ECLI:NL:RBAMS:2023:1910

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/331190-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verlengde invoer van 1.992 kilogram cocaïne in Nederland

In de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [geboortedag] 2001 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Amsterdam op 27 maart 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft het onderzoek Chakwo II, waarin [verdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van de verlengde invoer van 1.992 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer van deze grote hoeveelheid cocaïne, die verborgen was in een lading noten uit Bolivia. De politie heeft de verdachte en medeverdachten op 8 december 2021 in de loods in Voorschoten aangehouden, waar de cocaïne werd aangetroffen. De rechtbank heeft in haar oordeel de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de cocaïne in de zeecontainer vastgesteld, evenals zijn actieve rol in het uitladen van de dozen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de criminele organisatie meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van verdovende middelen, wat een ernstig feit is dat zwaar bestraft dient te worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/331190-21 (Promis)
Datum uitspraak: 27 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [PI] .
In het dossier bevindt zich een e-mail van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van 10 februari 2023, waaruit blijkt dat de genoemde identiteit en nationaliteit van verdachte, voorheen bij de rechtbank bekend als [verdachte] , via de Dienst Terugkeer en Vertrek is vastgesteld door de autoriteiten van Marokko. Dit aan de hand van vingerafdrukken en de presentatie van verdachte op 30 september 2022 bij het consulaat van Marokko in Nederland. De rechtbank gaat in dit vonnis dan ook uit van de hierboven vermelde identiteit en nationaliteit van verdachte. [1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 10 en 15 februari 2023 en 27 maart 2023. Het onderzoek is op laatstgenoemde zittingsdag gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. J.H. van der Meij en mr. A. Lobregt (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [2]

2.Algemene inleiding

Het onderzoek Chakwo is op 4 november 2021 gestart naar aanleiding van een melding van een mogelijke ontvoering in een parkeergarage behorend bij woningen aan de [straat 1] in Amsterdam. Door een getuige werd gezien dat een onbekende persoon in elkaar werd geslagen en door mannen met vuurwapens in een busje werd geduwd. Na het bekijken van de camerabeelden van de parkeergarage, ontstond bij de politie het vermoeden dat er geen sprake was van een ontvoering, maar van een mislukte
ripdeal. Op de camerabeelden was te zien dat een witte Mercedes Vito bus met kenteken [nummerbord 1] de parkeergarage van de [straat 1] inreed. Hierbij was gebruik gemaakt van een zogeheten tag die was afgegeven voor het perceel [straat 1] . In dit pand werden 68 blokken cocaïne aangetroffen. Na bevraging van de GPS-data en de ANPR-gegevens van de Mercedes Vito bleek dat dit voertuig op diezelfde 4 november bij een loods aan de [straat 2] te Voorschoten was geweest, waar het garagebedrijf [bedrijf] is gevestigd. Ook was op de camerabeelden te zien dat eerder die dag een Volkswagen Crafter met kenteken [nummerbord 2] heeft geprobeerd om de parkeergarage aan de [straat 1] in te komen. Uit gevorderde gegevens bleek dat de route van de Crafter ook terug was te herleiden tot de loods in Voorschoten. Camerabeelden van het industrieterrein lieten zien dat er op 3 november 2021 een vrachtwagen achteruit de loods aan de [straat 2] was binnengereden. Op 4 november 2021 was te zien dat vroeg in de ochtend verschillende bestelbussen, waaronder de eerdergenoemde Mercedes Vito en Volkswagen Crafter, die loods in- en uitreden. Gelet op alle bevindingen ontstond bij de politie het vermoeden dat [bedrijf] werd gebruikt voor de levering en distributie van verdovende middelen.
De rechtbank wijst dit vonnis in het onderzoek Chakwo II, dat naar aanleiding van de vondst van 1.992 kilogram cocaïne in de loods aan de [straat 2] in Voorschoten op 8 december 2021 werd gestart.

