3.4.1.Wapens, munitie en andere voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] .
Op 19 mei 2021 werden in zolderruimte [huisnummer] drie zwarte tassen aangetroffen. In deze tassen lagen zichtbaar automatische vuurwapens, doosjes met munitie en losse patronen en explosieven. Naast deze tassen stond een automatisch vuurwapen rechtop tegen de muur, en lag een losse zwarte zak.
In één van de zwarte tassen zat een rode plastic tas van de Mediamarkt met daarin een GPS tracker, drie simkaarten, een baken en een boormal.
In één van de andere zwarte tassen zat een legerkleurig tasje met een explosief. In dit tasje zat ook een mobiele telefoon.
In dezelfde zwarte tas zat ook een vuilniszak met vijf paar kentekenplaten.,
Deze goederen zijn door de recherche, een wapendeskundige en/of het NFI onderzocht.
De volgende wapens en munitie zijn aangetroffen:
- 2 volautomatische aanvalsgeweren, merk Zastava, model M70 AB2, type AK-47 (vuurwapens van categorie II);
- 3 patroonmagazijnen, gedeeltelijk gevuld met munitie, bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- een loop verleng- of opzetstuk bestemd om te worden geplaatst op aanvalsgeweren van het merk Zastava, onder andere het model M70AB2 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- 180 patronen bestemd en geschikt om verschoten te worden met het de inbeslaggenomen aanvalsgeweren (munitie van categorie II).
- een pistool (omgebouwd), merk Walther, model PPQ (vuurwapen van categorie III);
- een pistool (omgebouwd), merk Walther, model 8 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn, Staatsfabriek Sovjet Unie, voorzien van patronen, bestemd voor aanvalsgeweren van het model PPS-43 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn voorzien van patronen, onder andere bestemd voor een pistoolmitrailleur van het merk Heckler en Koch, model MP5 en een pistoolmitrailleur van het merk MKE, model T94 (vuurwapen van categorie III);
- een patroonmagazijn, voorzien van patronen, bestemd voor een pistool (vuurwapen van categorie III);
- 248 stuks patronen, model rondneus, van diverse kalibers (munitie van categorie II);
- een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Staatsarsenaal, type AKK (type AK-47) (vuurwapen van categorie II);
- een patroonmagazijn, met onbekend aantal patronen, bestemd voor aanvalsgeweren van het model AK-47 (vuurwapen van categorie III);
- 14 patronen, bestemd en geschikt om verschoten te worden met de inbeslaggenomen aanvalsgeweren (munitie van categorie II);
- een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Staatsarsenaal model AKKS (type AK-47) (vuurwapen van categorie II);
- twee handgranaten, model M52/P3 en M75/P3, voorzien van slagpijpjes (wapen van categorie II onder 7°);
- een pakket bestaande uit 3 boorpatronen, GSM en elektrisch slagpijpje van het type EK-40-63 (wapen van categorie II onder 7°);
- twee stuks kneedspringstof (wapen van categorie II onder 7°);
- springstof TM500 trotylblok met GSM (wapen van categorie II onder 7°)
Onderzoek van de wapens, munitie en explosieven heeft uitgewezen dat het voorhanden hebben van al deze voorwerpen strafbaar is gesteld op de grond van de Wet wapens en munitie.
Onderzoek van de kentekenplaten heeft uitgewezen dat de lamineercodes van de kentekenplaten van de vijf afzonderlijke kentekennummers opeenvolgend zijn en geen keurmerk van de kentekenplaatproducent bevatten.
De rechtbank neemt op basis daarvan aan dat de kentekenplaten vals zijn.
3.4.2.Voorhanden hebben wapens en munitie
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of verdachte de in zolderruimte [huisnummer] inbeslaggenomen wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Verdachte had toegang tot zolderruimte [huisnummer]
[adres] is het adres van [moeder verdachte] , de moeder van verdachte.Ook verdachte heeft een groot deel van zijn leven op dit adres ingeschreven gestaan. Op 25 juni 2020 heeft hij zich laten uitschrijven en heeft kort daarna een postadres gekregen op het adres [postadres] .Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit heeft gedaan om de uitkering van zijn moeder niet in gevaar te brengen. Ook daarna beschikte hij nog over de sleutels van [adres] en had hij ook toegang tot de bij deze woning behorende zolderruimte [huisnummer] . Verdachte gebruikte zolderruimte [huisnummer] geregeld als plek om te chillen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ook nadat hij was uitgeschreven nog geregeld in de woning van zijn moeder en zolderruimte [huisnummer] kwam.
