ECLI:NL:RBAMS:2023:193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
13-209169-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord met wapens, munitie en explosieven in Amsterdam

Op 23 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van moord. De verdachte had op 19 mei 2021 in een zolderruimte in Amsterdam een grote hoeveelheid wapens, munitie, explosieven, peilbakens, telefoons en valse kentekenplaten voorhanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de bestemming van deze voorwerpen en dat hij deze voorhanden had ter voorbereiding van een liquidatie. De verdachte werd op 4 augustus 2021 aangehouden, en tijdens het onderzoek zijn er diverse sporen van hem aangetroffen op de in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake was van eendaadse samenloop tussen de bewezen feiten, en heeft de verdachte vrijgesproken van medeplegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-209169-21
Datum uitspraak: 23 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1996,
thans gedetineerd in het [detentieadres] en aldaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 november 2021, 4 februari 2022, 21 april 2022, 14 juli 2022,
14 september 2022, 9 december 2022, 13 december 2022 en 9 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. R. Bosman en J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J. Leyten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 april 2022, – kort gezegd – verweten dat hij op 19 mei 2021 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen,
feit 1:
voorwerpen, te weten vuurwapens, wapenonderdelen, munitie, handgranaten en andere explosieven met toebehoren, peilbakens, kentekenplaten en telefoons, voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord;
feit 2:
vuurwapens, wapenonderdelen, munitie, handgranaten en andere explosieven met toebehoren, voorhanden heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 16 mei 2021 heeft een schietpartij plaatsgevonden in de Maassluisstraat te Amsterdam. Bij deze schietpartij is met automatische wapens geschoten op een zwarte Mercedes. Deze auto werd bestuurd door [slachtoffer] , wonende op het adres [adres] . Op de bijrijdersstoel zat haar partner [partner] . [slachtoffer] werd door kogels geraakt. Zij is met ernstige verwoningen naar het ziekenhuis overgebracht waar zij de volgende dag is overleden. [partner] is ongedeerd gebleven. Hij zou op een dodenlijst staan en in het verleden meermalen zijn gewaarschuwd door de politie over een dreiging op zijn leven.
Na het schieten is een grijze Volkswagen Caddy weggereden. Dit voertuig is korte tijd later brandend aangetroffen op de August Vermeylenstraat te Amsterdam. Getuigen hebben drie mannen zien wegrennen. Deze mannen hadden kennelijk bij het in brand steken van de auto brandwonden opgelopen.
In het voertuig werden na het blussen twee automatische vuurwapens van het merk Crvena Zastava M70, en een pistool, te weten een Walther PPKL, aangetroffen.
De drie mannen zijn direct na het in brand steken van de VW Caddy naar de [adres] gegaan, waar de getuige [getuige 1] woonde. Eén van hen was er slecht aan toe en [getuige 1] heeft 112 gebeld. De twee andere mannen hebben vervolgens de woning verlaten. [naam 1] werd die avond met ernstige brandwonden in de woning aangehouden.
[getuige 1] kende één van de twee mannen die de woning weer hadden verlaten als ' [bijnaam] ', die zij op een foto herkende als [naam 2] .
Een dag na de moord op [slachtoffer] is er bij het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Amsterdam via een informant informatie binnengekomen dat er die dag een donker gekleurde jongen met brandwonden over de [adres] liep, het portiek [huisnummer] binnenging en naar bovenste etage, zeer waarschijnlijk de zolderverdieping, liep. Op basis van die informatie is een machtiging verleend om de zolderbergingen van [adres] en 15 binnen te treden ter aanhouding van één van de mogelijke daders van de schietpartij. Op 19 mei 2021 is door het arrestatieteam binnengetreden in de betreffende bergingen. In de zolderruimte van [adres] (hierna: zolderruimte [huisnummer] ) werd [naam 2] aangehouden. Ook hij had brandwonden, op gezicht en pols. [naam 2] was bij zijn aanhouding samen met [naam 3] en verdachte [verdachte] (verder [verdachte] dan wel verdachte). [naam 3] en [verdachte] zijn op dat moment staande gehouden, maar niet aangehouden.
[adres] is het adres van [moeder verdachte]
,de moeder van verdachte. In de zolderruimte van [adres] te Amsterdam (hierna: zolderruimte [huisnummer] ), behorende bij de woning van buurvrouw [buurvrouw] , werd een grote hoeveelheid wapens, munitie en explosieven, als ook plaatsbepalingsapparatuur, kentekenplaten en politiekleding aangetroffen.
Bij de doorzoeking van zolderruimte [huisnummer] werd onder andere een iPhone X in beslag genomen, die later van verdachte bleek te zijn. Ook werd een bankkaart op naam van [naam 4] aangetroffen in dezelfde jaszak waar ook een bankpas van [naam 2] zat. [naam 4] voldeed aan het signalement van één van de daders. Hij is op 27 mei 2021 aangehouden. Ook hij had brandwonden, op gezicht en handen.
[naam 2] , [naam 1] en [naam 4] zijn op 18 juli 2022 door deze rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van moord op [slachtoffer] en voor medeplegen van poging tot moord op [partner] .
Op basis van de bevindingen van het politieonderzoek, onder andere met betrekking tot de inhoud van de inbeslaggenomen iPhone X en het DNA- en dactyloscopisch onderzoek op de inbeslaggenomen goederen, is de verdenking gerezen dat verdachte degene is geweest die de wapens, munitie, explosieven en andere voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] voorhanden heeft gehad. Hij is op 4 augustus 2021 op het adres [adres] aangehouden. In de slaapkamer van verdachte werd een iPhone van verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de beide aan verdachte tenlastegelegde de feiten.
Er is voldoende bewijs, waaronder de bevindingen van het DNA- en dactyloscopisch onderzoek, de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [buurvrouw] , en de foto’s en filmpjes in de telefoon van verdachte, dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de in zolderruimte [huisnummer] aangetroffen wapens en andere goederen voorhanden heeft gehad.
De in deze zolderkamer aanwezige wapens, handgranaten en munitie behoren in het algemeen tot de standaarduitrusting van een professionele groep die zich bezig houdt met levensdelicten. Bij het plegen van liquidaties worden tevens peilbakens en valse nummerplaten gebruikt. Ook deze zijn op zolderruimte [huisnummer] aangetroffen. De meeste liquidaties worden “op bestelling” gepleegd. Tussen opdrachtgevers en de uitvoerders bevindt zich dan ook veelal de laag van de tussenpersonen, die ervoor zorgen dat alles wat nodig is tijdig beschikbaar komt. Die voorraad aan middelen moet door iemand worden beheerd, in dit geval door verdachte en zijn medeplegers.
