ECLI:NL:RBAMS:2023:1485

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
71.253065.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten in cocaïne-invoerzaak met procesafspraken en afdoeningsvoorstel

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen drie verdachten in het onderzoek 26Lyons, dat zich richtte op de invoer van grote hoeveelheden cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 9 en 4 jaar, gelijk aan de eis die was overeengekomen tussen de officier van justitie en de verdediging. De zaak kwam voort uit een opsporingsonderzoek dat begon op 24 december 2019, na de arrestatie van een verdachte die via versleutelde communicatie betrokken was bij de internationale cocaïnehandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 maart 2020 tot en met 30 maart 2020, samen met anderen, opzettelijk 865 kg cocaïne Nederland heeft ingevoerd. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij meerdere transporten van cocaïne bewezen verklaard, waarbij hij een leidende rol speelde. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte afstand deed van onderzoekswensen en bewijsverweren. De rechtbank oordeelde dat de straffen passend waren gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de cocaïnehandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71.253065.21
Datum uitspraak: 20 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 24 oktober 2022 (onderzoek procesafspraken en afdoeningsvoorstel), 15 november 2022 (pro forma), 1 februari 2023 (inhoudelijke behandeling) en 20 maart 2023 (sluiting onderzoek).
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. R. Hagemeier en G.H. Rip (hierna: de officier van justitie) en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst ten aanzien van de door hen gemaakte procesafspraken die kort gezegd inhouden dat de verdediging geen onderzoekswensen zal indienen en geen bewijsverweren zal voeren en dat de officier van justitie een gevangenisstraf van negen jaar zal vorderen (‘het afdoeningsvoorstel’).
1.4.
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ).

2.Het onderzoek 26Lyons

2.1.
Op 24 december 2019 is onder leiding van de officier van justitie van het Landelijk Parket te Amsterdam een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Lyons. Het onderzoek startte naar aanleiding van de arrestatie van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en was gericht op de verdachte, die via PGP-berichten met [naam 1] zou hebben gecommuniceerd over onder meer liquidaties, de levering van wapens en de internationale handel in cocaïne. PGP staat voor ‘Pretty Good Privacy’-software. Met deze software kunnen de gebruikers hun digitale berichten voorzien van encryptie waardoor deze voor derden niet leesbaar zijn. Het onderzoek 26Lyons richtte zich op overtredingen van de Opiumwet; het invoeren, bewerken en verwerken, aanwezig hebben en vervaardigen van verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet en het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe.
2.2.
Het Team Criminele Inlichtingen heeft het onderzoekteam 26Lyons diezelfde dag onder meer de volgende informatie verstrekt: “
Al jaren lang werken [verdachte] , [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] samen in de internationale cocaïnehandel. Zij importeren cocaïne vanuit Costa Rica naar Nederland.” Met [verdachte] wordt verdachte bedoeld.
2.3.
In 2016 heeft de politie beslag gelegd op de data van een aantal servers van Ennetcom. Dit betrof een bedrijf dat berichtenverkeer tussen zogeheten PGP-telefoons mogelijk maakte. Na de inbeslagname van de data is de encryptie daarvan gekraakt en kon de politie de berichten lezen.
2.4.
Op 27 februari 2020 ontving het onderzoeksteam 26Lyons een proces-verbaal vanuit het onderzoek 26Marengo met daarin vermeld een zestal Ennetcom-accounts waarvan de politie vermoedde dat deze in gebruik waren bij de verdachte.
2.5.
Het onderzoek 26Lyons heeft zich mede door de langdurige afwezigheid van de verdachte in Nederland voor een belangrijk deel gericht op diens versleutelde Ennetcom-communicatie. Uit de data kwam volgens de politie naar voren dat de verdachte veelvuldig contact had met onder anderen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dat veel van de berichten over de handel in cocaïne gaan. Aldus is de verdenking ontstaan dat de verdachte in 2015 transporten van grote partijen cocaïne vanuit Midden-Amerika naar Nederland heeft georganiseerd. De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij drie transporten heeft georganiseerd. Hem wordt ook verweten dat hij zich in 2020 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een cocaïnetransport dat op 30 maart 2020 in de haven van Rotterdam is onderschept. Deze beschuldiging is in het bijzonder gestoeld op ontsleutelde Sky ECC-berichten.