Zo werd hij op 19 mei 2021 om 20:47 uur samen met [naam 2] en [naam 3] in deze zolderruimte aangetroffen.Uit de verklaring van zijn moeder blijkt dat hij diezelfde dag om 11:00 uur ook al in de woning was.
Aansluitend op de aanhouding van [naam 2] op 19 mei 2021 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in zolderruimte [huisnummer] . Hierbij werd een iPhone X inbeslaggenomen.
In dit toestel zijn meerdere documenten aanwezig met de personalia van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit inderdaad zijn telefoon is.
In deze iPhone X van verdachte zijn WhatsApp-berichten aangetroffen tussen verdachte en zijn buurvrouw [buurvrouw] . Op 9 mei 2021 om 22:06 uur zegt verdachte tegen [buurvrouw] : “
Ben ff met die apen boven(…)”
Diezelfde avond zegt [buurvrouw] : “
Er staat een gast hier tegen over”, “
Onder afdakje links”, “
U know him”. Verdachte antwoordt: “
Ja voor my”
Op 10 mei 2021 zegt [buurvrouw] tegen verdachte
: “Kijk of er boven niks aan de hand is.”
Op 17 mei 2021 vraagt verdachte aan [buurvrouw] :
“Heb je pleister”. [buurvrouw] denkt van wel. Een paar minuten later zegt zij: “
Heb ff nog een cremmetje erbij gezet voorZichtig doen met die maar die werkt tegen ontstekingen etc”. [buurvrouw] laat aan verdachte weten dat ze nog even gaat kijken naar verband. Op 18 mei 2021 zegt verdachte tegen [buurvrouw] : “
Meld me als je deur uit ben ga ik ff met m zitten daar”. Een uur later laat verdachte aan [buurvrouw] weten: “
Hij voelde zich weer beter” en “
Hij blijft nog”. [buurvrouw] zegt enkele uren later: “
Dushi hy kan douchen he heb handdoeken klaar gelegd voor t geval hu even wil gaan douchen”
De rechtbank constateert op basis van deze chatgesprekken dat verdachte ten tijde van de genoemde chatgesprekken in de woning [adres] dan wel de daarbij behorende zolderruimte was.
Uit netwerkmetingen is bovendien gebleken dat het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer] , op 14, 15 en 16 mei 2021 gebruik heeft gemaakt van de cell-id waaronder het adres [adres] valt.
Verdachte heeft verklaard dat hij geregeld bij andere personen in de onmiddellijke omgeving van [adres] heeft verbleven zodat op basis van de cell-id informatie niet geconcludeerd kan worden dat hij op de [adres] verbleef. De rechtbank acht deze bewering van verdachte niet aannemelijk. Verdachte heeft nagelaten te zeggen waar en bij wie hij dan verbleef en heeft ook anderszins geen informatie verstrekt op basis waarvan zijn stelling kan worden geverifieerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 mei 2021 en de periode daarvoor vrije toegang had tot de woning [adres] en de daarbij behorende zolderruimte en dat hij daar daadwerkelijk geregeld verbleef.
Verdachte had toegang tot zolderruimte [huisnummer]
Op 15 november 2020 vond via WhatsApp een chatgesprek plaats tussen verdachte en [buurvrouw] , waarin [buurvrouw] zegt dat zij haar sleutels aan verdachte gaat geven zodat verdachte ze kan verdubbelen. Ook geeft zij in dat gesprek te kennen dat ze een box en een zolder heeft, waarna zij zegt: “
Als je nodig hebt let me know kom sleutels halen”. Verdachte antwoordt: “
Ja isgoed ik kan wel gebruiken ja”, waarop [buurvrouw] zegt: “
Ja k gebruik ’t niet schat je kan m gebruiken”. Op 19 november 2020 zegt verdachte tegen [buurvrouw] dat hij zo de sleutels komt terugbrengen.
Verdachte heeft verklaard dat het aanvankelijk zijn bedoeling was om de zolderberging in te richten als sportplek in coronatijd, maar deze sportplek heeft hij uiteindelijk bij iemand anders gerealiseerd. Hij zou geen sleutel van [buurvrouw] hebben gehad. [buurvrouw] heeft verklaard dat zij van de woningbouwvereniging nooit een sleutel van deze zolderberging heeft ontvangen.