Op grond van de uiterlijke kenmerken van de aangetroffen middelen/voorwerpen, de aard en het gebruik van die voorwerpen, zeker in onderling verband en in samenhang beschouwd en bij gebrek aan een verifieerbare en geloofwaardige verklaring van verdachte, concluderen de officieren van justitie dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd waren tot en geschikt waren als voorbereidingsmiddelen om een liquidatie te begaan. Uit de verwevenheid van de redengevende feiten en omstandigheden volgt het opzet op moord en de voor medeplegen vereiste opzet op de eigen gedragingen en de samenwerking.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de in zolderruimte [huisnummer] aangetroffen wapens, munitie, explosieven en andere voorwerpen. Hij beschikte niet over een sleutel van deze zolderberging en had geen toegang tot deze ruimte.
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
Primair is de raadsvrouw van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen voorhanden heeft gehad. Uit de chatberichten tussen verdachte en [buurvrouw] blijkt dat verdachte géén sleutel van haar heeft ontvangen van zolderruimte [huisnummer] , waar de goederen zijn aangetroffen. [buurvrouw] heeft zelf van de woningbouwvereniging nooit een sleutel van deze berging gekregen en kon deze dus ook niet aan verdachte verstrekken. Een dergelijke sleutel is ook niet bij verdachte aangetroffen.
De raadsvrouw is voorts van mening dat een alternatief, en voor verdachte ontlastend, scenario rondom [buurvrouw] onvoldoende is onderzocht. [buurvrouw] kampte met bedreigingen gericht aan haar persoon en haar woning, had problemen met een ex en was meermalen doelwit van aanslagen. Er is geen onderzoek gedaan naar deze gebeurtenissen en er wordt ten onrechte enkel gefocust op verdachte.
Er is DNA van verdachte aangetroffen op wapens en andere goederen die in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen, echter is alleen onderzoek gedaan op bronniveau. Het DNA-materiaal kan echter ook via secundaire overdracht op de goederen terecht zijn gekomen. Tevens is mogelijk dat verdachte het betreffende goed elders op enig moment heeft vast gehad.
De in de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s en filmpjes zijn niet ondersteunend voor het bewijs. Niet kan worden vastgesteld dat de wapens op de foto’s en filmpjes dezelfde wapens zijn als die in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen. Weliswaar worden er vergelijkingen gemaakt tussen aanvalsgeweren zichtbaar op een foto in de telefoon van verdachte en wapens aangetroffen in zolderruimte [huisnummer] , maar de conclusie dat deze wapens
identiekrespectievelijk
sterk gelijkendzouden zijn, is niet steekhoudend. Datzelfde geldt voor de vergelijking tussen de in de uitgebrande vluchtauto aangetroffen Walther PPKL en het wapen zichtbaar op een filmpje in de telefoon van verdachte, waarvan is gezegd dat aannemelijk is dat dit hetzelfde wapen is. De betreffende herkenningen kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt.
Daarnaast is niet vast te stellen waar en wanneer de foto’s en filmpjes zijn gemaakt. De daarbij vermelde data en tijdstippen zijn niet zondermeer juist. Door de recherche wordt gesteld dat de betreffende foto’s en filmpjes
vermoedelijkdoor de gebruiker van het toestel zijn genomen, maar er is geen onderzoek waaruit blijkt dat deze media daadwerkelijk met het toestel zijn vervaardigd.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen aanwezig heeft gehad, is de raadsvrouw van oordeel dat geen bewezenverklaring kan volgen van voorbereidingshandelingen moord.
De in zolderruimte [huisnummer] aangetroffen vuurwapens en munitie kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden gebruikt voor het plegen van levensdelicten, zodat aan het vereiste objectieve element is voldaan. Van de overige goederen kan dit niet worden gezegd en zal aldus voor die goederen, wegens het ontbreken van het objectieve element, geen veroordeling voor voorbereiding moord kunnen volgen.
Het subjectieve element kan niet worden afgeleid uit het briefje met bakennummers dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen. Het op enig moment ophalen en voorhanden hebben van een baken, is niet redengevend voor het misdadig doel moord. Het baken zegt niets over de relatie tussen verdachte en de goederen die op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen.
De aanwezigheid van verdachte in de woning en zolderruimte [huisnummer] in de periode voorafgaande aan 19 mei 2021 is evenmin redengevend. Uit de verklaringen van de buren blijkt immers dat het een komen en gaan was van mensen in zolderruimte [huisnummer] .
Ook uit de in de telefoon van verdachte aanwezige data kan het subjectieve element niet worden afgeleid. Er zijn geen gesprekken waarin over moord wordt gesproken, of die daarmee in verband kunnen worden gebracht.
De raadsvrouw heeft, met het oog op de door haar bepleite vrijspraak, verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
3.4.
Oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1.
Wapens, munitie en andere voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] .
Op 19 mei 2021 werden in zolderruimte [huisnummer] drie zwarte tassen aangetroffen. In deze tassen lagen zichtbaar automatische vuurwapens, doosjes met munitie en losse patronen en explosieven. Naast deze tassen stond een automatisch vuurwapen rechtop tegen de muur, en lag een losse zwarte zak.
In één van de zwarte tassen zat een rode plastic tas van de Mediamarkt met daarin een GPS tracker, drie simkaarten, een baken en een boormal.
In één van de andere zwarte tassen zat een legerkleurig tasje met een explosief. In dit tasje zat ook een mobiele telefoon.
In dezelfde zwarte tas zat ook een vuilniszak met vijf paar kentekenplaten. [2] ,
Deze goederen zijn door de recherche, een wapendeskundige en/of het NFI onderzocht.
De volgende wapens en munitie zijn aangetroffen:
- 2 volautomatische aanvalsgeweren, merk Zastava, model M70 AB2, type AK-47 (vuurwapens van categorie II);
- 3 patroonmagazijnen, gedeeltelijk gevuld met munitie, bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- een loop verleng- of opzetstuk bestemd om te worden geplaatst op aanvalsgeweren van het merk Zastava, onder andere het model M70AB2 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- 180 patronen bestemd en geschikt om verschoten te worden met het de inbeslaggenomen aanvalsgeweren (munitie van categorie II).
- een pistool (omgebouwd), merk Walther, model PPQ (vuurwapen van categorie III);
- een pistool (omgebouwd), merk Walther, model 8 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn, Staatsfabriek Sovjet Unie, voorzien van patronen, bestemd voor aanvalsgeweren van het model PPS-43 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn voorzien van patronen, onder andere bestemd voor een pistoolmitrailleur van het merk Heckler en Koch, model MP5 en een pistoolmitrailleur van het merk MKE, model T94 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn, voorzien van patronen, bestemd voor een pistool (vuurwapen van categorie III);
- 248 stuks patronen, model rondneus, van diverse kalibers (munitie van categorie II);
- een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Staatsarsenaal, type AKK (type AK-47) (vuurwapen van categorie II);
- een patroonmagazijn, met onbekend aantal patronen, bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- 14 patronen, bestemd en geschikt om verschoten te worden met de inbeslaggenomen aanvalsgeweren (munitie van categorie II);
- een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Staatsarsenaal model AKKS (type AK-47) (vuurwapen van categorie II);
- twee handgranaten, model M52/P3 en M75/P3, voorzien van slagpijpjes (wapen van categorie II onder 7°);
- een pakket bestaande uit 3 boorpatronen, GSM en elektrisch slagpijpje van het type EK-40-63 (wapen van categorie II onder 7°);
- twee stuks kneedspringstof (wapen van categorie II onder 7°);
- springstof TM500 trotylblok met GSM (wapen van categorie II onder 7°)
Onderzoek van de wapens, munitie en explosieven heeft uitgewezen dat het voorhanden hebben van al deze voorwerpen strafbaar is gesteld op de grond van de Wet wapens en munitie. [3]
Onderzoek van de kentekenplaten heeft uitgewezen dat de lamineercodes van de kentekenplaten van de vijf afzonderlijke kentekennummers opeenvolgend zijn en geen keurmerk van de kentekenplaatproducent bevatten. [4]
De rechtbank neemt op basis daarvan aan dat de kentekenplaten vals zijn.
