ECLI:NL:RBAMS:2023:1855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/751301-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Substituut Procureur des Konings in Antwerpen, België. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 2 maart 2021. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1982, is gedetineerd in Nederland en heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 maart 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Tonckens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn die zich hiertegen verzetten. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij is vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder verwijzing naar de relevante artikelen van de Opiumwet en de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751301-21
RK nummer: 23/212
UITSPRAAK
op de vordering van 19 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 maart 2021 door de Substituut Procureur des Konings in Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
Jos Francotteweg 16 B, 6291 GP, Vaals,
gedetineerd in [detentieplaats 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Tonckens, advocaat te Maastricht, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot mr. F.F. Driessen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen d.d. 18 februari 2019, referentie: C/209/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 40 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 27 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b dan wel c, OLW aan de orde is.
De rechtbank stelt vast dat uit de aanvullende informatie van 17 februari 2023 door het parket van de procureur des Konings Antwerpen verstrekt, blijkt dat het arrest van het Hof van Beroep in Antwerpen in persoon aan de opgeëiste persoon is betekend op 19 juni 2019. Ook blijkt uit de aanvullende informatie dat “hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzet procedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, daarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing”, maar dat hij niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub c, OLW en doet de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 15 februari 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie (…) betreffende de detentieomstandigheden waaraan[opgeëiste persoon]( [geboortedag] 1980) zal worden onderworpen (…) verstrek ik u de volgende informatie.
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis [detentieplaats 2] indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
  • De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
  • Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3. Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er daarmee voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Substituut Procureur des Konings in Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,