De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte en [buurvrouw] niet geloofwaardig. Dat [buurvrouw] , als huurster van [adres] , geen sleutel zou hebben gehad van de bij deze woning behorende zolderruimte acht de rechtbank onaannemelijk. De chatgesprekken wijzen duidelijk in een andere richting, terwijl bovendien op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] een grote hoeveelheid wapens, munitie en andere voorwerpen aanwezig was, hetgeen moeilijk is te verklaren als niemand een sleutel van deze ruimte zou hebben gehad.
De rechtbank stelt vast dat [buurvrouw] de zolderruimte behorende bij haar woning [adres] aan verdachte ter beschikking heeft gesteld en dat verdachte aldus toegang tot deze zolderruimte had.
Forensische sporen van verdachte op voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] .
De in de zolderruimte [huisnummer] aanwezige goederen zijn bemonsterd, waarbij diverse sporen zijn veiliggesteld. Deze sporen zijn onderzocht.
Op de vuilniszak waarin één van de twee AK47 aanvalsgeweren zat verpakt (item 6060255, SIN AAMM3989NL) is een dactyloscopisch spoor aangetroffen. Dit spoor is omgenummerd naar AAPB7961NL.Met dit dactyloscopisch spoor is vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank.
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
De rechtbank neemt op grond van het dactyloscopisch onderzoek aan dat de vingerafdruk op de vuilniszak in zolderruimte [huisnummer] van verdachte is.
Met betrekking tot de navolgende bemonsteringen is vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd:
bemonsteringen AANJ7913NL#01 (binnenzijde loop) en AANJ7913NL#02 (ruwe delen en vizier) van AANJ7913NL (automatisch vuurwapen Crvena Zastava M70ab2);
bemonstering AANJ7944NL#01 (buitenzijde van deel van patroonhouder dat bij gebruik uit het wapen steekt) van AANJ7944NL (patroonhouder Scorpion);
bemonstering AAOS1976NL#01 (hengsels) van AAOS1976NL (legerkleurig tasje);
bemonstering AAMM3986NL#01 (sluitrand aan buitenzijde gripzakje) van AAMM3986NL (verpakking 3 van munitie 6058571);
bemonstering AAMM3984NL#02 (gehele buitenzijde gripzakje) van AAMM3984NL (verpakking 1 van munitie 6058566).
Dit onderzoek heeft tot de volgende resultaten geleid:
AAOS1976NL#01
Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte] dat DNA-profiel AAOS1976NL#01 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AANJ7913NL#01, AAMM3986NL#01 en AAMM3984NL#02
Voor deze berekeningen is aangenomen dat elke bemonstering DNA bevat van één persoon.
DNA-profielen AANJ7913NL#01, AAMM3986NL#01 en AAMM3984NL#02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AANJ7913NL#02
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AANJ7913NL#02 is circa 100 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
AANJ7944NL#01
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AANJ7944NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
De rechtbank is van oordeel dat zij er op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek redelijkerwijze vanuit mag gaan dat het betreffende celmateriaal op de hiervoor genoemde voorwerpen steeds aan verdachte kan worden toegeschreven.
De rechtbank stelt aldus vast dat op de in de zolderruimte [huisnummer] aanwezige goederen diverse sporen van verdachte aanwezig waren. Er kan daarom worden aangenomen dat verdachte de betreffende goederen heeft aangeraakt, vastgepakt of anderszins daarmee in contact is geweest.
Verdachte heeft verklaard wel eens een lang wapen te hebben vastgehad in een boxruimte elders in of voor 2020.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar suggestie dat de DNA-sporen mogelijk via secondaire overdracht op de betreffende voorwerpen zijn terechtgekomen. De combinatie van de hoeveelheid sporen en de specifieke locaties op de goederen waarop ze zijn aangetroffen maken de kans op een dergelijke overdracht verwaarloosbaar klein. De geopperde, enkel theoretische, mogelijkheid van secundaire DNA-overdracht is op geen enkele wijze onderbouwd, vindt geen steun in de verklaring van verdachte en is ook overigens niet aannemelijk geworden.
Verband tussen de zolderruimtes [huisnummer] en [huisnummer] .
