Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.(Partiële) Vrijspraken en bewijsmotiveringen
“Met wie bel je”.Vervolgens werd zijn telefoon door deze jongen afgepakt. Na het incident zag [ slachtoffer 1] op Instagram een foto van de familie [verdachte] . Hij herkende één van de jongens op de foto, verdachte, als de jongen die zijn telefoon heeft weggenomen. Achteraf hoorde [ slachtoffer 1] van de jongens uit de buurt dat de jongen die zijn telefoon heeft weggenomen niet verdachte is, maar een jongen die (ook) “ [vriend slachtoffer 1] ” heet.
Aangever [ slachtoffer 1] heeft zodoende wisselend verklaard over wie zijn telefoon heeft weggenomen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat op 31 maart 2021 een gevecht is ontstaan tussen de groep van verdachte en “ [vriend slachtoffer 1] ”. Dit wordt niet ontkend door verdachte. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte ook degene is geweest (uit zijn groep) die tijdens het gevecht naar [ slachtoffer 1] is toegelopen en de telefoon uit zijn handen heeft gepakt. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of verdachte en de medeverdachten zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt bij de diefstal van de telefoon dat sprake is van medeplegen van de diefstal. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op voorhand wist dat iemand door de medeverdachten beroofd zou gaan worden van zijn spullen. Nu daarnaast uit het dossier niet blijkt dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van de telefoon en ook niet is komen vast te staan dat het gepleegde geweld tot doel had om een eventuele diefstal te vergemakkelijken, kan de rechtbank verdachte niet verantwoordelijk houden voor de gedragingen van de andere jongen die de telefoon kennelijk heeft weggenomen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
“Eh [vriend 1] , heb net dat ding gegooid liet ze ff schrikken”.Op 19 januari 2021 stuurt ‘ [gebruikersnaam 1] ’ aan ‘ [gebruikersnaam 4] ’:
‘Niet raar kijken als ik niet meer antwoord. Morgen wordt ik opgepakt voor een zwaar misdrijf’en in een groepschat met meerdere gebruikers: ‘
Boys morgen ben ik weg. Zwijgrecht tot de dood’.
5.Bewezenverklaring
6.Bewijs
7.Strafbaarheid van de feiten
‘Heb net ruzie gehad met zo een jongen. Kan jij zeggen dat ik tot half 4 op stage ben geweest, want ze wisten wie ik was dus kan het zijn dat politie me gaat ondervragen”.Tijdens de zitting van 17 mei 2022 heeft verdachte verklaard dat hij een klap heeft gegeven aan aangever, maar niet met een steen. Hij liep met de medeverdachte toen zij aangever tegen kwamen. Aangever had zijn hand in zijn zak en op een gegeven moment zei de medeverdachte dat aangever een mes bij zich had. Toen aangever in de buurt kwam, heeft verdachte hem een klap gegeven. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 7 maart 2023 heeft verdachte naar voren gebracht dat zijn eerdere verklaringen niet kloppen. Hij heeft wel een steen gegooid naar het hoofd van aangever [slachtoffer 8] , maar dit deed hij uit reflex toen de medeverdachte zei dat aangever een mes bij zich had. Verdachte heeft het mes zelf niet gezien.
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf en maatregel
first offenderzonder moeite dit soort delicten pleegt, waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de (financiële) gevolgen voor de slachtoffers. De vernieling en brandstichting bij de woning op de [straatnaam 4] heeft de bewoners, naast kosten, ook veel schrik aangejaagd. Verdachte heeft geluk dat het bij materiele schade is gebleven en niemand ernstig gewond is geraakt. Aangever [slachtoffer 8] heeft daarnaast veel last gehad van de mishandeling van verdachte door het gooien van een steen. Zo heeft hij een lichte hersenschudding gehad en bleven de beelden van het incident maar door zijn hoofd gaan. Ook daar is het aan geluk te danken dat het niet erger voor [slachtoffer 8] is afgelopen. Het is aan de andere kant wel positief dat verdachte deel heeft genomen aan een mediationtraject met [slachtoffer 8] en dat dit traject positief is afgerond.
first offenders. Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten heeft de rechtbank in beginsel de mogelijkheid om aan verdachte een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
- de rapporten van [instantie] ;
- het meest recente rapport van de Raad van 23 februari 2023, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
de Raadhaar advies gewijzigd in de zin dat een deels voorwaardelijke straf, met een proeftijd van twee jaren meer passend is bij de huidige omstandigheden van verdachte. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden opgelegd: dat verdachte een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school (het volgen van een passende opleiding, met een vaste structuur) of werk/bijbaan, meewerkt aan de noodzakelijke hulpverleningstrajecten van [instelling 2] die gericht zijn op agressie- en emotieregulatie, meewerkt aan de begeleiding van [instelling 1] en meewerkt aan alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht door [instantie] .
dadelijk uitvoerbaarzijn.
€ 150,00passend is. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat dat gedeelte onvoldoende aanvullend is onderbouwd. De benadeelde partij kan zijn vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren.
2 (twee) maanden.
deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast op grond van het overtreden van de na te noemen
algemeneen
bijzondere voorwaarden.
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school (het volgen van een passende opleiding, met een vaste structuur) of werk/bijbaan;
- meewerkt aan de noodzakelijke hulpverleningstrajecten van [instelling 2] die gericht zijn op agressie- en emotieregulatie;
dadelijk uitvoerbaarzijn.
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in haar vordering is.
[slachtoffer 8]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 150,00 (zegge honderdvijftig euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 22 januari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
[slachtoffer 8]ter hoogte van € 150,00 (zegge honderdvijftig euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 22 januari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.