ECLI:NL:RBAMS:2023:1923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
13/304681-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel van de Procureur des Konings Antwerpen

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen, België. Het EAB, dat dateert van 20 oktober 2022, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die de Belgische en Egyptische nationaliteit heeft en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 februari 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. S. Plas.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Belgische en Egyptische nationaliteit bezit. Het EAB vermeldt zeven vonnissen die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, waaronder vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/304681-22
RK nummer: 23/114
Datum uitspraak: 14 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 oktober 2022 door het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Egypte) op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
verblijvende op het adres: [verblijfadres opgeëiste persoon] ,
thans gedetineerd uit andere hoofde in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, advocaat in Amsterdam die waarneemt voor mr. M.C. Jonge Vos, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische en Egyptische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt zeven voor tenuitvoerlegging vatbare vonnissen:
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen van 14 december 2011, referentienummer 2012C037;
arrest van het hof van beroep Antwerpen van 3 februari 2021, referentienummer 20C0814;
arrest van de rechtbank eerste aanleg van Antwerpen van 13 december 2007, referentienummer 5802/F1;
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen van 14 augustus 2008, referentienummer 3762/F1;
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen van 27 september 2017, referentienummer 3677/F1;
vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen van 7 maart 2018, referentienummer 120/F1.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt volgens het EAB verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
acht maanden;
vijftien maanden;
tien maanden;
zes maanden met uitstel voor een termijn van vijf jaar;
vijf jaar met een uitstel voor een termijn van vijf jaar met uitzondering van een effectieve gevangenisstraf van dertig maanden;
zes maanden.
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De straffen als genoemd onder d en f worden in het EAB aangemerkt als voor tenuitvoerlegging vatbaar.
Van deze straffen resteren volgens het EAB nog 1384 dagen. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
De vonnissen A, B, C, D, F en G betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten van vonnis B, C en F aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 16, 18 en 20, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;
georganiseerde of gewapende diefstal;
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten van de vonnissen A, D en G niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
belaging;
mishandeling, meermalen gepleegd;
valsheid in geschrift;
opzetheling.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 9 februari 2023 heeft het
Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende individuele garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[naam opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [naam opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten
de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 225, 285b, 300 en 416 van het Wetboek van Strafrecht 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,