter niet meer kan toewijzen dan gevorderd is, zal het verzoek tot huurprijsvermindering worden toegewezen zoals gevorderd, aangezien reeds voor het gebrek aan de voordeur 20% kan worden toegekend over de gehele gevorderde periode. De gevorderde verlaging van de huurprijs met 20% over de periode vanaf 1 september 2020 tot en met de maand volgende op het herstel van deze gebreken, wijst de kantonrechter dan ook toe.
21. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] toegelicht dat zij een verlaging van de huurprijs van 20% redelijk acht voor de gebreken aan voordeur/het raam boven de voordeur (i), van 20% voor de gebreken wegens de langdurige werkzaamheden aan de badkamer (ii) en van 10% vanwege de gebreken aan de veranda (iii). Bij dagvaarding vordert [eiser] een verlaging van de huurprijs van 20% over de periode van 1 september 2020 tot 1 april 2021. In de dagvaarding is toegelicht dat dit gaat om de gebreken aan de badkamer (ii) én om de gebreken aan de voordeur/het raam boven de voordeur (i). De vordering ziet blijkens de dagvaarding derhalve op twee (deels samengestelde) gebreken, terwijl slechts één maal 20% huurverlaging over deze periode gevorderd wordt. Nu de kantonrechter de vordering ter zake de huurvermindering met 20% vanwege de gebreken aan de voordeur/het raam boven de voordeur al heeft toegekend, moet de kantonrechter concluderen dat [eiser] geen belang heeft bij beoordeling van de vraag of ook nog een huurverlaging dient te worden toegekend voor de gebreken aan de badkamer; immers ter zake is geen vordering ingediend.
22. Ten aanzien van de dwangsom overweegt de kantonrechter als volgt. Er is niet sprake van een gebrek dat onmogelijk kan worden verholpen of waarvan het herstel niet in redelijkheid kan worden gevergd van [gedaagden] De hoogte van de dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat het gebrek niet is verholpen komt de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat deze zal worden toegewezen. Deze zal echter gemaximeerd worden tot een bedrag van € 7.500,00.
23. Ten aanzien van het bedrag dat door [eiser] op grond van de verlaagde huurprijzen onverschuldigd is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat deze zal worden toegewezen als na te vermelden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.
24. Nu [gedaagden] in het ongelijk is gesteld zal hij worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van [eiser] .
Buitengerechtelijke kosten
25. Gelet op de bij de dagvaarding overgelegde aanmaning van 7 juli 2022 als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW wordt een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen
,dezerzijds begroot op € 500,00
.