3.De tenlastelegging

3.1.
Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke (verlengde) invoer in Nederland van
96 kg cocaïne in de periode 13 augustus 2015 tot en met 28 september 2015;
06 kg cocaïne in de periode van 7 augustus 2015 tot en met 23 augustus 2015;
430 kg cocaïne in de periode van 29 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015;
en/of (deze) hoeveelheden cocaïne opzettelijk heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
en aan het medeplegen van de opzettelijke (verlengde) invoer in Nederland van
865 kg cocaïne in de periode van 21 maart 2020 tot en met 30 maart 2020.
3.2.
De tenlastelegging staat in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voortgezette handeling van het tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van respectievelijk 196, 140, 206, 133 en 430 en 285 kilo cocaïne en het tezamen in vereniging met anderen opzettelijk vervoeren, verstrekken en afleveren van 140, 133 en 285 kilo cocaïne en zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van 865 kilogram cocaïne.
4.2.
De verdediging heeft – overeenkomstig de procesafspraken – geen bewijsverweren gevoerd en zich ook verder niet over het bewijs uitgelaten.
4.3.
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij verklaart bewezen dat de verdachte
1. in de periode van 13 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 te Antwerpen en/of elders in België en op de Westerschelde en in Almere en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
  • opzettelijk, meermalen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 196 kilogram respectievelijk ongeveer 140 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne; en
  • opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 140 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
2. in de periode van 7 augustus 2015 tot en met 23 augustus 2015 te Antwerpen en/of elders in België en op de Westerschelde en Almere en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
  • opzettelijk, meermalen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 206 kilogram respectievelijk ongeveer 133 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne; en
  • opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 133 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
3. in de periode van 29 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015 te Antwerpen en/of elders in België en op de Westerschelde en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
  • opzettelijk, meermalen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 430 kilogram respectievelijk ongeveer 258 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne; en
  • opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 258 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
4. in de periode van 21 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 865 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.

5.Het bewijs

5.1.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het vonnis zal in de gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een bijlage met daarin de bewijsmiddelen.
5.2.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde in het bijzonder het volgende.
5.3.
Uit het dossier – in het bijzonder de Ennetcom-berichten – volgt dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde cocaïnetransporten samen met anderen heeft georganiseerd. De verdachte had hierbij telkens de leiding. Hij was van het begin tot het eind betrokken. Hij had contact met degene die de cocaïne leverde, de personen die zich bezighielden met het transport naar Antwerpen, met de chauffeur die de cocaïne vanuit België naar Nederland bracht en met degene die de cocaïne in Nederland in ontvangst nam, verkocht en afleverde.
5.4.
