ECLI:NL:RBAMS:2023:1927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
13/000935-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot kinderalimentatie

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de District Court of Zamość in Polen op 26 oktober 2022, betreft een vrijheidsstraf van elf maanden voor het niet betalen van kinderalimentatie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1986, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een detentieplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 28 februari 2023 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, en werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Polen is veroordeeld voor het niet betalen van kinderalimentatie, wat niet strafbaar is volgens Nederlands recht. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd, maar de officier van justitie heeft betoogd dat er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel het niet betalen van kinderalimentatie niet strafbaar is in Nederland, er onvoldoende redenen zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden toegestaan om straffeloosheid te voorkomen, aangezien de feiten zijn gepleegd door een Poolse onderdaan tegen een andere Poolse onderdaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/000935-23
RK nummer: 23/155
Datum uitspraak: 14 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 oktober 2022 door
the District Court of Zamość(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft op 27 februari 2023 afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Regional Court of Gliwice(Polen) van 9 september 2015, onherroepelijk op 22 september 2015, referentienummer IX K 1821/13.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van elf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is voorwaardelijk aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis. Op 23 mei 2019 heeft
the Regional court of Tomaszów Lubekside tenuitvoerlegging van deze straf bevolen (referentienummer II Ko. 3510/19). Van deze straf resteren volgens het EAB nog negen maanden en zesentwintig dagen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De opgeëiste persoon is in Polen veroordeeld wegens het niet betalen van kinderalimentatie, terwijl hij daartoe wettelijk verplicht was op basis van een rechterlijke beslissing.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd. De feiten waarvoor de opgeëiste persoon in dit vonnis is veroordeeld betreffen het niet betalen van kinderalimentatie en dit is niet strafbaar in Nederland.
Standpunt van de officier van justitie
Het niet betalen van kinderalimentatie is weliswaar niet strafbaar naar Nederlands recht, maar van de weigeringsgrond van artikel 7 OLW dient te worden afgezien nu er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde.
Oordeel van de rechtbank
De feiten zoals omschreven in het EAB betreffen
het niet betalen van kinderalimentatie. Dit is naar Nederlands recht niet strafbaar. De rechtbank kan aan de hand van het EAB immers niet vaststellen dat de opgeëiste persoon tijdens het begaan van deze feiten (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het in een hulpeloze toestand brengen of laten van zijn kind. [4] De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering af te zien, omdat zij van oordeel is dat onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Het feit is begaan door een onderdaan van Polen tegen een andere onderdaan van Polen. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf niet door Nederland wordt overgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een weigering zou leiden tot straffeloosheid. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook te worden voorkomen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Zamość(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 8 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7548.