ECLI:NL:RBAMS:2023:1573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
13-315724-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel voor diefstal van een fiets met braak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 1 december 2022 beschuldigd van diefstal van een fiets door middel van braak. De rechtbank heeft op 17 maart 2023 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 3 maart 2023, waar de officier van justitie, mr. R. Leuven, de vordering heeft ingediend. De verdachte, die in de PI gedetineerd is, heeft een bekennende verklaring afgelegd, en zijn raadsman, mr. W.K. Cheng, heeft geen bewijsverweren aangevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten bewezen, waarbij de verdachte een fiets heeft weggenomen die aan een onbekend gebleven persoon toebehoorde, met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van het feit en de verdachte beoordeeld. De officier van justitie heeft de ISD-maatregel van twee jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gevolgd, gezien de ernst van de feiten en de recidiveproblematiek van de verdachte. De verdachte heeft een geschiedenis van verslavingsproblematiek en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de ISD-maatregel als passend werd beschouwd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13-315724-22 (Promis); 13-183308-21 (TUL)
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [adres] ,
nu gedetineerd in de PI [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.K. Cheng naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 1 december 2022 in Amsterdam een fiets heeft gestolen door middel van braak.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van de politie inzake de aanhouding van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweren aangevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten bewezen. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 1 december 2022 te Amsterdam een fiets die geheel of ten dele aan een tot op heden onbekend gebleven persoon toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. Verdachte voldoet zowel aan de harde criteria voor het opleggen van de maatregel als aan de zachte criteria, zoals blijkt uit het rapport van de reclassering. In dat rapport wordt toegelicht waarom er in dit geval geen minder dwingende kaders zijn die het risico op recidive nog terug kunnen dringen. De veiligheid van de samenleving vereist daarom dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat niet is voldaan aan de zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Na een eerder opgelegde ISD-maatregel heeft verdachte zelf stappen gezet om aan zijn verslaving te werken. Verdachte zou op vrijwillige basis langdurig worden opgenomen in een verslavingskliniek. Helemaal buiten zijn toedoen heeft dat traject nog geen vervolg gekregen. Verdachte voldeed namelijk niet aan de criteria voor de indicatiestelling die voor opname bij de betreffende kliniek gelden. Hij kan echter op basis van een andere indicatiestelling worden opgenomen bij een andere kliniek en buiten het kader van een ISD-maatregel er aan werken om van zijn verslaving af te komen en zo het recidiverisico terug te dringen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa reclassering van 17 februari 2023, opgemaakt door mevrouw [naam 1] . Dit rapport houdt –zakelijk weergegeven- onder meer in:
  • Verdachte kampt al jaren met een hardnekkige drugsverslaving en vervalt steeds opnieuw in vermogensdelicten om in zijn drugsgebruik te voorzien. Het lopende reclasseringstoezicht verloopt slecht omdat verdachte keer op keer in zijn drugsgebruik vervalt en dan weer recidiveert.
  • Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, schizofrenie en overmatig middelengebruik. Hij werkt weliswaar mee aan depotmedicatie ter behandeling van zijn schizofrenie maar elke andere behandeling loopt er tot nu toe op stuk dat verdachte zijn middelengebruik niet aan wil pakken.
  • Kenmerkend voor de problematiek van verdachte is volgens de reclassering dat hij beperkt en niet-consequent probleembesef en ziekte-inzicht heeft. Dit leidt ertoe dat er geen of niet-consequent instemming is met betrokkene over wat het beste voor hem is. Daardoor zijn minder dwingende toezichtkaders contraproductief gebleken.
  • Er is eerder sprake geweest van een ISD-maatregel maar binnen die maatregel heeft toen onvoldoende behandeling plaatsgevonden omdat verdachte in de extramurale fase van die maatregel middelen gebruikte. Met ambulante behandelingen is het de reclassering daarna ook niet gelukt.