3.4.2.
Voorhanden hebben wapens en munitie
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of verdachte de in zolderruimte [huisnummer] inbeslaggenomen wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Verdachte had toegang tot zolderruimte [huisnummer]
[adres] is het adres van [moeder verdachte] , de moeder van verdachte. [5] Ook verdachte heeft een groot deel van zijn leven op dit adres ingeschreven gestaan. Op 25 juni 2020 heeft hij zich laten uitschrijven en heeft kort daarna een postadres gekregen op het adres [postadres] . [6] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit heeft gedaan om de uitkering van zijn moeder niet in gevaar te brengen. Ook daarna beschikte hij nog over de sleutels van [adres] en had hij ook toegang tot de bij deze woning behorende zolderruimte [huisnummer] . Verdachte gebruikte zolderruimte [huisnummer] geregeld als plek om te chillen. [7]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook nadat hij was uitgeschreven nog geregeld in de woning van zijn moeder en zolderruimte [huisnummer] kwam.
Zo werd hij op 19 mei 2021 om 20:47 uur samen met [naam 2] en [naam 3] in deze zolderruimte aangetroffen. [8] Uit de verklaring van zijn moeder blijkt dat hij diezelfde dag om 11:00 uur ook al in de woning was. [9]
Aansluitend op de aanhouding van [naam 2] op 19 mei 2021 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in zolderruimte [huisnummer] . Hierbij werd een iPhone X inbeslaggenomen.
In dit toestel zijn meerdere documenten aanwezig met de personalia van verdachte. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit inderdaad zijn telefoon is. [11]
In deze iPhone X van verdachte zijn WhatsApp-berichten aangetroffen tussen verdachte en zijn buurvrouw [buurvrouw] . Op 9 mei 2021 om 22:06 uur zegt verdachte tegen [buurvrouw] : “
Ben ff met die apen boven(…)”
Diezelfde avond zegt [buurvrouw] : “
Er staat een gast hier tegen over”, “
Onder afdakje links”, “
U know him”. Verdachte antwoordt: “
Ja voor my
Op 10 mei 2021 zegt [buurvrouw] tegen verdachte
: “Kijk of er boven niks aan de hand is.”
Op 17 mei 2021 vraagt verdachte aan [buurvrouw] :
“Heb je pleister”. [buurvrouw] denkt van wel. Een paar minuten later zegt zij: “
Heb ff nog een cremmetje erbij gezet voorZichtig doen met die maar die werkt tegen ontstekingen etc”. [buurvrouw] laat aan verdachte weten dat ze nog even gaat kijken naar verband. Op 18 mei 2021 zegt verdachte tegen [buurvrouw] : “
Meld me als je deur uit ben ga ik ff met m zitten daar”. Een uur later laat verdachte aan [buurvrouw] weten: “
Hij voelde zich weer beter” en “
Hij blijft nog”. [buurvrouw] zegt enkele uren later: “
Dushi hy kan douchen he heb handdoeken klaar gelegd voor t geval hu even wil gaan douchen [12]
De rechtbank constateert op basis van deze chatgesprekken dat verdachte ten tijde van de genoemde chatgesprekken in de woning [adres] dan wel de daarbij behorende zolderruimte was.
Uit netwerkmetingen is bovendien gebleken dat het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , op 14, 15 en 16 mei 2021 gebruik heeft gemaakt van de cell-id waaronder het adres [adres] valt. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij geregeld bij andere personen in de onmiddellijke omgeving van [adres] heeft verbleven zodat op basis van de cell-id informatie niet geconcludeerd kan worden dat hij op de [adres] verbleef. De rechtbank acht deze bewering van verdachte niet aannemelijk. Verdachte heeft nagelaten te zeggen waar en bij wie hij dan verbleef en heeft ook anderszins geen informatie verstrekt op basis waarvan zijn stelling kan worden geverifieerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 mei 2021 en de periode daarvoor vrije toegang had tot de woning [adres] en de daarbij behorende zolderruimte en dat hij daar daadwerkelijk geregeld verbleef.
Verdachte had toegang tot zolderruimte [huisnummer]
Op 15 november 2020 vond via WhatsApp een chatgesprek plaats tussen verdachte en [buurvrouw] , waarin [buurvrouw] zegt dat zij haar sleutels aan verdachte gaat geven zodat verdachte ze kan verdubbelen. Ook geeft zij in dat gesprek te kennen dat ze een box en een zolder heeft, waarna zij zegt: “
Als je nodig hebt let me know kom sleutels halen”. Verdachte antwoordt: “
Ja isgoed ik kan wel gebruiken ja”, waarop [buurvrouw] zegt: “
Ja k gebruik ’t niet schat je kan m gebruiken”. Op 19 november 2020 zegt verdachte tegen [buurvrouw] dat hij zo de sleutels komt terugbrengen. [14]
Verdachte heeft verklaard dat het aanvankelijk zijn bedoeling was om de zolderberging in te richten als sportplek in coronatijd, maar deze sportplek heeft hij uiteindelijk bij iemand anders gerealiseerd. Hij zou geen sleutel van [buurvrouw] hebben gehad. [buurvrouw] heeft verklaard dat zij van de woningbouwvereniging nooit een sleutel van deze zolderberging heeft ontvangen.
De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte en [buurvrouw] niet geloofwaardig. Dat [buurvrouw] , als huurster van [adres] , geen sleutel zou hebben gehad van de bij deze woning behorende zolderruimte acht de rechtbank onaannemelijk. De chatgesprekken wijzen duidelijk in een andere richting, terwijl bovendien op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] een grote hoeveelheid wapens, munitie en andere voorwerpen aanwezig was, hetgeen moeilijk is te verklaren als niemand een sleutel van deze ruimte zou hebben gehad.
De rechtbank stelt vast dat [buurvrouw] de zolderruimte behorende bij haar woning [adres] aan verdachte ter beschikking heeft gesteld en dat verdachte aldus toegang tot deze zolderruimte had.
Forensische sporen van verdachte op voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] .
