In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres ontving huur- en zorgtoeslag en had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van deze toeslagen over het jaar 2020, die door de Belastingdienst was vastgesteld op respectievelijk € 1.189,- en € 814,-. Eiseres stelde dat de Belastingdienst bij de berekening rekening had moeten houden met haar ontslagvergoeding en dat de terugvordering van te veel ontvangen toeslagen onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst op goede gronden de huur- en zorgtoeslag had vastgesteld op basis van het verzamelinkomen zoals vastgesteld door de inspecteur van de inkomstenbelasting. De rechtbank wees het beroep van eiseres ongegrond, omdat er geen wettelijke grondslag was om van het vastgestelde verzamelinkomen af te wijken. Eiseres had te veel voorschotten ontvangen, omdat haar werkelijke inkomen hoger was dan het geschatte inkomen waarop de voorschotten waren gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om van terugvordering af te zien, en dat de Belastingdienst geen bevoegdheid had om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.