De toegangsdeur tot de zolderruimtes behorende bij de appartementen [adres] , ligt naast de toegangsdeur van de zolderruimtes behorende bij de appartementen van [adres] en bevinden zich op dezelfde verdieping en zijn gescheiden met een tussenwand. Deze toegangsdeuren zijn via de centrale trap van de woningen [adres] [huisnummers] te bereiken. De zolderruimtes [huisnummer] en [huisnummer] lagen ongeveer 12 meter uit elkaar.Zolderruimte [huisnummer] kan aldus vanuit zolderruimte [huisnummer] worden bereikt zonder dat van etage of trappenhuis gewisseld hoeft te worden.
In de op 19 mei 2021 in de zolderruimte [huisnummer] inbeslaggenomen iPhone X van verdachte is een foto aangetroffen waarop een verhoging is te zien met daarop een kleed. Op het kleed liggen vier automatische aanvalsgeweren. De betreffende ruimte lijkt volgens de recherche zeer sterk op zolderruimte [huisnummer] .
Op grond van de bij deze foto behorende bestandsinformatie kan worden afgeleid dat de foto op 2 maart 2021 is genomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat op deze foto zolderruimte [huisnummer] is te zien.Hij heeft echter ontkend dat hij de foto heeft genomen en stelde niet te weten hoe deze foto op zijn telefoon is terechtgekomen.
De rechtbank neemt op grond van het voorgaande als vaststaand aan dat de foto in zolderruimte [huisnummer] is gemaakt.
Een wapendeskundige van de recherche heeft vastgesteld dat één van de aanvalsgeweren die op deze foto zichtbaar is, identiek is aan het op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] onder item 6058582 inbeslaggenomen volautomatisch aanvalsgeweer van het merk Staatsarsenaal. Een ander aanvalswapen op het kleed, voorzien van een naar onder scharnierende klapkolf, is door de wapendeskundige herkend als sterk gelijkend op het in zolderruimte [huisnummer] onder item 6058472 inbeslaggenomen volautomatisch aanvalsgeweer Zastava. Een derde aanvalswapen op het kleed is sterk gelijkend op het in zolderruimte [huisnummer] onder itemnummer 6058473 in beslag genomen volautomatisch aanvalsgeweer Zastava. Een pistool op het kleed is door de wapendeskundige herkend als sterk gelijkend op het in de zolderruimte [huisnummer] onder itemnummer 6058551 inbeslaggenomen pistool Walther PPQ.
Zoals hiervoor is gebleken is op het inbeslaggenomen aanvalsgeweer met itemnummer 6058472 (SIN-nummer AANJ7913NL) op de binnenzijde loop en op de ruwe delen en vizier celmateriaal aangetroffen van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat op 2 maart 2021 in zolderruimte [huisnummer] wapens aanwezig zijn geweest, die identiek zijn aan, dan wel sterk gelijkend zijn op, wapens die op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aanwezig waren. Dit duidt er op dat er een verband was tussen de beide zolderruimtes. Dit verband wordt nog eens bevestigd door de aanwezigheid van DNA van verdachte op het aanvalsgeweer met itemnummer 6058472 in zolderruimte [huisnummer] en de overeenkomst tussen dit wapen en één van de aanvalsgeweren zichtbaar op de in zolderruimte [huisnummer] genomen foto. Daarnaast had verdachte zowel toegang tot de zolderruimte behorende bij [huisnummer] als die van [huisnummer] , zoals hiervoor al vastgesteld.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de recherche zich ten onrechte alleen op verdachte heeft gefocust, terwijl er meer scenario’s denkbaar zijn voor de aanwezigheid van de wapens en munitie in zolderruimte [huisnummer] . Buurvrouw [buurvrouw] kampte met bedreigingen gericht aan haar persoon, haar woning was meermalen doelwit van een aanslag en zij had problemen met een ex. Misschien is er ook een link naar de vorige bewoners van [huisnummer] .
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht niet als alternatief scenario kan worden aangemerkt. De enkele suggestie dat het wapenarsenaal in zolderruimte [huisnummer] ook van iemand anders kan zijn geweest is daartoe onvoldoende. De bewijsmiddelen wijzen bovendien onmiskenbaar in de richting van verdachte.
Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapens en munitie op 19 mei 2021.