3.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer en/of het bereiden/bewerken/verwerken/ verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben van 1.992 kilogram cocaïne op 8 december 2021 in België en/of Voorschoten.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen – vrijspraak bepleit. De rechtbank gaat hierna in haar oordeel, voor zover nodig, nader in op verweren van de raadsman.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. [3]
[medeverdachte 2] is de eigenaar van [bedrijf] [4] en huurder van de loods aan de [straat 2] in Voorschoten. [5] De politie heeft camera’s geplaatst aan de voorzijde en de binnenkant van deze loods. De tijd die op de camerabeelden wordt weergegeven loopt één uur achter op de werkelijke tijd. [6] Op de camerabeelden van 8 december 2021 ziet het onderzoeksteam dat om 20:31 uur (werkelijke tijd) een vrachtwagen met een Belgisch kenteken [nummerbord 3] met oplegger/container bij de loods aankomt en vervolgens, na een paar keer te steken, achteruit de loods inrijdt. Op het moment dat de vrachtwagen in de loods staat, gaan de lichten aan de voorzijde van de loods uit. Vervolgens is er beweging te zien aan de achterzijde van de container en wordt er heen en weer gelopen met goederen. Ook wordt er een vorkheftruc gebruikt om goederen uit de container te halen. [7] De politie valt de loods om 22:21 uur binnen en houdt daar [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aan. [8]
De politie treft in de loods de volgende situatie aan: [9]
Tegen de rechterwand van de loods bevindt zich een groot aantal opgestapelde kartonnen dozen. In de zeecontainer op de vrachtwagen met kenteken [nummerbord 3] staan dezelfde dozen als tegen de wand in de loods. Ongeveer tachtig procent van de dozen is al uit de zeecontainer geladen. [10] In het achterste gedeelte van de loods, tegen een werkbank, staat een geopende zilverkleurige zak met daarin gele kristalkleurige korrels gelijkend op cocaïne kristallen. [11] In totaal worden er ongeveer zevenhonderd dozen aangetroffen, die allemaal op inhoud worden gecontroleerd. Het merendeel bevat noten die volgens het opschrift van de dozen uit Bolivia afkomstig zijn. Honderd van deze dozen bevatten echter geen noten, maar een kristalachtige substantie. Een deel van die honderd dozen is gemarkeerd door middel van een diagonale streep op een hoekpunt van de doos. [12] Per tien dozen wordt er een monster genomen en alle monsters testen positief op cocaïne. [13] Het totale nettogewicht van de cocaïne bedraagt 1.992,22 kilogram. [14]
In de loods staan meerdere voertuigen, waaronder een IVECO vrachtwagen ( [nummerbord 4] ) op naam van [bedrijf] , een Ford Transit ( [nummerbord 5] ) op naam van [medeverdachte 1] en een Mercedes Citan ( [nummerbord 6] ). [15] In deze voertuigen worden verborgen ruimtes aangetroffen. [16] Buiten achter de loods staat een Toyota Yaris ( [nummerbord 7] ), waarvan de sleutel wordt aangetroffen in de fouillering van [medeverdachte 4] . [17] Deze Toyota Yaris heeft geen verborgen ruimte, maar wel een bestaande afgeschermde ruimte. [18]
Route van de zeecontainer
Uit de douanegegevens van de zeecontainer blijkt dat deze op 9 oktober 2021 is ingecheckt in een haven in Chili en via een tussenstop in Peru op 8 december 2021 is aangekomen in de haven van Antwerpen. Diezelfde dag om 17:54 uur is de container daar vrijgegeven. [19] Omstreeks 18:12 uur is de container afgehaald door de vrachtwagen met kenteken [nummerbord 3] . [20] In het heden ten aanzien van [medeverdachte 3] gewezen vonnis is vastgesteld dat [medeverdachte 3] de bestuurder is van de vrachtwagen en dat hij de zeecontainer naar de loods aan de [straat 2] in Voorschoten heeft gereden. [21]
Gesprekken tussen ‘ [medeverdachte 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) en ‘ [persoon 1] ’
In de loods is op de grond een iPhone A-1778 aangetroffen, waarvan de rechtbank in het heden ten aanzien van [medeverdachte 1] gewezen vonnis heeft vastgesteld dat deze van [medeverdachte 1] is. [22] Hij heeft het toestel ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd en op de telefoon is een Signal-chat met een contactpersoon genaamd ‘ [persoon 1] ’ aangetroffen. De datum- en tijdinstellingen van de Signal-app op de iPhone lopen één uur achter op de werkelijke tijd. [23] Hieronder worden steeds de werkelijke tijdstippen weergegeven.
Chat op 8 december 2021
19:56 uur - audiobericht van [persoon 1] aan [medeverdachte 1] :
Broeder als die TP binnen staat en je maakt een foto van die bak, zo dat ik die bak kan zien, foto maken zonder kenteken van de TP hé.
