In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 juni 2020 door het District Court of Legnica in Polen is uitgevaardigd. Het EAB betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1998. De behandeling vond plaats op 1 februari 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, deels onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen, wat betekent dat voor deze feiten geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is. Voor andere feiten is wel een toetsing vereist, maar de rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat alle feiten dubbel strafbaar zijn, maar de officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft geoordeeld dat feit VIII, dat betrekking heeft op het niet nakomen van een verplichting tot levering van een fiets, naar Nederlands recht geen strafbaar feit is. Desondanks heeft de rechtbank besloten om van de weigeringsgrond van artikel 7 van de Overleveringswet af te zien, omdat er onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen reëel gevaar is voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, omdat er geen concrete elementen zijn aangevoerd die dit zouden onderbouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.