ECLI:NL:RBAMS:2023:1591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
722668
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overeenkomst van geldlening en de gevolgen van tussentijdse aflossing

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen eiser en gedaagde over een overeenkomst van geldlening die op 8 juni 2018 tot stand is gekomen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B. Chylinska, vordert betaling van het restant van de lening en de contractuele rente, terwijl gedaagde, vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, betwist dat er nog een bedrag openstaat. De lening was oorspronkelijk vastgesteld op € 105.000, maar eiser stelt dat dit bedrag is verhoogd naar € 125.300 door tussentijdse betalingen. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat hij de lening en de rente volledig heeft voldaan en dat de lening niet is verhoogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij de partijen ligt en dat gedaagde bewijs moet leveren van zijn stellingen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn opgeschort.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/722668 / HA ZA 22-728
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en zijn moeder, [naam] (hierna: [naam] ) zijn vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf] (hierna: de rijschool).
2.2.
[gedaagde] is financieel adviseur en vastgoedfinancier. [gedaagde] deed de boekhouding van de rijschool.
2.3.
Tussen [eiser] en [gedaagde] is op 8 juni 2018 een overeenkomst van geldlening (hierna: de overeenkomst van geldlening) tot stand gekomen. In de overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
Schuldigerkenning
De schuldeiser en de schuldenaar verklaren met elkaar te zijn overeengekomen dat de schuldeiser aan de schuldenaar een bedrag als geldlening zal verstrekken groot éénhonderdvijfduizend euro (€ 105.000,00).
(…)
1. Looptijd
De geldlening gaat in op 11 juni 2018 en aangegaan voor een looptijd van één jaar, derhalve tot 11 juni 2019, behoudens schriftelijke verlenging, tenzij de geldlening eerder wordt beëindigd als in deze akte voorzien.
2. Opeisbaarheid
De geldlening is op 11 juni 2019 in zijn geheel opeisbaar, behoudens het hierna verder bepaalde.
3. Rente
Over de geldlening is een rentevergoeding verschuldigd ten bedrage van zevenhonderdvijftig euro (€ 750,00) per maand, maandelijks te voldoen op de elfde dag van elke maand van ieder jaar, voor het eerst op 11 juli 2018. Deze rentevergoeding staat gedurende de gehele looptijd van de geldlening vast.
(…)
2.4.
Op 10 juni 2018 heeft tussen [eiser] en [gedaagde] het volgende whatsappgesprek plaatsgevonden:
[gedaagde] : Hallo [eiser] , Hierbij rekeningnummer voor overmaken gelden. [rekeningnummer] GS Finance en properties BV Omschrijving Lening conform overeenkomst Ik verwacht van jou.. 105000 En 25300 25300 is inclusief een deel van je moeder.
[eiser] : 25300? Je had mij toen 5K gegeven En 10K aan mijn ma Schulden die ik moet betalen aan mensen willen het op rekening hebben Nu moet ik allemaal andere regelingen treffen Weet niet wat je heb afgesproken met mijn moeder
[gedaagde] : Totaal moet ik 25300 van je moeder krijgen. Wie welke deel betaald maakt niet uit.
[eiser] : Want hoeveel krijg ik uiteindelijk gestort
[gedaagde] : 129
[eiser] : Oow zo Ik zou jou 105 storten volgens leningoverkomst En nog 5K apart Dus blijft 20300 dat mijn ma moet storten Klopt dat
[gedaagde] : Ja 5 contant van mij en 5 extra van jou om 110.. 5 krijg je over een maand terug van mij
[eiser] : [stuurt een schermafbeelding, rb] Heb het binnen ga zo naar de bank toe
[gedaagde] : Top maak 125300 over dan is de rekening van je moeder ook gelijk schoon..