  • Het kader van de ISD-maatregel blijft daarmee volgens de reclassering het enige kader om de recidive van verdachte terug te dringen. Als nieuwe behandelingen niet slagen, dan wordt tenminste het primaire doel van de maatregel bereikt. Om een optimale kans van slagen van een nieuw op te leggen ISD-maatregel te waarborgen bevat het rapport een concrete aanbeveling hoe ditmaal invulling zou moeten worden gegeven aan een nieuw op te leggen ISD-maatregel.
  • In de
  • In de
De rechtbank heeft mevrouw [naam 2] van Inforsa reclassering op de zitting van 3 maart 2023 gehoord. Zij heeft de conclusies in het advies van haar collega bevestigd en aangevuld. Zij heeft op de zitting benadrukt dat alle minder dwingende kaders nooit tot succes hebben geleid. Zij heeft uitgelegd dat het uiteindelijke doel is om verdachte in een vorm van woonzorg te krijgen die hem een duurzaam perspectief op een drugs- en delictvrij leven biedt. Op grond van zijn GGZ- indicatiestelling zijn daar ook binnen de ISD-maatregel voldoende mogelijkheden voor. Verdachte zou dan na afloop van de ISD-maatregel permanent kunnen blijven wonen in de instelling waar hij de extramurale fase van de ISD-maatregel heeft doorgebracht. Hoewel de reclassering uiteindelijk niet over de plaatsing gaat, kan de reclassering wel aansluiten bij het trajectbepalingsoverleg aan het begin van de uitvoering van de ISD-maatregel en behulpzaam zijn om verdachte in een passend traject te krijgen. De instelling [naam instelling] lijkt zeer geschikt voor verdachte, ook omdat verdachte zelf heeft aangegeven een toekomstperspectief te zien in huisvesting op een zorgboerderij. Bij [naam instelling] is een dierenweide en er worden allerlei dagactiviteiten aangeboden met dierenverzorging als thema. De reclassering heeft goede contacten met [naam instelling] en dat zou moeten helpen om een plek bij [naam instelling] te regelen voor het extramurale deel van een ISD-maatregel. De deskundige heeft op de zitting tevens benadrukt dat de complexiteit van de problematiek van verdachte en de intensiteit en omvang van het traject dat nu wordt geadviseerd, een duur van een op te leggen ISD-maatregel van twee jaar noodzakelijk maken.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 februari 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 1 december 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 februari 2023 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de ISD maatregel moet worden opgelegd en zal daarom de eis van de officier van justitie volgen. De rechtbank heeft weliswaar begrip voor de teleurstelling van verdachte over het feit dat bij hem verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van het door hem nagestreefde vrijwillige traject maar feit is dat hij niet voldeed aan de criteria om tot dat traject te worden toegelaten en dat alle andere trajecten in minder dwingende kaders nooit tot succes hebben geleid. De verslavingsproblematiek van verdachte lijkt simpelweg te hardnekkig, waardoor hij steeds opnieuw in vermogenscriminaliteit vervalt. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel bij de huidige stand van zaken de enige oplossing biedt om de kans op recidive terug te dringen en verdere overlast voor de samenleving te voorkomen. Omdat dit de tweede keer is dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, heeft de rechtbank daarbij meegewogen dat de reclassering een concreet plan van aanpak voorstelt hoe de ISD-maatregel ditmaal zou moeten worden ingevuld en dat dit plan van aanpak rekening houdt met wat er eerder niet goed is gegaan. In dat plan van aanpak staan gedegen diagnostiek en een passende duurzame woonvorm centraal. De rechtbank sluit zich bij het advies van de reclassering, inhoudende dat dit een kans biedt om dit keer wel tot een blijvende beperking van het recidivegevaar te komen, aan. De rechtbank vindt het in dat kader bemoedigend dat het plan van aanpak, ondanks de aarzelingen van verdachte bij een nieuw op te leggen ISD-maatregel, aansluit bij de wens van verdachte om in een vorm van woonzorg terecht te komen waar hij permanent kan verblijven.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
8.3.2.
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 2 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/183308-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 juli 2021 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 14 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van de vorderingen niet passend is, nu aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd. De vordering wordt daarom afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaar.
Wijstde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/183308-21
af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2023.
Bijlage […]