De in de zolderruimte [huisnummer] aanwezige goederen zijn bemonsterd, waarbij diverse sporen zijn veiliggesteld. Deze sporen zijn onderzocht.
Op de vuilniszak waarin één van de twee AK47 aanvalsgeweren zat verpakt (item 6060255, SIN AAMM3989NL) is een dactyloscopisch spoor aangetroffen. Dit spoor is omgenummerd naar AAPB7961NL. [15] Met dit dactyloscopisch spoor is vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank.
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [16]
De rechtbank neemt op grond van het dactyloscopisch onderzoek aan dat de vingerafdruk op de vuilniszak in zolderruimte [huisnummer] van verdachte is.
Met betrekking tot de navolgende bemonsteringen is vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd:
 bemonsteringen AANJ7913NL#01 (binnenzijde loop) en AANJ7913NL#02 (ruwe delen en vizier) van AANJ7913NL (automatisch vuurwapen Crvena Zastava M70ab2);
 bemonstering AANJ7944NL#01 (buitenzijde van deel van patroonhouder dat bij gebruik uit het wapen steekt) van AANJ7944NL (patroonhouder Scorpion);
 bemonstering AAOS1976NL#01 (hengsels) van AAOS1976NL (legerkleurig tasje);
 bemonstering AAMM3986NL#01 (sluitrand aan buitenzijde gripzakje) van AAMM3986NL (verpakking 3 van munitie 6058571);
 bemonstering AAMM3984NL#02 (gehele buitenzijde gripzakje) van AAMM3984NL (verpakking 1 van munitie 6058566).
Dit onderzoek heeft tot de volgende resultaten geleid:
AAOS1976NL#01
Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte] dat DNA-profiel AAOS1976NL#01 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AANJ7913NL#01, AAMM3986NL#01 en AAMM3984NL#02
Voor deze berekeningen is aangenomen dat elke bemonstering DNA bevat van één persoon.
DNA-profielen AANJ7913NL#01, AAMM3986NL#01 en AAMM3984NL#02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AANJ7913NL#02
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AANJ7913NL#02 is circa 100 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
AANJ7944NL#01
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AANJ7944NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. [17]
De rechtbank is van oordeel dat zij er op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek redelijkerwijze vanuit mag gaan dat het betreffende celmateriaal op de hiervoor genoemde voorwerpen steeds aan verdachte kan worden toegeschreven.
De rechtbank stelt aldus vast dat op de in de zolderruimte [huisnummer] aanwezige goederen diverse sporen van verdachte aanwezig waren. Er kan daarom worden aangenomen dat verdachte de betreffende goederen heeft aangeraakt, vastgepakt of anderszins daarmee in contact is geweest.
Verdachte heeft verklaard wel eens een lang wapen te hebben vastgehad in een boxruimte elders in of voor 2020.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar suggestie dat de DNA-sporen mogelijk via secondaire overdracht op de betreffende voorwerpen zijn terechtgekomen. De combinatie van de hoeveelheid sporen en de specifieke locaties op de goederen waarop ze zijn aangetroffen maken de kans op een dergelijke overdracht verwaarloosbaar klein. De geopperde, enkel theoretische, mogelijkheid van secundaire DNA-overdracht is op geen enkele wijze onderbouwd, vindt geen steun in de verklaring van verdachte en is ook overigens niet aannemelijk geworden.
Verband tussen de zolderruimtes [huisnummer] en [huisnummer] .
De toegangsdeur tot de zolderruimtes behorende bij de appartementen [adres] , ligt naast de toegangsdeur van de zolderruimtes behorende bij de appartementen van [adres] en bevinden zich op dezelfde verdieping en zijn gescheiden met een tussenwand. Deze toegangsdeuren zijn via de centrale trap van de woningen [adres] [huisnummers] te bereiken. De zolderruimtes [huisnummer] en [huisnummer] lagen ongeveer 12 meter uit elkaar. [18] Zolderruimte [huisnummer] kan aldus vanuit zolderruimte [huisnummer] worden bereikt zonder dat van etage of trappenhuis gewisseld hoeft te worden.
In de op 19 mei 2021 in de zolderruimte [huisnummer] inbeslaggenomen iPhone X van verdachte is een foto aangetroffen waarop een verhoging is te zien met daarop een kleed. Op het kleed liggen vier automatische aanvalsgeweren. De betreffende ruimte lijkt volgens de recherche zeer sterk op zolderruimte [huisnummer] . [19]
Op grond van de bij deze foto behorende bestandsinformatie kan worden afgeleid dat de foto op 2 maart 2021 is genomen. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat op deze foto zolderruimte [huisnummer] is te zien. [21] Hij heeft echter ontkend dat hij de foto heeft genomen en stelde niet te weten hoe deze foto op zijn telefoon is terechtgekomen.
De rechtbank neemt op grond van het voorgaande als vaststaand aan dat de foto in zolderruimte [huisnummer] is gemaakt.
Een wapendeskundige van de recherche heeft vastgesteld dat één van de aanvalsgeweren die op deze foto zichtbaar is, identiek is aan het op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] onder item 6058582 inbeslaggenomen volautomatisch aanvalsgeweer van het merk Staatsarsenaal. Een ander aanvalswapen op het kleed, voorzien van een naar onder scharnierende klapkolf, is door de wapendeskundige herkend als sterk gelijkend op het in zolderruimte [huisnummer] onder item 6058472 inbeslaggenomen volautomatisch aanvalsgeweer Zastava. Een derde aanvalswapen op het kleed is sterk gelijkend op het in zolderruimte [huisnummer] onder itemnummer 6058473 in beslag genomen volautomatisch aanvalsgeweer Zastava. Een pistool op het kleed is door de wapendeskundige herkend als sterk gelijkend op het in de zolderruimte [huisnummer] onder itemnummer 6058551 inbeslaggenomen pistool Walther PPQ. [22]
Zoals hiervoor is gebleken is op het inbeslaggenomen aanvalsgeweer met itemnummer 6058472 (SIN-nummer AANJ7913NL) op de binnenzijde loop en op de ruwe delen en vizier celmateriaal aangetroffen van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat op 2 maart 2021 in zolderruimte [huisnummer] wapens aanwezig zijn geweest, die identiek zijn aan, dan wel sterk gelijkend zijn op, wapens die op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aanwezig waren. Dit duidt er op dat er een verband was tussen de beide zolderruimtes. Dit verband wordt nog eens bevestigd door de aanwezigheid van DNA van verdachte op het aanvalsgeweer met itemnummer 6058472 in zolderruimte [huisnummer] en de overeenkomst tussen dit wapen en één van de aanvalsgeweren zichtbaar op de in zolderruimte [huisnummer] genomen foto. Daarnaast had verdachte zowel toegang tot de zolderruimte behorende bij [huisnummer] als die van [huisnummer] , zoals hiervoor al vastgesteld.
Alternatief scenario?