De betrokkenheid van de verdachte bij het onder 4 ten laste gelegde transport, dat op 30 maart 2020 in de haven van Rotterdam door het Hit-and-Run-Cargo-team is onderschept, blijkt uit Sky ECC-berichten. Hoewel de verdachte in deze berichten minder prominent naar voren komt dan in de Ennetcom-berichten die betrekking hebben op de andere drie transporten, is boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte ook als medepleger van dit transport kan worden aangemerkt. Op 9 maart 2020 is de container met kenmerk [nummer] geladen op het containerschip Balao in de haven van Puerto Limon te Costa Rica. Diezelfde dag is de Sky ECC-chatgroep [chatgroep] aangemaakt. Deze groep bestond uit vier personen onder wie de verdachte. Het betreft verder dezelfde personen die zich ook met de transporten in 2015 bezighielden. De berichten die in de chatgroep werden gedeeld, hebben onmiskenbaar betrekking op het ten laste gelegde transport. De beheerder van deze chatgroep, te weten [account] , stuurt ook berichten aan anderen die betrekking hebben op dit transport, zowel in één-op-één-chats als in andere chatgroepen. Het containerschip is op 24 maart 2020 in de haven van Rotterdam gearriveerd. De volgende dag werd in de Sky ECC-chatgroep [chatgroep] , waar [account] wél en de verdachte geen deel van uitmaakt, een afbeelding gedeeld van een containerdeur waarop onder andere het containernummer [nummer] te zien is. En even later stuurde [account] aan een ander een foto waarop een gedeelte van een Hapag-Lloydzegel met nummer [nummer] te zien is. Op 26 maart 2020 heeft de verdachte van zich laten horen in de Sky ECC-chatgroep [chatgroep] . Hij berichtte de groep dat hij ‘wacht op ok van jullie’ en dat hij het liefst zelf aanwezig was maar niet weet hoelang die coronashit gaat duren. Op 28 maart 2020 werd in dezelfde chatgroep gevraagd: “
Riff how is job gegaan had je niet meer gehoord”. De persoon in kwestie reageerde hierop door aan te geven dat het slecht is gegaan omdat de bak uit ‘Costa’ is geblokkeerd door de douane en stuurde hierna een afbeelding waar onder andere de container [nummer] op staat die door de douane was geblokkeerd. De verdachte reageerde met ‘kut’. Anderen lieten weten dat zij het een ‘kankerzooi’ en ‘kutzooi’ vinden. De verdachte reageerde hierop dat het niet anders is maar dat ‘container (…) steeds listiger [wordt]’. Op 30 maart 2020 is in de zeecontainer met het containernummer [nummer] , die was voorzien van een zegel met kenmerk [nummer] , de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Diezelfde dag stuurde een van de deelnemers in de Sky ECC-chatgroep [chatgroep] een foto van Crimesite waarop te lezen is dat er in de haven van Rotterdam 865 kilo cocaïne is onderschept. De verdachte reageerde hierop met ‘oeps’.
De verdachte heeft in de maanden daarna de andere deelnemers van de chatgroep erop gewezen dat zij zelf moeten bedenken hoe zij dingen communiceren en hoe het misschien beter kan want volgens hem is ‘Sky open goal ze lezen alles’. Hij heeft toen laten weten dat hij hen allang waarschuwt dat alles gelezen wordt en dat hij heeft laten weten wat de oplossing is. Toen een van de deelnemers reageerde met dat hij ‘net een nieuwe genomen’ heeft ‘voor Signal’ reageerde de verdachte met ‘top’. Op de vraag van een andere deelnemer hoe zij dan contact houden met iedereen die geen Signal heeft, antwoordde de verdachte dat zij Sky erbij houden en dat Signal voor de details is.
5.5.
De verdachte maakte aldus deel uit van de kerngroep van vier die verantwoordelijk is voor het cocaïnetransport en die zich in de jaren daarvoor ook had beziggehouden met het op dezelfde wijze invoeren van grote partijen cocaïne en die PGP-software gebruikte om met elkaar te communiceren. Het bericht van de verdachte op 26 maart 2020 dat hij ‘wacht op ok van jullie’, nadat een dag eerder duidelijk is geworden dat de container is gearriveerd, wijst er niet alleen op dat de verdachte op de hoogte is van het transport en wacht tot hij verder kan met zijn bezigheden met betrekking tot het transport maar ook op een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de rest van de chatgroep. De verdachte heeft geen verklaring gegeven die de redengevendheid van het bewijs wegneemt.