Verdachte verbleef op 19 mei 2021 en de periode daarvoor met grote regelmaat op het adres [adres] en had toegang tot zowel zolderruimte [huisnummer] als zolderruimte [huisnummer] . Op een in zolderruimte [huisnummer] in beslag genomen vuilniszak waarin één van de vier aangetroffen aanvalsgeweren was verpakt zat een dactyloscopisch spoor van verdachte. Op een aanvalsgeweer, een patroonhouder, hengels van een tas waarin zich onder meer een explosief bevond en op verpakkingen van munitie, zat DNA dat aan verdachte kan worden toegeschreven. Zoals blijkt uit een foto in de telefoon van verdachte zijn op 2 maart 2021 in zolderruimte [huisnummer] wapens aanwezig geweest die grote gelijkenis vertonen met wapens die op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen. Het aanvalswapen in zolderruimte [huisnummer] met daarop DNA van verdachte, lijkt bovendien overeen te komen met één van de aanvalsgeweren die te zien zijn op de foto.
Op grond van de hiervoor genoemde vaststellingen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aanwezige wapens en munitie. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte op 19 mei 2021 deze wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
De rechtbank acht goed voorstelbaar dat niet alleen verdachte maar ook andere personen wetenschap en beschikkingsmacht over de wapens en munitie hebben gehad. Het dossier bevat daartoe ook wel aanwijzingen. Op wapens en voorwerpen in zolderruimte [huisnummer] zijn immers naast sporen van verdachte ook sporen van andere personen aangetroffen terwijl er in de periode voorafgaande aan 19 mei 2021 meerdere personen in zolderruimte [huisnummer] aanwezig zijn geweest. Deze constateringen zijn echter op zichzelf onvoldoende om op grond daarvan vast te kunnen stellen dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.3.Voorbereidingshandelingen moord
De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of verdachte de wapens en munitie en de andere in feit 1 genoemde voorwerpen die in zolderruimte [huisnummer] zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord.
Voor beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, gaat de rechtbank uit van het in de jurisprudentie aanvaarde beoordelingskader.
Vast moet komen te staan dat de in de tenlastelegging omschreven, wapens, explosieven, plaatsbepalingsapparatuur, nummerplaten en andere voorwerpen, bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden.
De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm.
De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen zoals opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten.
Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderling verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de gevolgen van het beoogde gebruik op de koop toeneemt. (o.a. Gerechtshof Amsterdam 11 maart 2019 ECLI:NL:GHAMS:2019:801 - Hoge Raad 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258). Aangetroffen goederen in zolderruimte [huisnummer] bestemd voor het plegen van levensdelicten
Zoals de rechtbank hiervoor bewezen heeft geacht, had verdachte op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] vier automatische vuurwapens, twee handvuurwapens, diverse vuurwapenonderdelen, waaronder patroonhouders, een grote hoeveelheid munitie geschikt voor de betreffende vuurwapens, twee handgranaten en andere explosieven met toebehoren voorhanden. In zolderruimte [huisnummer] lagen ook peilbakens/ plaatsbepalingsapparatuur, telefoons en valse nummerplaten. Deze goederen waren verpakt in de tassen waarin zich ook de wapens en munitie bevonden.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd zal bij de beoordeling of aan de objectieve component is voldaan, niet alleen naar de afzonderlijke voorwerpen moeten worden gekeken, maar juist naar de gezamenlijkheid daarvan.
Dit samenstel van voorwerpen kan naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten en is daartoe geschikt. De combinatie van peilbakens, automatische vuurwapens en valse nummerplaten, is objectief bezien geëigend om liquidaties voor te bereiden, uit te voeren en met een vluchtauto met vals kentekennummer ongemerkt weg te komen van de plaats delict.
De rechtbank acht het zeer moeilijk voorstelbaar dat deze specifieke combinatie van voorwerpen een ander doel had dan liquidaties voor te bereiden en uit te voeren. Andere misdrijven, zoals berovingen, afdreigingen of ontvoeringen vereisen andersoortige middelen. Dit is al een sterke aanwijzing dat ook verdachte wist of tenminste moet hebben geweten dat deze voorwerpen bestemd waren om levensdelicten uit te voeren. Daarnaast zijn er andere omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte op de hoogte was van de bestemming en dat zijn opzet daar op was gericht.
De verdenking is dat verdachte op 19 mei 2021 de betreffende voorwerpen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord. De moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] heeft op 16 mei 2021 plaatsgevonden. De op 19 mei 2021 in zolderruimte [huisnummer] aangetroffen voorwerpen waren aldus niet bestemd voor deze gebeurtenis in het verleden. Niettemin zijn er naar het oordeel van de rechtbank in de periode vóór 19 mei 2021 zodanige feiten en omstandigheden dat daaruit kan worden afgeleid met welk doel verdachte deze voorwerpen op 19 mei 2021 voorhanden had.
