ECLI:NL:RBAMS:2023:2030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
AMS 22/2547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • Rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar inzake proceskostenvergoeding en wegingsfactor

In deze zaak heeft de opposant verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de opposant. De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar dateert van 13 mei 2022. De opposant had eerder op 28 september 2022 zijn beroep ingetrokken, maar verzocht de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank had op 8 december 2022 de heffingsambtenaar veroordeeld tot een bedrag van € 514,- en had bepaald dat het griffierecht vergoed moest worden. De opposant stelde verzet in tegen deze uitspraak, omdat hij meende dat de toegepaste wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding ten onrechte was vastgesteld op licht (0,5) in plaats van gemiddeld (1). Hij verwees naar eerdere uitspraken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en de rechtbank Amsterdam, waarin een hogere wegingsfactor was toegepast.

Tijdens de zitting op 27 maart 2023 heeft de rechtbank de argumenten van de opposant gehoord. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat het aan de opposant was om zijn beroep op de meerderheidsregel te onderbouwen met minimaal twee gelijke gevallen. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de wegingsfactor licht (0,5) in deze zaak gerechtvaardigd was. De rechtbank merkte op dat, hoewel er mogelijk een fout was gemaakt in de eerdere uitspraak van 23 september 2021, dit niet betekende dat de huidige zaak op dezelfde manier behandeld moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de opposant ongegrond en deed onmiddellijk uitspraak na de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2547 V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2023 op het verzet van

[eiseres] , te Amsterdam, opposant

(gemachtigde: [Gem. eiseres] ).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Amsterdam van 13 mei 2022 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.
Opposant heeft het beroep op 28 september 2022 ingetrokken en verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.
Met een uitspraak van 8 december 2022 heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeelt in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 514,- en heeft de rechtbank besloten dat de heffingsambtenaar het door opposant betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2023. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat bij de toekenning van de proceskostenvergoeding ten onrechte wordt uitgegaan van wegingsfactor licht (0,5) in plaats van gemiddeld (1). Opposant wijst op de uitspraak van het gerechtshof ’sHertogenbosch van 11 november 2021 [1] , waaruit blijkt dat hij zich in dit kader kan beroepen op de meerderheidsregel. Opposant wijst als gelijk geval op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2021 [2] , waarin wel wordt uitgegaan van wegingsfactor gemiddeld (1).
2. Het verzet is ongegrond. Nog daargelaten of de meerderheidsregel ook geldt voor beslissingen van de rechtbank, is het aan degene die zich erop beroept om dit te onderbouwen met minimaal twee gelijke gevallen. Alleen daarom al slaagt het beroep niet. In een verzetszaak is de toets van de rechtbank verder beperkt tot de beoordeling of er overduidelijk een fout is gemaakt. De rechtbank vindt, gelet op het Richtsnoer van de gerechtshoven [3] , dat toepassing van de wegingsfactor licht (0,5) in dit geval juist is geweest. Mogelijk heeft de rechtbank in de uitspraak van 23 september 2021 een fout gemaakt door de wegingsfactor gemiddeld (1) toe te passen, maar dat betekent niet dat de rechtbank dat in deze zaak ook had moeten doen.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Voetnoten

3.Onder andere te vinden bij de uitspraak van het gerechtshof ’s Hertogenbosch van 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315.