In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig werknemer en zijn werkgever over het recht op een variabele beloning. De eiser, die zijn arbeidsovereenkomst per 1 februari 2022 had opgezegd, vorderde een bonus van € 19.387,-- over het jaar 2021. De werkgever betwistte deze vordering, stellende dat de eiser op het moment van uitbetaling van de bonus in mei 2022 nog in dienst moest zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat de eiser recht had op de variabele beloning, ongeacht zijn dienstverband op het moment van uitbetaling. De rechter baseerde zijn oordeel op de arbeidsovereenkomst, waarin stond dat de variabele beloning pro rata zou worden vastgesteld bij beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter verwierp ook het beroep van de werkgever op verrekening van boetes, omdat de werkgever niet voldoende had onderbouwd dat de eiser contractuele verplichtingen had geschonden. De rechter kende de eiser de gevorderde bonus toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 2022, en veroordeelde de werkgever in de proceskosten.