Verdachte is op 19 mei 2021 samen met [naam 2] in zolderruimte [huisnummer]
Verdachte is op 19 mei 2021 samen met onder andere [naam 2] aangetroffen in zolderruimte [huisnummer] . Uit de hiervoor weergegeven chatberichten tussen verdachte en [buurvrouw] blijkt dat zij in de dagen daarvoor de brandwonden van [naam 2] verzorgden en dat [naam 2] gebruik mocht maken van de douche van [buurvrouw] . De rechtbank acht volstrekt onaannemelijk dat verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van deze brandwonden. Wanneer de brandwonden inderdaad het gevolg zouden zijn geweest van barbecuevuur, zoals [naam 2] volgens verdachte tegen hem had gezegd, is onbegrijpelijk dat [naam 2] deze brandwonden niet door een arts heeft laten behandelen. Alles wijst er op dat verdachte aan [naam 2] , na de mede door hem gepleegde moord op [slachtoffer] , in zolderruimte [huisnummer] een schuilplaats heeft willen geven.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 mei 2021 en de dagen daarvoor op de hoogte moet zijn geweest van de betrokkenheid van [naam 2] bij de moord op [slachtoffer] en de poging tot moord op [partner] .
Overeenkomst vuurwapen op filmpje in telefoon verdachte en vuurwapen in uitgebrande vluchtauto na moord op [slachtoffer]
Op een filmpje in de iPhone X van verdachte (IMG_1621.MOV) is te zien dat een persoon handelingen verricht met een vuurwapen.Dit vuurwapen is door een wapendeskundige van de recherche herkend als een Walther PPK L. Het wapen is voorzien van een verlengde loop bestemd voor het plaatsen van een geluiddemper. Dit wapen is vergeleken met een vuurwapen dat is aangetroffen in de uitgebrande VW Caddy die als vluchtauto is gebruikt na de moord op [slachtoffer] . Dit wapen blijkt dezelfde specificaties te hebben als het wapen in het filmpje. Het is de wapendeskundige ambtshalve bekend dat de Walther PPK L een zeldzamere variant is van de Walther PPK. De aanwezigheid van de verlenging van de loop maakt het nog zeldzamer. De wapendeskundige acht aannemelijk dat het vuurwapen zoals getoond in het filmpje en het vuurwapen in de uitgebrande VW Caddy hetzelfde vuurwapen is.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de wapendeskundige en neemt zij deze over.
Verdachte heeft met betrekking tot de diverse belastende foto’s en filmpjes die in zijn telefoon zijn aangetroffen verklaard dat hij deze niet zelf heeft gemaakt. Mogelijk zijn deze hem toegezonden, dan wel zijn ze door [naam 2] gemaakt, die op enig moment zijn telefoon enkele uren had geleend. De rechtbank volgt deze lezing van verdachte niet. De bestanden bevonden zich volgens het aan dit telefoontoestel verricht onderzoek in specifieke mappen, waardoor er vanuit kan worden gegaan dat de foto’s en filmpjes met de betreffende iPhone X zijn gemaakt.Dat verdachte de foto’s en filmpjes toegezonden heeft gekregen is daarom niet aannemelijk. De door verdachte geopperde mogelijkheid dat [naam 2] deze foto’s en filmpjes met de telefoon van verdachte heeft gemaakt is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de betreffende foto’s en filmpjes zelf heeft gemaakt met zijn iPhone X.
De rechtbank acht het zeer opmerkelijk dat verdachte een filmpje in zijn telefoon heeft staan waarop een wapen is te zien waarvan aannemelijk is dat dit hetzelfde wapen is dat later is aangetroffen in de auto die is gebruikt bij de moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] . Dit duidt op een verband tussen een wapen in het bezit van verdachte en een door anderen uitgevoerde moord op [slachtoffer] en poging tot liquidatie van [partner] .
Lijst in telefoon verdachte.
