ECLI:NL:RBAMS:2023:1549

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C/13/730177 / HA RK 23-58
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door verzoekster tegen mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend op 27 januari 2023 en betrof de vrees van verzoekster dat de rechter partijdig was ten opzichte van de bewindvoerder in haar zaak. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, voerde aan dat de rechter niet naar haar luisterde en altijd de kant van de bewindvoerder koos. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2023 was verzoekster aanwezig en heeft zij haar bezwaren toegelicht.

De rechtbank heeft in haar beslissing overwogen dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de mondelinge behandeling voor verzoekster niet naar wens was verlopen, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank merkte op dat het niet beantwoorden van een vraag door de rechter over een gestolen telefoon geen blijk gaf van partijdigheid en dat er geen feitelijke onderbouwing was voor de beschuldigingen van verzoekster.

Daarom werd het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en werd besloten dat een mondelinge behandeling achterwege kon blijven. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 27 januari 2023 bij het gerechtshof Amsterdam ingediende en op 30 januari 2023 aan de rechtbank Amsterdam doorgezonden verzoek tot wraking en onder zaaknummer C/13/730177 / HA RK 23-58 ingeschreven van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het klachtformulier gedateerd 27 januari 2023 van verzoekster inhoudende het verzoek tot wraking gericht aan het gerechtshof Amsterdam en door het gerechtshof op 30 januari 2023 doorgezonden aan de rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 22 februari 2023.
De rechter berust niet in de wraking.

2 De feiten het verzoek

1.1.
Verzoekster staat onder (beschermings)bewind in de zaak met kenmerk 10205184 EB 22015199, welke zaak bij de rechter in behandeling is (als toezichthoudende kantonrechter). Op 27 januari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij verzoekster is verschenen en gehoord.
1.2.
Verzoekster heeft aangevoerd:
“Dit is al de zoveelste keer dat ik deze rechter te maken krijg. hij is altijd partijdig naar de bewindvoerder toe,erwordt niet eens naar mij geluisterd.hij gaat altijd mee met de bewindvoerder.ik heb er echt genoeg van ik wil een andere.”
Voorts heeft verzoekster in haar handgeschreven aanvulling nog aangevoerd:
“ik vroeg hem hoe het zat als mijn telefoon word gestolen. daar kreeg ik geen antwoord op. alles wat ik zeg word maar niet serieus genomen . er worden ook geen vragen gesteld aan de bewindvoerder. hij neemt alles aan wat zij zegt.”

3 De reactie van de rechter

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie weersproken dat hij partijdig is naar de bewindvoerder en dat hij niet naar verzoekster luistert.

4.4. De gronden van de beslissing

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk. Het enkele feit dat de mondelinge behandeling voor verzoekster niet naar wens is verlopen, is onvoldoende voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid van de rechter. Dat de rechter niet zou hebben geantwoord op een vraag van verzoekster over hoe het zit als haar telefoon wordt gestolen, geeft geen blijk van vooringenomenheid. Het is niet de taak van de rechter om verzoekster van juridisch advies te voorzien. Voor het verwijt dat de rechter niet naar verzoekster luistert, geen vragen stelt aan de bewindvoerder en alles aanneemt wat laatstgenoemde zegt, is in het geheel geen feitelijke onderbouwing aangeleverd. Het verzoek voldoet daarmee niet aan het bepaalde in artikel 37 lid 3 Rv. Een mondelinge behandeling kan dan ook achterwege blijven.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, en N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2023.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.