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de recherche zich ten onrechte alleen op verdachte heeft gefocust, terwijl er meer scenario’s denkbaar zijn voor de aanwezigheid van de wapens en munitie in zolderruimte [huisnummer] . Buurvrouw [buurvrouw] kampte met bedreigingen gericht aan haar persoon, haar woning was meermalen doelwit van een aanslag en zij had problemen met een ex. Misschien is er ook een link naar de vorige bewoners van [huisnummer] .
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht niet als alternatief scenario kan worden aangemerkt. De enkele suggestie dat het wapenarsenaal in zolderruimte [huisnummer] ook van iemand anders kan zijn geweest is daartoe onvoldoende. De bewijsmiddelen wijzen bovendien onmiskenbaar in de richting van verdachte.
Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapens en munitie op 19 mei 2021.
Verdachte verbleef op 19 mei 2021 en de periode daarvoor met grote regelmaat op het adres [adres] en had toegang tot zowel zolderruimte [huisnummer] als zolderruimte [huisnummer] . Op een in zolderruimte [huisnummer] in beslag genomen vuilniszak waarin één van de vier aangetroffen aanvalsgeweren was verpakt zat een dactyloscopisch spoor van verdachte. Op een aanvalsgeweer, een patroonhouder, hengels van een tas waarin zich onder meer een explosief bevond en op verpakkingen van munitie, zat DNA dat aan verdachte kan worden toegeschreven. Zoals blijkt uit een foto in de telefoon van verdachte zijn op 2 maart 2021 in zolderruimte [huisnummer] wapens aanwezig geweest die grote gelijkenis vertonen met wapens die op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen. Het aanvalswapen in zolderruimte [huisnummer] met daarop DNA van verdachte, lijkt bovendien overeen te komen met één van de aanvalsgeweren die te zien zijn op de foto.
Op grond van de hiervoor genoemde vaststellingen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aanwezige wapens en munitie. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte op 19 mei 2021 deze wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht goed voorstelbaar dat niet alleen verdachte maar ook andere personen wetenschap en beschikkingsmacht over de wapens en munitie hebben gehad. Het dossier bevat daartoe ook wel aanwijzingen. Op wapens en voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] zijn immers naast sporen van verdachte ook sporen van andere personen aangetroffen terwijl er in de periode voorafgaande aan 19 mei 2021 meerdere personen in zolderruimte [huisnummer] aanwezig zijn geweest. Deze constateringen zijn echter op zichzelf onvoldoende om op grond daarvan vast te kunnen stellen dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.3.
Voorbereidingshandelingen moord
De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of verdachte de wapens en munitie en de andere in feit 1 genoemde voorwerpen die in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord.
Beoordelingskader.
Voor beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, gaat de rechtbank uit van het in de jurisprudentie aanvaarde beoordelingskader.
Vast moet komen te staan dat de in de tenlastelegging omschreven, wapens, explosieven, plaatsbepalingsapparatuur, nummerplaten en andere voorwerpen, bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden.
De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm.
De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen zoals opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten.
Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderling verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de gevolgen van het beoogde gebruik op de koop toeneemt. (o.a. Gerechtshof Amsterdam 11 maart 2019 ECLI:NL:GHAMS:2019:801 - Hoge Raad 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258).
Aangetroffen goederen in zolderruimte [huisnummer] bestemd voor het plegen van levensdelicten
Zoals de rechtbank hiervoor bewezen heeft geacht, had verdachte op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] vier automatische vuurwapens, twee handvuurwapens, diverse vuurwapenonderdelen, waaronder patroonhouders, een grote hoeveelheid munitie geschikt voor de betreffende vuurwapens, twee handgranaten en andere explosieven met toebehoren voorhanden. In zolderruimte [huisnummer] lagen ook peilbakens/ plaatsbepalingsapparatuur, telefoons en valse nummerplaten. Deze goederen waren verpakt in de tassen waarin zich ook de wapens en munitie bevonden.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd zal bij de beoordeling of aan de objectieve component is voldaan, niet alleen naar de afzonderlijke voorwerpen moeten worden gekeken, maar juist naar de gezamenlijkheid daarvan.
Dit samenstel van voorwerpen kan naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten en is daartoe geschikt. De combinatie van peilbakens, automatische vuurwapens en valse nummerplaten, is objectief bezien geëigend om liquidaties voor te bereiden, uit te voeren en met een vluchtauto met vals kentekennummer ongemerkt weg te komen van de plaats delict.
De rechtbank acht het zeer moeilijk voorstelbaar dat deze specifieke combinatie van voorwerpen een ander doel had dan liquidaties voor te bereiden en uit te voeren. Andere misdrijven, zoals berovingen, afdreigingen of ontvoeringen vereisen andersoortige middelen. Dit is al een sterke aanwijzing dat ook verdachte wist of tenminste moet hebben geweten dat deze voorwerpen bestemd waren om levensdelicten uit te voeren. Daarnaast zijn er andere omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte op de hoogte was van de bestemming en dat zijn opzet daar op was gericht.
De verdenking is dat verdachte op 19 mei 2021 de betreffende voorwerpen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord. De moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] heeft op 16 mei 2021 plaatsgevonden. De op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aangetroffen voorwerpen waren aldus niet bestemd voor deze gebeurtenis in het verleden. Niettemin zijn er naar het oordeel van de rechtbank in de periode vóór 19 mei 2021 zodanige feiten en omstandigheden dat daaruit kan worden afgeleid met welk doel verdachte deze voorwerpen op 19 mei 2021 voorhanden had.
Verdachte is op 19 mei 2021 samen met [naam 2] in zolderruimte [huisnummer]
Verdachte is op 19 mei 2021 samen met onder andere [naam 2] aangetroffen in zolderruimte [huisnummer] . Uit de hiervoor weergegeven chatberichten tussen verdachte en [buurvrouw] blijkt dat zij in de dagen daarvoor de brandwonden van [naam 2] verzorgden en dat [naam 2] gebruik mocht maken van de douche van [buurvrouw] . De rechtbank acht volstrekt onaannemelijk dat verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van deze brandwonden. Wanneer de brandwonden inderdaad het gevolg zouden zijn geweest van barbecuevuur, zoals [naam 2] volgens verdachte tegen hem had gezegd, is onbegrijpelijk dat [naam 2] deze brandwonden niet door een arts heeft laten behandelen. Alles wijst er op dat verdachte aan [naam 2] , na de mede door hem gepleegde moord op [slachtoffer] , in zolderruimte [huisnummer] een schuilplaats heeft willen geven.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 mei 2021 en de dagen daarvoor op de hoogte moet zijn geweest van de betrokkenheid van [naam 2] bij de moord op [slachtoffer] en de poging tot moord op [partner] .