In de inbeslaggenomen iPhone X van verdachte is een foto aangetroffen van een notitie met de volgende opsomming:
1818powerbanks met code
4 tablets met bij behorende
+ 7/ cameras maar die zijn apart
+4 souvenirdoostje
+ sweeper
+ zomebril met camera
+ petje NY met camera
+ 2 laptops met lader
+ 4 Gps met telefoon compleet
+ 1 iphone toestel
+ Samsung toestel
+ 2 lasers + ploetedooier
+ 1 helmbouwvakker
Volgens de bij de foto behorende bestandsgegevens is de foto op 17 mei 2021 om 00:20 uur genomen.Dit is enkele uren na de moord op [slachtoffer] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat iemand anders deze foto met zijn telefoon heeft gemaakt. Hij denkt dat hij daar wel bij is geweest. Later zou hij er achter zijn gekomen dat het om spullen ging die naar het buitenland moesten. Hij wil geen namen noemen van mensen die bij de lijst en de daarin genoemde goederen betrokken waren.
De rechtbank hecht geen waarde aan deze verklaring van verdachte. De foto is met de telefoon van verdachte gemaakt en verdachte heeft geen informatie willen verstrekken op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. De rechtbank neemt daarom aan dat verdachte zelf de foto heeft genomen.
In de lijst worden onder andere voorwerpen genoemd die geschikt zijn voor het heimelijk observeren van mensen. Bij de voorbereiding van liquidaties worden veelal technische hulpmiddelen gebruikt voor het volgen en observeren van het beoogde slachtoffer. De aanwezigheid van de foto met de lijst in de telefoon van verdachte bevestigt dat verdachte zich kennelijk met dit soort apparatuur bezig hield. Ook in zolderruimte [huisnummer] had verdachte plaatsbepalingsapparatuur voorhanden, terwijl hierna zal blijken dat verdachte ook actief met bakens in de weer was.
Baken gebruikt bij voorbereiding liquidatie [partner] afkomstig van verdachte
Op 12 mei 2021 hebben [naam 5] en [naam 6] geprobeerd om in te breken in de parkeergarage van het wooncomplex aan de [adres] , waar [slachtoffer] , de partner van [partner] woonde. Op camerabeelden is te zien dat [naam 6] en [naam 5] de garage niet in konden komen. Ook is te zien dat zij werden gecontroleerd door de politie en na een kort onderzoek op heterdaad werden aangehouden. Op de camerabeelden is te zien dat [naam 6] en [naam 5] vlak voor zij werden staande gehouden een voorwerp in een brievenbus hebben gestopt van het wooncomplex. [naam 5] heeft later bekend dat hij een baken in de brievenbus had verstopt. Op 16 mei 2021 werd door een getuige aan de politie een volgbaken overhandigd. De getuige had deze een paar dagen eerder aangetroffen in zijn brievenbus van het wooncomplex aan de [adres] .
[naam 6] heeft op de terechtzitting van zijn eigen strafzaak verklaard dat hij het baken op 3 mei 2021 heeft gekregen, maar hij wilde niet zeggen van wie. Het volgbaken moest onder de Mercedes van [slachtoffer] worden geplakt.
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het volgbaken dat is aangetroffen in de brievenbus gebruikt is bij de voorbereiding van de liquidatie van [partner] .
In de iPhone X van verdachte is een foto van een geel briefje aangetroffen met daarop twee baken ID-nummers, met bijbehorende telefoonnummers. Volgens de bij de foto behorende bestandsgegevens is de foto op 2 mei 2021 genomen.
Eén van de op het briefje in de telefoon vermelde telefoonnummers, te weten het nummer [telefoonnummer] , bleek te zijn gekoppeld aan de simkaart in het volgbaken met nummer [bakennummer] dat door [naam 6] en [naam 5] was gebruikt bij de voorbereiding liquidatie van [partner] .
Beide telefoonnummers op het briefje blijken op 22 april 2021 te zijn geactiveerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van cell-id [nummer] , aan de [adres] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] was op dat moment nog niet gekoppeld aan het later in de brievenbus aangetroffen volgbaken.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte was op het moment dat de telefoonnummers werden geactiveerd in de directe omgeving in Hilversum.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij destijds in Hilversum een volgbaken heeft opgehaald.Naar zijn zeggen was het de bedoeling dat dit baken gebruikt zou gaan worden om iemand van zijn horloge te beroven. Verdachte zou het baken kort nadat hij het had ontvangen weer hebben afgegeven aan een hem onbekende vriend van de vriend waarmee hij de beroving zou gaan plegen, en zou daar een paar tientjes voor hebben gekregen. Hij zou niet hebben geweten dat het volgbaken gebruikt zou gaan worden bij de voorbereiding liquidatie van [partner] .