20:49 uur - [persoon 1] :
Saffie bikkelen bro wanneer je bij de dozen bent met markering ook foto van die doos sturen aub en open maken die doos en dan pakket eruit halen en ook foto.
[medeverdachte 1] stuurt om 21:14 uur een foto van een doos met een schuine zwarte streep.
21:15 uur - [persoon 1] :
Broer van afstand foto maken, begrijp je? Niet alleen van dichtbij ban (fon.) klaar. zodat je de rest ook kan zien.
Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] om 20:16 uur een foto van meerdere dozen.
21:17 uur - [persoon 1] :
Laad alles uit die man weg kunnen jullie pas werken.
21:18 uur - [persoon 1]
: Maak hem stiekem open.
21:18 uur - [persoon 1] :
Ja bro die moeten allemaal apart zijn 100 totaal.
21:18 uur - [persoon 1] :
Maak 1 open bro en haal de inhoud eruit en maak foto ervan.
[medeverdachte 1] stuurt om 21:19 uur een foto van een zilveren verpakking naar [persoon 1] .
21:21 uur – [persoon 1] :
Ja bro hahah Saffie 100 dozen met pen apart leggen broer.
Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] om 21:21 uur een foto van een opengemaakt zilveren verpakking met daarin gele brokken.
21:22 uur – [persoon 1] :
Die die zak weer dicht aub en in de doos niks laten vallen. [24]
De afbeeldingen van de dozen en de zakken die door [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) zijn verstuurd komen overeen met de dozen en zakken met inhoud die zijn aangetroffen in de loods. [25]
Gesprekken tussen ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 2] ) en ‘ [alias 2] ’
In het kantoor van de loods is een iPhone 7 aangetroffen, waarvan in het heden ten aanzien van [medeverdachte 2] gewezen vonnis is vastgesteld dat deze van [medeverdachte 2] is. [26] Hij heeft als ‘ [alias 1] ’ in de app Signal een chat gestart met een contact genaamd ‘ [alias 2] ’. [27] De datum- en tijdinstellingen van de Signal app op de iPhone lopen één uur achter op de werkelijke tijd. [28] Hieronder worden steeds de werkelijke tijdstippen weergegeven.
20:39 uur - [alias 1] :
Hijs binnen.
Om 20:40 uur stuurt [alias 1] een foto van de zeecontainer met de deuren gesloten deuren en om 20:41 uur een foto van een zegel.
20:41 uur - audiobericht [alias 2] :
Oke broer top, geef me 1 minuut en zegt tegen hem als je hem open gemaakt neef...ja en dan moet je nog een foto maken...sturen naar mij... dan klaar.
Om 20:47 uur en 20:48 uur stuurt [alias 1] twee foto's van de geopende zeecontainer.
20:49 uur - [alias 2] :
Saffie bikkelen bro wanneer je bij de dozen bent met markering ook foto van die doos sturen aub en open maken die doos en dan pakket eruit halen en ook foto.
20:51 uur - audiobericht [alias 2] :
He broeder shouf als die tp binnen is maak je een foto van de
zegel met de baknummer, dat je dat duidelijk ziet, gewoon dat je ziet dat de zegel er op zit en het baknummer. Je doet hem open en dan maak je ook een foto van de binnenkant... van de.. van de dozen. Safi dan laatje alle dozen uit broer, de tp blijft binnen wachten. Je laat alle dozen uit ik hoop dat ze op pallets staan. Safi wanneer alles er uit is kan de tp weg. Dan zijn het 100 dozen die gemarkeerd zijn met een pen. Die 100 dozen moeten apart... snap je. [29]
Eigen waarneming van de rechtbank
De bewegende camerabeelden van 8 december 2021 van de loods zijn op de zitting bekeken. De rechtbank heeft daarop het volgende waargenomen (hierna worden de werkelijke tijdstippen weergegeven):
Om 20:31 uur arriveert de vrachtwagen met de zeecontainer buiten bij de loods. Kort daarna is er een persoon in de ingang van de loods te zien. De rechtbank heeft in het heden ten aanzien van [medeverdachte 2] gewezen vonnis vastgesteld dat dit [medeverdachte 2] is. [30] Om 20:34 uur begint [medeverdachte 3] met het achteruit binnenrijden van de vrachtwagen in de loods. [medeverdachte 2] geeft hierbij aanwijzingen aan [medeverdachte 3] . De vrachtwagen is om 20:39 uur binnen en [medeverdachte 2] doet direct daarna aan de voorzijde de automatische garagedeur dicht.