Overeenkomst vuurwapen op filmpje in telefoon verdachte en vuurwapen in uitgebrande vluchtauto na moord op [slachtoffer]
Op een filmpje in de iPhone X van verdachte (IMG_1621.MOV) is te zien dat een persoon handelingen verricht met een vuurwapen. [23] Dit vuurwapen is door een wapendeskundige van de recherche herkend als een Walther PPK L. Het wapen is voorzien van een verlengde loop bestemd voor het plaatsen van een geluiddemper. Dit wapen is vergeleken met een vuurwapen dat is aangetroffen in de uitgebrande VW Caddy die als vluchtauto is gebruikt na de moord op [slachtoffer] . Dit wapen blijkt dezelfde specificaties te hebben als het wapen in het filmpje. Het is de wapendeskundige ambtshalve bekend dat de Walther PPK L een zeldzamere variant is van de Walther PPK. De aanwezigheid van de verlenging van de loop maakt het nog zeldzamer. De wapendeskundige acht aannemelijk dat het vuurwapen zoals getoond in het filmpje en het vuurwapen in de uitgebrande VW Caddy hetzelfde vuurwapen is. [24]
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de wapendeskundige en neemt zij deze over.
Verdachte heeft met betrekking tot de diverse belastende foto’s en filmpjes die in zijn telefoon zijn aangetroffen verklaard dat hij deze niet zelf heeft gemaakt. Mogelijk zijn deze hem toegezonden, dan wel zijn ze door [naam 2] gemaakt, die op enig moment zijn telefoon enkele uren had geleend. De rechtbank volgt deze lezing van verdachte niet. De bestanden bevonden zich volgens het aan dit telefoontoestel verricht onderzoek in specifieke mappen, waardoor er vanuit kan worden gegaan dat de foto’s en filmpjes met de betreffende iPhone X zijn gemaakt. [25] Dat verdachte de foto’s en filmpjes toegezonden heeft gekregen is daarom niet aannemelijk. De door verdachte geopperde mogelijkheid dat [naam 2] deze foto’s en filmpjes met de telefoon van verdachte heeft gemaakt is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de betreffende foto’s en filmpjes zelf heeft gemaakt met zijn iPhone X.
De rechtbank acht het zeer opmerkelijk dat verdachte een filmpje in zijn telefoon heeft staan waarop een wapen is te zien waarvan aannemelijk is dat dit hetzelfde wapen is dat later is aangetroffen in de auto die is gebruikt bij de moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] . Dit duidt op een verband tussen een wapen in het bezit van verdachte en een door anderen uitgevoerde moord op [slachtoffer] en poging tot liquidatie van [partner] .
Lijst in telefoon verdachte.
In de inbeslaggenomen iPhone X van verdachte is een foto aangetroffen van een notitie met de volgende opsomming:
1818powerbanks met code
4 tablets met bij behorende
+ 7/ cameras maar die zijn apart
+4 souvenirdoostje
+ sweeper
+ zomebril met camera
+ petje NY met camera
+ 2 laptops met lader
+ 4 Gps met telefoon compleet
+ 1 iphone toestel
+ Samsung toestel
+ 2 lasers + ploetedooier
+ 1 helmbouwvakker
Volgens de bij de foto behorende bestandsgegevens is de foto op 17 mei 2021 om 00:20 uur genomen. [26] Dit is enkele uren na de moord op [slachtoffer] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat iemand anders deze foto met zijn telefoon heeft gemaakt. Hij denkt dat hij daar wel bij is geweest. Later zou hij er achter zijn gekomen dat het om spullen ging die naar het buitenland moesten. Hij wil geen namen noemen van mensen die bij de lijst en de daarin genoemde goederen betrokken waren.
De rechtbank hecht geen waarde aan deze verklaring van verdachte. De foto is met de telefoon van verdachte gemaakt en verdachte heeft geen informatie willen verstrekken op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. De rechtbank neemt daarom aan dat verdachte zelf de foto heeft genomen.
In de lijst worden onder andere voorwerpen genoemd die geschikt zijn voor het heimelijk observeren van mensen. Bij de voorbereiding van liquidaties worden veelal technische hulpmiddelen gebruikt voor het volgen en observeren van het beoogde slachtoffer. De aanwezigheid van de foto met de lijst in de telefoon van verdachte bevestigt dat verdachte zich kennelijk met dit soort apparatuur bezig hield. Ook in zolderruimte [huisnummer] had verdachte plaatsbepalingsapparatuur voorhanden, terwijl hierna zal blijken dat verdachte ook actief met bakens in de weer was.
Baken gebruikt bij voorbereiding liquidatie [partner] afkomstig van verdachte
Op 12 mei 2021 hebben [naam 5] en [naam 6] geprobeerd om in te breken in de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres] , waar [slachtoffer] , de partner van [partner] woonde. Op camerabeelden is te zien dat [naam 6] en [naam 5] de garage niet in konden komen. Ook is te zien dat zij werden gecontroleerd door de politie en na een kort onderzoek op heterdaad werden aangehouden. Op de camerabeelden is te zien dat [naam 6] en [naam 5] vlak voor zij werden staande gehouden een voorwerp in een brievenbus hebben gestopt van het wooncomplex. [naam 5] heeft later bekend dat hij een baken in de brievenbus had verstopt. Op 16 mei 2021 werd door een getuige aan de politie een volgbaken overhandigd. De getuige had deze een paar dagen eerder aangetroffen in zijn brievenbus van het wooncomplex aan de [adres] . [27]
[naam 6] heeft op de terechtzitting van zijn eigen strafzaak verklaard dat hij het baken op 3 mei 2021 heeft gekregen, maar hij wilde niet zeggen van wie. Het volgbaken moest onder de Mercedes van [slachtoffer] worden geplakt. [28]
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het volgbaken dat is aangetroffen in de brievenbus gebruikt is bij de voorbereiding van de liquidatie van [partner] .
In de iPhone X van verdachte is een foto van een geel briefje aangetroffen met daarop twee baken ID-nummers, met bijbehorende telefoonnummers. Volgens de bij de foto behorende bestandsgegevens is de foto op 2 mei 2021 genomen. [29]
Eén van de op het briefje in de telefoon vermelde telefoonnummers, te weten het nummer [telefoonnummer] , bleek te zijn gekoppeld aan de simkaart in het volgbaken met nummer [bakennummer] dat door [naam 6] en [naam 5] was gebruikt bij de voorbereiding liquidatie van [partner] .
Beide telefoonnummers op het briefje blijken op 22 april 2021 te zijn geactiveerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van cell-id [nummer] , aan de [adres] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] was op dat moment nog niet gekoppeld aan het later in de brievenbus aangetroffen volgbaken.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte was op het moment dat de telefoonnummers werden geactiveerd in de directe omgeving in Hilversum. [30]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij destijds in Hilversum een volgbaken heeft opgehaald. [31] Naar zijn zeggen was het de bedoeling dat dit baken gebruikt zou gaan worden om iemand van zijn horloge te beroven. Verdachte zou het baken kort nadat hij het had ontvangen weer hebben afgegeven aan een hem onbekende vriend van de vriend waarmee hij de beroving zou gaan plegen, en zou daar een paar tientjes voor hebben gekregen. Hij zou niet hebben geweten dat het volgbaken gebruikt zou gaan worden bij de voorbereiding liquidatie van [partner] .