[eiser] : Moet ik eerst 105 overmaken Of gelijk 125.300
[gedaagde] : doe maar gelijk.. anders maak je dubbele kosten
[eiser] : Zijn daar kosten aan verbonden
[gedaagde] : je kan vragen.. zijn volgens mij tussen 5 en 20 euro ben je daar op kantoor
[eiser] : Ze willen op alles verdienen
2.5.
Op 11 juni 2018 heeft [eiser] € 125.300 overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van GS Finance & Properties B.V.
2.6.
Op de bankrekening van [eiser] zijn de volgende bedragen ontvangen van [gedaagde] en GS Finance & Properties B.V.: € 1.000 op 19 juli 2018, € 1.000 op 21 augustus 2018,
€ 274 op 1 oktober 2018, € 10.000 op 22 oktober 2018, € 524 op 12 november 2018,
€ 20.000 op 17 januari 2019 en € 5.000 op 28 januari 2019. In totaal is naar de bankrekening van [eiser] € 37.798 overgemaakt door [gedaagde] en GS Finance & Properties B.V.
2.7.
Op 6 december 2018 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] geschreven:
Beste [gedaagde] ,
Ik wil mijn contract beindigen. Graag wil ik zo spoedig mogelijk mijn geld op mijn rekening gestort hebben bedrag van 75000
Hoogachtend,
[eiser]
2.8.
[gedaagde] heeft op dezelfde dag als volgt gereageerd:
Beste [eiser] ,
Dat is prima, de bedrag is inmiddels 50.000. Ik zal 25K aan je moeder en 25K aan jou overmaken. Ik zal proberen eind deze maand te doen.
gr. [gedaagde]
2.9.
Aansluitend heeft tussen [eiser] en [gedaagde] het volgende whatsappgesprek plaatsgevonden:
[gedaagde] : Hallo [eiser] , Wat is de reden dat ik in eens van jou mail krijg.
[eiser] : Geen reden heb mijn geld dringen nodig [gedaagde]
: ok, ik maak zo 5 naar je over
[eiser] : Nee graag hele bedrag
[gedaagde] : ok dan moet je even wachten
[eiser] : Ik wacht tot einde van deze maand
[gedaagde] : ik zal iig jou deel betalen 25 k dan heb ik alleen 25 k van je moeder bij mij
[eiser] : Nee graag 50K Wil op mij rekening hebben einde maand
(…)
[eiser] : Van mij en van mij moeder Klopt
[gedaagde] : je contract is al bij mij ontbonden.. dus ik probeer jou deel aan jou te geven en maak met je moeder een andere afspraak want alle transacties zijn niet conform overeenkomst gelopen.
[eiser] : Daarom wil ik het gehele bedrag van 50K einde van deze maand op mij rekenen
Je had met mij die contract notaris geregeld Die 25K wat van mij of mijn moeder is handel ik wel af met mijn moeder
(…)
[eiser] : Einde van dit maand 50K Op rekening
[gedaagde] : Ik kan jou niet beloven Maar ik wil ook vanaf
[eiser] : Wil het einde van de maand heb mijn geld nodig
(…)
2.10.
Naar aanleiding van een sommatie van de toenmalige advocaat van [eiser] heeft [gedaagde] op 25 april 2019 aan de toenmalige advocaat van [eiser] geschreven dat hij de geldlening tussen [eiser] en hem (hierna: de lening) volledig heeft afgelost door betalingen en verrekeningen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 123.502 voor het restant van de lening en de contractuele rente, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 februari 2019, en € 2.432,16 aan buitengerechtelijke incassokosten. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, de kosten van conservatoire maatregelen en de nakosten. Ten slotte vordert [eiser] dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3.2.