Op de camerabeelden binnen in de loods is te zien dat [medeverdachte 2] om 20:41:11 uur links langs de vrachtwagen uit beeld loopt naar de voorzijde van de loods. Vervolgens gaan de lichten aan de voorzijde van de loods om 20:41:15 uur uit. Alleen de achterzijde van de loods is nu verlicht. [medeverdachte 3] rijdt de vrachtwagen om 20:43:31 uur in het donker een stuk achteruit de loods in. Vanaf 20:53:12 uur komen meerdere personen achter de vrachtwagen in beeld. [medeverdachte 3] rijdt de vrachtwagen om 20:58:27 uur weer een stuk vooruit het donkere gedeelte van de loods in. Achter de vrachtwagen zijn op dat moment in totaal vier personen te zien. De deuren van de zeecontainer worden om 20:59:10 uur volledig geopend en vervolgens begint het uitladen van de container. Om 21:00:51 uur komt de in de loods aanwezige heftruck in beweging. Even later, om 21:16:35 uur, is er een flits te zien bij de rechterwand van de loods, de plek waar de dozen zijn aangetroffen. Om 21:17:38 uur lopen twee personen van die plek naar de achterzijde van de loods en verdwijnen rechts achter de muur uit beeld. De rechtbank heeft in het vonnis van [medeverdachte 2] vastgesteld dat één van de twee personen [medeverdachte 2] is. [31] [medeverdachte 2] heeft een doos in zijn handen. Om 21:53:35 uur is te zien dat een persoon met witte schoenen van de vrachtwagen naar de rechterkant van de achterzijde van de loods loopt. [32]
4.3.2.
Oordeel van de rechtbank
Juridisch kader - wetenschap
Voor de vraag of een verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening dient bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de mededaders dienen ‘tezamen af te weten’ van de aanwezigheid van verdovende middelen. Indien de mededaders daarover niets (willen) verklaren kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. [33]
[verdachte] ontkent dat hij wetenschap had van de cocaïne in de zeecontainer.
Hij heeft verklaard dat hij door een vriend genaamd [persoon 2] werd gebeld. [persoon 2] had werk voor hem. Hij is door iemand (van wie hij de naam niet weet) bij de loods afgezet en hij heeft zijn telefoon bij die persoon in de auto laten liggen. Toen hij de loods binnenkwam, zag hij dat een gedeelte van de vrachtwagen al was uitgeladen. Hij heeft vervolgens meegeholpen met het uitladen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan worden bewezen dat [verdachte] wetenschap had van de cocaïne in de zeecontainer. De rechtbank stelt voorop dat er in totaal 1.992 kilogram cocaïne in de loods is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat het uithalen van de lading niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. De rechtbank acht het dan ook het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene de waardevolle drugs ontdekt en zich deze zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten. Dat [verdachte] geen onwetende derde persoon was, leidt de rechtbank verder af uit de omstandigheden waaronder het uithalen van de lading heeft plaatsgevonden. Door een vrachtwagen met Belgisch kenteken werd een grote lading noten uit Bolivia afgeleverd in een autogaragebedrijf in Voorschoten, waarbij de verdachten de dozen in het donker hebben uitgeladen. Niet alleen wist [verdachte] daarmee dat de lading vanuit het buitenland was ingevoerd, voor hem moet ook kenbaar zijn geweest dat het in het donker uitladen van noten uit Bolivia op geen enkele wijze in verband stond met reguliere werkzaamheden van een autogaragebedrijf en dat er handelingen plaatsvonden die het daglicht niet konden verdragen. Bovendien blijkt uit bovengenoemde Signal-chats van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in combinatie met de camerabeelden, dat zij om 21:17 uur met één van de dozen naar de achterzijde van de loods zijn gelopen, die doos daar hebben opengemaakt en dat [medeverdachte 1] om 21:21 uur een foto heeft verstuurd van de inhoud daarvan naar [persoon 1] . De geopende zak met cocaïne heeft daar vervolgens gelegen tot 22:21 uur, het moment dat de politie de loods binnenviel.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat uit het Signal-bericht “
Maak hem stiekem open”van [persoon 1] blijkt dat niet alle personen in de loods op de hoogte waren van de inhoud van de dozen. Het openen van de doos en de zilverkleurige zak gebeurde immers niet stiekem en anders dan in het bericht van [persoon 1] en [medeverdachte 1] van 21:22 uur staat is de zak ook niet onmiddellijk weer dicht in de doos gedaan. De cocaïne heeft een uur lang open en bloot in het verlichte deel van de loods gelegen, terwijl de in de loods aanwezige personen daar vrij konden rondlopen. Op de camerabeelden is immers te zien dat om 21:53 uur een persoon met witte schoenen naar de rechterkant van de achterzijde van de loods loopt, de plek waar de cocaïne is aangetroffen. Daarnaast heeft [verdachte] op de zitting verklaard dat er niet tegen hem was gezegd dat bepaalde gedeeltes van de loods verboden terrein waren. De rechtbank concludeert dat [verdachte] wetenschap had van de cocaïne in de zeecontainer. Nu hij de dozen gezamenlijk met de andere verdachten uit de zeecontainer heeft geladen, bevond de cocaïne zich ook in zijn machtssfeer.