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring waarom hij het baken heeft aangeschaft volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft op 2 mei 2021 een foto gemaakt van het briefje met de telefoon- en bakennummers. Het baken is volgens de verklaring van [naam 6] de volgende dag, 3 mei 2021, aan hem ter beschikking gesteld, waarna [naam 6] , samen met [naam 5] , op 12 mei 2021 heeft geprobeerd om dit baken onder de auto van [slachtoffer] te plakken. Deze gang van zaken en het korte tijdsverloop tussen de gebeurtenissen, strookt niet met de lezing van verdachte dat hij het baken samen met iemand anders wilde gebruiken om een beroving te plegen. Daar komt bij dat verdachte heeft nagelaten informatie te geven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte er van op de hoogte moet zijn geweest dat dit baken was bedoeld voor de voorbereiding liquidatie van [partner] .
Baken in juli 2021 door verdachte opgehaald in Hilversum
In de op 4 augustus 2021 onder verdachte inbeslaggenomen iPhone 11 pro stond een chatgesprek van 14 juli 2021 tussen verdachte (* [chat 1] ) en een onbekend gebleven persoon (* [chat 2] ). Verdachte vraagt of * [chat 2] een pocket (telefoon) heeft om die plak (baken) te kunnen checken. Dit is niet het geval en verdachte moet die zelf halen. * [chat 2] geeft aan dat hij er zelf niet is maar dat iemand hem gaat helpen. Verdachte vraagt of * [chat 2] er één, vermoedelijk een baken, klaar kan zetten. Verdachte kan het ophalen in Hilversum op de [adres] . [32]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad in juli 2021 een baken in Hilversum heeft opgehaald. [33] Hij had dit baken aangeschaft omdat hij dit onder een scooter wilde plakken die hij van een vriend had geleend. Wanneer de scooter gestolen zou worden kon hij deze met het baken traceren. De rechtbank acht ook hier de door verdachte gegeven reden waarom hij het baken heeft aangeschaft ongeloofwaardig. Verdachte is pas voor het eerst met deze verklaring op de terechtzitting gekomen en heeft geen informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. In het bijzonder heeft hij geen naam willen noemen van de eigenaar van de door hem geleende scooter.
In het genoemde chatgesprek vraagt verdachte aan * [chat 2] “nog steeds dezelfde plek” waarop * [chat 2] het adres [adres] per app aan verdachte toestuurt. De rechtbank stelt vast dat verdachte in juli 2021 in Hilversum een baken heeft aangeschaft bij dezelfde persoon bij wie hij eerder op 22 april 2021 bakens had geregeld, waarvan er één korte tijd later is gebruikt bij de poging tot liquidatie van [partner] .
Bewezenverklaring voorbereiding moord
Verdachte had op 19 mei 2021 vuurwapens, munitie, explosieven, plaatsbepalingsapparatuur, telefoons en valse nummerplaten voorhanden. Naar algemene ervaringsregels kan dit samenstel van voorwerpen in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten en is daartoe geschikt, terwijl uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 19 mei 2021 van de bestemming van deze voorwerpen op de hoogte was en daarmee instemde.
Na de moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] heeft verdachte aan [naam 2] een schuilplaats gegeven en heeft hij zijn brandwonden verzorgd.
Het baken dat is gebruikt om de liquidatie van [partner] voor te bereiden is afkomstig van verdachte. In de uitgebrande vluchtauto na de moord op [slachtoffer] lag een vuurwapen waarvan aannemelijk is dat dit hetzelfde wapen is als te zien op een filmpje in de telefoon van verdachte. Ook na de moord op [slachtoffer] houdt verdachte zich nog steeds met plaatsbepalingsapparatuur bezig, waarover hij ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Het kan daarom worden aangenomen dat verdachte opzet heeft gehad op de bestemming van de voorwerpen die hij voorhanden had.
De rechtbank acht op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen op 19 mei 2021 voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor de wapens en munitie in combinatie met de overige in feit 1 genoemde voorwerpen. Dit leidt ertoe dat verdachte ook wordt vrijgesproken van medeplegen zoals is ten laste gelegd onder feit 1.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Het voorhanden hebben van de wapens en munitie zoals bewezen onder feit 2 is immers ook begrepen in de bewezenverklaring van feit 1.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 19 mei 2021 te Amsterdam,
ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een ander en/of anderen van het leven te beroven, als omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk,
- automatische vuurwapens en
- handvuurwapens en
- vuurwapenonderdelen, in de vorm van onder meer patroonmagazijnen en een loop- verleng- of opzetstuk en
- munitie en
- handgraten, voorzien van slagpijpjes en
- springstoffen, bestaande uit boorpatronen en kneedspringstoffen en een TM500 trotylblok en
- slagpijpjes en
- telefoons voorzien van elektriciteitsdraden en
-een peilbaken en plaatsbepalingsapparatuur
- valse kentekenplaten en
- telefoons
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
en:
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 19 mei 2021 te Amsterdam,
- twee vuurwapens van categorie II in de vorm van volautomatische aanvalsgeweren, merk Zastava, model M70 AB2, type AK-47 en
- drie vuurwapenonderdelen van categorie III in de vorm van patroonmagazijnen (gevuld met patronen van categorie II), onder meer geschikt voor aanvalsgeweren van het model/type AK-47 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een loop verleng- of opzetstuk, geschikt voor een aanvalsgeweer van het merk Zastava, onder meer model M70AB2 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een patroonmagazijn, onder meer geschikt voor een aanvalsgeweer van het model/type AK-47 en
- munitie van categorie II in de vorm van 180 patronen, onder meer geschikt voor aanvalsgeweren van het model/type AK-47 en
- een vuurwapen van categorie III in de vorm van een pistool (omgebouwd), merk Walther, model PPQ en
- een vuurwapen van categorie III in de vorm van een pistool (omgebouwd), merk Walther, model 8 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een patroonmagazijn (gevuld met patronen), merk Staatsfabriek Sovjet Unie, onder meer geschikt voor een aanvalsgeweer van het model PPS-43 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een patroonmagazijn (gevuld met patronen), onder meer geschikt voor een pistoolmitrailleur van het merk Heckler en Koch, model MP5 en/of een pistoolmitrailleur van het merk MKE, model T94 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een patroonmagazijn (gevuld met patronen), geschikt voor een pistool en
- munitie van categorie II in de vorm van 248 patronen, model volmantel rondneus en
- een vuurwapen van categorie II in de vorm van een volautomatisch aanvalsgeweer (geladen), merk Staatsarsenaal, model AKK, type AK-47 en
- een vuurwapenonderdeel van categorie III in de vorm van een patroonmagazijn (gevuld met patronen van categorie II), onder meer geschikt voor aanvalsgeweren van het model/type AK-47 en
- munitie van categorie II in de vorm van 14 patronen, model standaard, onder meer geschikt voor aanvalsgeweren van het model/type AK-47 en
- een vuurwapen van categorie II in de vorm van een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Staatsarsenaal, model AKKS, type AK-47 en
- een handgranaat van categorie II onder 7, model M52/P3, voorzien van een slagpijpje van categorie II onder 7 en
- een handgranaat van categorie II onder 7, model M75/P3, voorzien van een slagpijpje en
- een pakket, bestaande uit vernielingsladingen in de vorm van drie stuks boorpatronen van categorie II onder 7, met elektrisch slagpijpje, type EK-40-63, van categorie II onder 7 en
- 2 stuks kneedspringstof van categorie II onder 7 en
- vernielingslading in de vorm van een blok TM500 trotylblok van categorie II onder 7
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw – uitgaande van integrale vrijspraak – heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot de op te leggen straf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereiding van moord. Hij had daartoe een grote hoeveelheid wapens, munitie en explosieven, als ook peilbakens, telefoons en valse kentekenplaten voorhanden. Moord behoort tot de ernstigste feiten die in onze strafwetgeving strafbaar zijn gesteld. Het vormt een inbreuk op het recht op leven van het slachtoffer en veroorzaakt groot leed bij de nabestaanden. In Amsterdam is de laatste jaren sprake van een golf van al dan niet geslaagde liquidaties in het criminele milieu, waarbij het beoogde slachtoffer doorgaans eerst door middel van een peilbaken wordt gevolgd en vervolgens in koelen bloede wordt neergeschoten. Daarbij komt met enige regelmaat voor dat per ongeluk een ander dan het beoogde slachtoffer om het leven wordt gebracht.