[eiser] heeft zijn vorderingen als volgt onderbouwd. De omvang van de lening was € 125.300. De looptijd van de lening was één jaar, zodat de lening op 11 juni 2019 opeisbaar was. [gedaagde] heeft € 37.798 afgelost. Hij moet het restant van de lening voldoen, net als de contractuele rente van € 750 per maand. Een redelijke uitleg van de overeenkomst van geldlening brengt mee dat [gedaagde] de contractuele rente verschuldigd blijft zolang er niet is afgelost, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens hem bedroeg de lening € 105.000 euro en heeft hij de lening en de contractuele rente geheel voldaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat op 8 juni 2018 de overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen en dat [eiser] aan [gedaagde] € 105.000 heeft geleend. Wat partijen verdeeld houdt, is of de lening op 11 juni 2018 met € 20.300 is verhoogd, of de lening is afgelost en of de contractuele rente is betaald.
4.2.
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten, draagt daarvan de bewijslast (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit betekent dat [eiser] moet stellen en bewijzen dat de lening op 11 juni 2018 met € 20.300 is verhoogd en dat [gedaagde] moet stellen en bewijzen dat de lening en de rente door hem zijn voldaan.
De omvang van de lening
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] in totaal € 125.300 van hem heeft geleend. Hij heeft een bankafschrift overgelegd, waarop is te zien dat er vanaf zijn bankrekening op 11 juni 2018 € 125.300 is overgemaakt naar de bankrekening die door [gedaagde] aan hem was opgegeven, met als omschrijving ‘lening conform overeenkomst’.
4.4.
[gedaagde] heeft dit betwist. [gedaagde] heeft gewezen op de overeenkomst van geldlening en op het whatsappgesprek tussen [eiser] en hem van 10 juni 2018. Uit een en ander blijkt volgens [gedaagde] dat de lening € 105.000 bedroeg en dat het verschil tussen de lening en het op 11 juni 2018 overgemaakte bedrag een aflossing was van een schuld van [naam] aan [gedaagde] . De lening en de hiervoor bedoelde aflossing werden tegelijkertijd overgemaakt om extra kosten te voorkomen.
4.5.
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn standpunt dat de lening met € 20.300 is verhoogd. In de overeenkomst van geldlening is bepaald dat de lening € 105.000 bedraagt. Weliswaar heeft [eiser] op 11 juni 2018 € 125.300 naar de door [gedaagde] opgegeven bankrekening overgemaakt, maar uit het whatsappgesprek tussen [eiser] en [gedaagde] van 10 juni 2018 (zie hiervoor onder 2.4) volgt dat dat het verschil tussen het in de overeenkomst van geldlening genoemde bedrag en het op 11 juni 2018 overgemaakte bedrag een aflossing was van een schuld van [naam] aan [gedaagde] . [eiser] bevestigt immers zelf in dit whatsappgesprek dat [naam] nog € 20.300 moet storten en vraagt aan [gedaagde] of hij gelijk
€ 125.300 moet overmaken, waarop [gedaagde] voorstelt om het gelijk over te maken omdat anders dubbele kosten worden gemaakt. De omvang van de lening is dus € 105.000 geweest, en niet € 125.300.
De aflossingen en de rente
4.6.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de lening volledig heeft afgelost en de contractuele rente heeft voldaan. Volgens [gedaagde] is afgesproken dat hij € 55.000 aan [eiser] en
€ 50.000 aan [naam] zou aflossen. Verder mocht hij de lening en de contractuele rente verrekenen met vorderingen van hem op de rijschool en was hij alleen contractuele rente verschuldigd over het openstaande bedrag. [gedaagde] heeft [eiser] via whatsapp op 6 december 2018 een overzicht gestuurd waaruit bleek dat er op dat moment nog € 50.000 open stond en [eiser] heeft toen bevestigd dat dit klopte. [gedaagde] heeft chartale en girale betalingen aan [eiser] en [naam] gedaan en opeisbare vorderingen op [eiser] , [naam] en de rijschool verrekend met de lening en de rente. Met een en ander heeft [gedaagde] € 55.000 afgelost aan [eiser] , € 50.000 afgelost aan [naam] en € 5.243 aan rente voldaan, zodat hij niets meer verschuldigd is aan [eiser] .