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring waarom hij het baken heeft aangeschaft volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft op 2 mei 2021 een foto gemaakt van het briefje met de telefoon- en bakennummers. Het baken is volgens de verklaring van [naam 6] de volgende dag, 3 mei 2021, aan hem ter beschikking gesteld, waarna [naam 6] , samen met [naam 5] , op 12 mei 2021 heeft geprobeerd om dit baken onder de auto van [slachtoffer] te plakken. Deze gang van zaken en het korte tijdsverloop tussen de gebeurtenissen, strookt niet met de lezing van verdachte dat hij het baken samen met iemand anders wilde gebruiken om een beroving te plegen. Daar komt bij dat verdachte heeft nagelaten informatie te geven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte er van op de hoogte moet zijn geweest dat dit baken was bedoeld voor de voorbereiding liquidatie van [partner] .
Baken in juli 2021 door verdachte opgehaald in Hilversum
In de op 4 augustus 2021 onder verdachte inbeslaggenomen iPhone 11 pro stond een chatgesprek van 14 juli 2021 tussen verdachte (* [chat 1] ) en een onbekend gebleven persoon (* [chat 2] ). Verdachte vraagt of * [chat 2] een pocket (telefoon) heeft om die plak (baken) te kunnen checken. Dit is niet het geval en verdachte moet die zelf halen. * [chat 2] geeft aan dat hij er zelf niet is maar dat iemand hem gaat helpen. Verdachte vraagt of * [chat 2] er één, vermoedelijk een baken, klaar kan zetten. Verdachte kan het ophalen in Hilversum op de [adres] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad in juli 2021 een baken in Hilversum heeft opgehaald.Hij had dit baken aangeschaft omdat hij dit onder een scooter wilde plakken die hij van een vriend had geleend. Wanneer de scooter gestolen zou worden kon hij deze met het baken traceren. De rechtbank acht ook hier de door verdachte gegeven reden waarom hij het baken heeft aangeschaft ongeloofwaardig. Verdachte is pas voor het eerst met deze verklaring op de terechtzitting gekomen en heeft geen informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. In het bijzonder heeft hij geen naam willen noemen van de eigenaar van de door hem geleende scooter.
In het genoemde chatgesprek vraagt verdachte aan * [chat 2] “nog steeds dezelfde plek” waarop * [chat 2] het adres [adres] per app aan verdachte toestuurt. De rechtbank stelt vast dat verdachte in juli 2021 in Hilversum een baken heeft aangeschaft bij dezelfde persoon bij wie hij eerder op 22 april 2021 bakens had geregeld, waarvan er één korte tijd later is gebruikt bij de poging tot liquidatie van [partner] .
Bewezenverklaring voorbereiding moord
Verdachte had op 19 mei 2021 vuurwapens, munitie, explosieven, plaatsbepalingsapparatuur, telefoons en valse nummerplaten voorhanden. Naar algemene ervaringsregels kan dit samenstel van voorwerpen in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten en is daartoe geschikt, terwijl uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 19 mei 2021 van de bestemming van deze voorwerpen op de hoogte was en daarmee instemde.
Na de moord op [slachtoffer] / poging tot moord op [partner] heeft verdachte aan [naam 2] een schuilplaats gegeven en heeft hij zijn brandwonden verzorgd.
Het baken dat is gebruikt om de liquidatie van [partner] voor te bereiden is afkomstig van verdachte. In de uitgebrande vluchtauto na de moord op [slachtoffer] lag een vuurwapen waarvan aannemelijk is dat dit hetzelfde wapen is als te zien op een filmpje in de telefoon van verdachte. Ook na de moord op [slachtoffer] houdt verdachte zich nog steeds met plaatsbepalingsapparatuur bezig, waarover hij ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Het kan daarom worden aangenomen dat verdachte opzet heeft gehad op de bestemming van de voorwerpen die hij voorhanden had.
De rechtbank acht op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen op 19 mei 2021 voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor de wapens en munitie in combinatie met de overige in feit 1 genoemde voorwerpen. Dit leidt ertoe dat verdachte ook wordt vrijgesproken van medeplegen zoals is ten laste gelegd onder feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Het voorhanden hebben van de wapens en munitie zoals bewezen onder feit 2 is immers ook begrepen in de bewezenverklaring van feit 1.