ECLI:NL:RBAMS:2023:1665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
13/279181-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met garanties voor detentieomstandigheden

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 31 oktober 2022, waarna de rechtbank op 21 december 2022 de behandeling opende. De opgeëiste persoon, geboren in 2000, werd bijgestaan door zijn raadsman en de rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met 30 dagen. Op 4 januari 2023 werd een tussenuitspraak gedaan, waarbij het onderzoek werd heropend en de termijn voor uitspraak opnieuw werd verlengd met 60 dagen. Tijdens de zitting op 8 maart 2023 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn detentieomstandigheden besproken.

De rechtbank beoordeelde de detentieomstandigheden in België en de garanties die door de Belgische autoriteiten waren verstrekt. De officier van justitie stelde dat het gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling was weggenomen door de individuele detentiegarantie. De raadsman van de opgeëiste persoon uitte echter zorgen over de detentieomstandigheden in België. De rechtbank concludeerde dat de garanties voldoende waren om het eerder vastgestelde gevaar van onmenselijke behandeling te weerleggen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank stond de overlevering toe, waarbij de opgeëiste persoon naar België kan worden overgeleverd voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/279181-22
RK nummer: 22/4656
Datum uitspraak: 22 maart 2023.
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 31 oktober 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 29 oktober 2022 door de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 21 december 2022
De behandeling van het EAB heeft een aanvang genomen op de zitting van 21 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich toen laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S.B. Boersma, waarnemend voor mr. E.G.S. Roethof, beiden advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft op die zitting de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft vervolgens ook de gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing bevolen.
Tussenuitspraak van 4 januari 2023
Op 4 januari 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen. Daarbij is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van eventuele wijzigingen in de detentieomstandigheden. Verder heeft de rechtbank bij deze tussenuitspraak de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 60 dagen verlengd, [3] onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding.
Zitting van 8 maart 2023
De behandeling van de vordering is opnieuw aangevangen op de zitting van 8 maart 2023 , in. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, waarnemend voor mr. E.G.S. Roethof, beiden advocaat in Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 4 januari 2023. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de genoegzaamheid, de strafbaarheid van de feiten en de terugkeergarantie al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de inmiddels verstrekte individuele detentiegarantie, het algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling gedurende detentie in België voor deze opgeëiste persoon is weggenomen.
De raadsvrouw heeft haar zorgen geuit over de detentieomstandigheden in België en heeft zich op het standpunt gesteld dat de individuele detentiegarantie het algemene gevaar van schending van mensenrechten niet wegneemt.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536).
Bij brief van 5 januari 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel. In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:

- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [4]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Het verweer wordt verworpen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22, zesde lid, OLW.
4.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.