4.7.
[eiser] heeft de stellingen van [gedaagde] betwist. Volgens [eiser] blijkt uit de overeenkomst van geldlening dat alleen [gedaagde] en hij daarbij partij waren. [gedaagde] kon daarom niet bevrijdend betalen aan [naam] en evenmin de lening en de contractuele rente verrekenen met vorderingen op [naam] of de rijschool. [gedaagde] had verder geen vorderingen op [eiser] die verrekend konden worden met de lening en de rente en partijen hebben geen afspraken gemaakt over de contractuele rente. [eiser] heeft verder geen akkoord gegeven op het overzicht van [gedaagde] en erkent daarvan alleen de overboekingen naar zijn bankrekening van in totaal € 37.798. Het whatsappgesprek van 6 december 2018 ging over het bedrag dat [eiser] op dat moment wilde ontvangen van [gedaagde] en niet over hoeveel er toen nog open stond.
4.8.
De rechtbank overweegt dat in de overeenkomst van geldlening niet is geregeld of tussentijdse aflossingen op de lening gevolgen hebben voor de verschuldigde contractuele rente. De overeenkomst bevat op dit punt een leemte, die moet worden aangevuld. Een overeenkomst heeft namelijk niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (artikel 6:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek).
4.9.
De leemte moet worden aangevuld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid, want er zijn geen wetsartikelen waarmee de leemte kan worden aangevuld en over de gewoonte binnen de kring waarin partijen zich bevinden, is niets gesteld. In het geval van een geldlening, zoals hier, betreft rente een vergoeding voor de geleende som, omdat de uitlener daarover zelf niet kan beschikken. Na een tussentijdse aflossing beschikt de uitlener echter weer over een deel van de geleende som. Gelet hierop vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voort dat, in aanvulling op wat tussen partijen is overeengekomen in de overeenkomst, moet worden aangenomen dat de vaste rentevergoeding naar evenredigheid afneemt als de omvang van de lening door tussentijdse aflossingen lager wordt.
4.10.
Aangezien [gedaagde] zijn stellingen over het (terug)betalen van de lening en de contractuele rente heeft onderbouwd, maar [eiser] die stellingen gemotiveerd heeft weersproken, zijn de stellingen van [gedaagde] niet vast komen te staan en komt rechtbank toe aan bewijslevering. [gedaagde] zal, overeenkomstig zijn bewijsaanbod, worden toegelaten tot het bewijs van zijn stellingen (i) dat is afgesproken dat hij € 55.000 aan [eiser] en € 50.000 aan [naam] zou aflossen, (ii) dat is afgesproken dat hij de lening en de contractuele rente kon verrekenen met vorderingen op de rijschool, en (iii) dat zijn verbintenis tot (terug)betaling van het na aftrek van € 37.798 resterende deel van de lening en de contractuele rente door nakoming en verrekening teniet is gegaan.
Vervolg
4.11.
[gedaagde] kan bewijs leveren door getuigen te laten horen door de rechtbank. Ook kan hij bewijs leveren door bewijsstukken over te leggen en/of door andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de zaak naar de rol van woensdag 26 april 2023 verwijzen zodat [gedaagde] zich hierover kan uitlaten.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [gedaagde] tot het bewijs van zijn stellingen (i) dat is afgesproken dat hij € 55.000 aan [eiser] en € 50.000 aan [naam] zou aflossen, (ii) dat is afgesproken dat hij de lening en de contractuele rente kon verrekenen met vorderingen op de rijschool, en (iii) dat zijn verbintenis tot (terug)betaling van het na aftrek van € 37.798 resterende deel van de lening en de contractuele rente door nakoming en verrekening teniet is gegaan.
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 26 april 2023 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [gedaagde] getuigen wil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2023 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nader te benoemen rechter-commissaris in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.6.
bepaalt dat [gedaagde] uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.