(Verlengde) invoer
Ten aanzien van de invoer van verdovende middelen overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is en dat daarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Zuid-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
[verdachte] is samen met de andere verdachten aangehouden in de loods. Ze hielden zich gezamenlijk bezig met het uitladen van de zojuist ingevoerde dozen uit de zeecontainer. Alle verdachten waren dus in de loods aanwezig op een moment dat essentieel was voor de feitelijke voltooiing van het verdere vervoer van de cocaïne. De in de loods aangetroffen voertuigen met verborgen ruimtes waren kennelijk bedoeld voor dat verdere vervoer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opzet van [verdachte] was gericht op het verdere vervoer van de cocaïne en daarmee op de verlengde invoer.
Medeplegen
[verdachte] heeft op de hiervoor beschreven wijze nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten, welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van 1.992 kilogram cocaïne.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] :
op 8 december 2021 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 1.992 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat [verdachte] vreemdeling is en daarom niet in aanmerking komt voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit betekent dat hij een opgelegde gevangenisstraf ‘kaal’ moet uitzitten. Volgens de raadsman moet er bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting worden gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De raadsman heeft in dat verband gewezen op het onderzoek 26Holmium (ECLI:NL:RBAMS:2019:6798).
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, die verborgen was in een lading noten afkomstig uit Bolivia. Zijn rol bestond uit het uitladen van de dozen uit de zeecontainer. Cocaïne is een zeer verslavende harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. De ingevoerde hoeveelheid van 1.992 kilogram is dermate groot dat deze partij bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en de gehele keten hieromheen - van land van herkomst waar de cocaïne wordt geproduceerd tot en met de gebruiker - gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne daarom streng bestraft.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de invoer van harddrugs van twintig kilo of meer in georganiseerd verband wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van 72 maanden. Voor duizenden kilo’s, zoals in deze zaak aan de orde, bestaat geen oriëntatiepunt. Daarom heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en naar de rol van [verdachte] , die weliswaar essentieel te noemen is, maar die in verhouding met andere rollen bij deze vorm van cocaïnesmokkel minder groot is. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om in het voordeel van [verdachte] af te wijken van het genoemde oriëntatiepunt. Alles afwegend zal de rechtbank aan [verdachte] een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is. Voor zover [verdachte] niet voor enig programma of voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking komt, is dat voor de rechtbank geen reden om tot een lagere strafoplegging te komen. Dit is immers een omstandigheid die voor risico komt van [verdachte] , die er zelf voor heeft gekozen hier als vreemdeling een strafbaar feit te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 maart 2023.
[.....]

Voetnoten

1.[.....]
2.[.....]
3.[.....]
4.[.....]
5.[.....]
6.[.....]
7.[.....]
8.[.....]
9.[.....]
10.[.....]
11.[.....]
12.[.....]
13.[.....]
14.[.....]
15.[.....]
16.[.....]
17.[.....]
18.[.....]
19.[.....]
20.[.....]
21.[.....]
22.[.....]
23.[.....]
24.[.....]
25.[.....]
26.[.....]
27.[.....]
28.[.....]
29.[.....]
30.[.....]
31.[.....]
32.[.....]
33.[.....]