Deze liquidaties hebben een ontwrichtende invloed op de samenleving en zorgen voor veel onrust, verontwaardiging en afschuw. Het belang om aan dit niets ontziende geweld en het gebrek aan respect voor het leven van anderen een halt aan te roepen is groot en evident.
Het voorhanden van wapens, munitie en explosieven levert ook op zichzelf een groot gevaar op voor de samenleving omdat door het ongecontroleerde bezit daarvan gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht. Daarbij komt dat de handgranaten en andere explosieven op onprofessionele wijze door verdachte in een zolderkamer van een appartementencomplex, waar ook zijn moeder woonde, werden bewaard, wat tot verschrikkelijke gevolgen had kunnen leiden als één van deze explosieven was ontploft.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 13 december 2022 blijkt dat verdachte in het verleden diverse keren voor merendeels vermogensdelicten is veroordeeld. Op 11 januari 2021 is hij door het gerechtshof Amsterdam onder meer veroordeeld in verband met de Wet wapens en munitie. Dit feit is echter van een totaal andere orde dan de bewezen verklaarde feiten in de onderhavige strafzaak en de rechtbank zal deze veroordeling niet ten nadele van verdachte meewegen.
Omdat sprake is van eendaadse samenloop zal de rechtbank bij de strafoplegging alleen feit 1 betrekken, omdat op dit feit de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Het strafmaximum van moord is levenslang. Op grond van artikel 46, derde lid, Wetboek van Strafrecht kan daarom ten hoogste een gevangenisstraf van 15 jaren worden opgelegd.
De ernst van het bewezenverklaarde en het belang dat gemoeid is met het voorkomen van nieuwe liquidaties maakt dat alleen een lange gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 jaren passend en geboden. Deze straf is aldus enigszins lager dan gevorderd door de officieren van justitie.
Omdat de rechtbank de feiten waarvoor verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt bewezen acht en zij een gevangenisstraf oplegt langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wijst zij het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af. Als gronden voor de voorlopige hechtenis neemt de rechtbank de 12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde en recidivegevaar aan.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is een geldbedrag van € 7.500,- (G6058517) in beslag genomen.
De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen dat het inbeslaggenomen geldbedrag in verband staat met het bewezenverklaarde. Verbeurdverklaring, zoals gevorderd door de officier van justitie, is zodoende niet mogelijk. De rechtbank zal daarom het in beslag genomen geldbedrag teruggeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 55, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II onderdeel 2°, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II onderdeel 7°, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 (negen) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- geldbedrag van € 7.500,- (G6058517).
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. C. Klomp en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2023.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten
2.Pvb d.d. 12 september 2022, documentnummer 16867230, p. ZD05 03 0191 e.v.
3.Proces-verbaal van onderzoek d.d. 15 juli 2021, p. Z05 04 0006 e.v.; Proces-verbaal van onderzoek d.d. 16 juli 2021, p. ZD05 04 00001 e.v.; Explosievenonderzoek NFI d.d. 17 augustus 2021, p. ZD05 04 0188 e.v.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2021, documentcode 15059430, p. ZD05 04 0182 e.v.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 mei 2021, documentnummer 14856610, p. ZD04 02 0067 -0068.
6.Informatiestaat SKDB-persoon betreffende verdachte d.d. 19 maart 2022
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022
8.Proces-verbaal van aanhouding [naam 2] , d.d. 19 mei 2021, p. ZD04 05 0011
9.Zie voetnoot 5.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2021, documentnummer 15063329, p. ZD05 03 0057 e.v.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2021, documentcode 15705945, p. ZD05 03 0117 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2021, documentcode 15373148, p. ZD05 03 0050 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2021, documentnummer 15705945, p. ZD05 03 0117 e.v.
15.Proces-verbaal van onderzoek d.d. 21 september 2021, ZD05 04 0165; Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 10 januari 2022, p. ZD05 04 0311-312
16.Rapport dactyloscopisch onderzoek afgesloten op 29 juni 2021 getekend 7 juli 2021, p. ZD05 04 0038-39.
17.NFI rapport d.d. 26 augustus 2021, p. ZD05 04 0052 e.v. en Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2022, documentcode 16867230, p. ZD05 03 0191 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2022, documentcode 17258565 (niet doorgenummerd)
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2021, documentcode 15103308, p. ZD05 03 0003 e.v.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2021, documentcode 15063329, p. ZD05 03 0057 e.v.
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022
22.Proces-verbaal van onderzoek d.d. 19 juli 2021, p. ZD05 04 0042 e.v.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2021, p. ZD05 03 0097 e.v.
24.Proces-verbaal van onderzoek d.d. 17 september 2021, p. ZD05 04 0112 e.v.
25.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 september 2021 d.d. 15 september 2021, p. ZD05 03 0097 e.v.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2021, documentnummer 15063329, p. ZD05 03 0057 e.v.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2022, documentcode 15710977, p. ZD05 03 0144 e.v.
28.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 1 april 2022 in de strafzaak tegen [naam 6] (gevoegd in strafzaak tegen verdachte [verdachte] )
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2021, documentcode 15063329, p. ZD05 03 0057 e.v.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2021, documentcode 15328076, p. ZD05 03 0064 e.v.
31.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2021, documentnummer 15224880, p. ZD05 03 0079 e.v.
33.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022