6.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

6.1.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6.2.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Procesafspraken, waaronder het afdoeningsvoorstel

7.1.
De officier van justitie heeft op 8 maart 2022 de rechtbank geïnformeerd dat het Openbaar Ministerie en de verdediging verkennende gesprekken aan het voeren waren over eventuele procesafspraken. Op de terechtzitting van 11 maart 2022 heeft de (toenmalige) raadsman van de verdachte opgemerkt dat hij in verband met die gesprekken geen onderzoekswensen heeft ingediend. De officier van justitie heeft per e-mail van 22 augustus 2022 kenbaar gemaakt dat de verdediging en de officier van justitie een conceptovereenkomst hadden gesloten die nog intern diende te worden geaccordeerd. Hij heeft de rechtbank op 21 oktober 2022 de conceptprocesafspraken toegestuurd. Op de terechtzitting van 24 oktober 2022 is aan de orde gekomen dat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging overeenstemming was bereikt over de inhoud van de procesafspraken, maar dat ten aanzien van de schikking over de ontneming nog een procedure tot interne goedkeuring binnen het Openbaar Ministerie liep, die naar verwachting in de komende weken afgerond zou worden. Zoals hierna aan de orde zal komen, heeft de rechtbank op diezelfde zitting onderzoek gedaan naar de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel.
7.2.
In de procesafspraken die het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn overeengekomen, staat dat het Openbaar Ministerie en de verdediging door het maken van procesafspraken beogen de behandeling van deze strafzaak zo efficiënt mogelijk te maken. Verdachte beoogt voorts door het maken van procesafspraken de strafeis te verlagen tot negen jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn het volgende overeengekomen:
  • de verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen en trekt al ingediende onderzoekswensen in;
  • de verdediging zal geen bewijsverweren voeren;
  • de verdachte hoeft in het kader van de afspraken geen verklaring af te leggen;
  • de verdachte bekent geen schuld door het tekenen van de overeenkomst en beoogt enkel een voorspoedige behandeling zijn strafzaak;
  • de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken;
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting een strafeis van 9 jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk formuleren;
  • het Openbaar Ministerie zegt toe de verdachte niet te vervolgen voor soortgelijke Opiumwetdelicten als de in deze zaak ten laste gelegde feiten die zijn gepleegd in de periode 1 augustus 2015 tot en met 9 maart 2021;
  • het Openbaar Ministerie zal zich niet verzetten tegen een voorwaardelijke invrijheidstelling en detentiefasering, tenzij het gedrag van de verdachte gedurende de detentie daartoe aanleiding geeft.
7.3.
Het Openbaar Ministerie en de verdachte hebben separaat, maar wel als onderdeel van de onderhandelingen, een schikking als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering getroffen over het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte zal in dat kader aan de Staat der Nederlanden een bedrag van 2,25 miljoen euro betalen.
7.4.
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
7.5.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 24 oktober 2022, terwijl hij werd bijgestaan door mr. L.J.B.G. van Kleef, zijn toenmalige raadsman, zakelijk weergegeven het volgende verklaard. Na heel veel heen en weer getrek, zijn we eindelijk tot een punt gekomen waar ik vrede mee heb. We moesten wachten op de uitspraak van de Hoge Raad. Die is nu duidelijk, dus konden we verder. Ik heb een uitdraai van mijn raadsman gekregen van de procesafspraken en de stand van zaken ten aanzien van het arrest van de Hoge Raad. Het is mij duidelijk. Om die reden heb ik gezegd dat ik hiermee kan leven. Het gevolg van dit afdoeningsvoorstel is dat het onherroepelijk wordt en dat ik die straf zal uitzitten. Met onherroepelijk bedoel ik dat als de uitspraak conform de procesafspraken zal zijn, die ten uitvoer gelegd zal worden. De reden dat ik met het voorstel heb ingestemd is dat ik wil dat dit voorbij is. Ik wil doorgaan met mijn leven. De straf die de officier van justitie wil eisen, is met de procesafspraken aanzienlijk korter.
7.6.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij met zijn raadsman heeft overlegd over de straffen die in soortgelijke zaken normaal gesproken worden opgelegd. Hij en zijn raadsman hebben het ook gehad over de straf die zonder afdoeningsvoorstel zou worden geëist. Hij vindt het een forse straf. Hij heeft, behalve met zijn gezin, niet met andere personen gesproken over de procesafspraken. Hij heeft geen contact met de medeverdachten. Hij heeft zich absoluut niet onder druk gezet gevoeld. De officier van justitie is heel redelijk geweest en heeft geen spelletjes gespeeld. Verder zijn de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken voor de verdachte en zijn rechtspositie daarbij concreet aan de orde geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij zich van die gevolgen bewust is.
7.7.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een raadsman, vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat.
7.8.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat zij acht kan slaan op het afdoeningsvoorstel.

8.Gevangenisstraf

8.1.
De officier van justitie heeft – overeenkomstig de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel – gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de strafmaat is in de procesafspraken opgemerkt: ‘De invoer en handel in cocaïne betreft zeer ernstige feiten. Gelet op het feit dat er sprake is van het meermalen (4x) invoeren van een grote hoeveelheid cocaïne waarbij [de verdachte] telkens een belangrijke leidinggevende en organiserende rol heeft gehad, is het Openbaar Ministerie van oordeel dat – zonder procesafspraken – een strafeis van twaalf jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk passend en geboden zou zijn.’
8.2.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir het volgende aangevoerd. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Hij had daarbij een leidinggevende en coördinerende rol; de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] legden aan hem verantwoording af. Het beeld dat uit het dossier oprijst, is dat sprake is van een goed georganiseerd samenwerkingsverband waarbij diverse personen betrokken waren, ieder met zijn eigen taak. Het ligt zeer in de rede te veronderstellen dat er voor en na deze transporten andere transporten zijn geweest. De verdachte organiseerde – ook in 2020 – de invoer van deze grote hoeveelheden cocaïne. De partijen cocaïne uit 2015 zijn verkocht. Wat daarbij opvalt, is dat sprake is van vaste afnemers en dat de cocaïne telkens binnen een paar dagen is verkocht. Daarbij werd telkens veel geld verdiend. De internationale handel in cocaïne is zeer schadelijk. Het gebruik van cocaïne is schadelijk voor de volksgezondheid. Inmiddels is duidelijk dat de invoer en handel in cocaïne ook ernstige risico’s voor de veiligheid van de maatschappij meebrengen. De handel in cocaïne gaat gepaard met fors geweld, corruptie en witwassen om de handel mogelijk te maken en/of te beschermen. De verdachte heeft zich daar niet om bekommerd. Hij was enkel uit op eigen gewin. Hij voelde zich onaantastbaar door het gebruik van encrypted telefoons. Daarop werd relatief open gecommuniceerd over deze handel en de opbrengsten. De officier van justitie heeft verder meegewogen dat verdachte eerder is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor handelen in strijd met de Opiumwet. Voorts is uiteraard rekening gehouden met het feit dat verdachte procesafspraken heeft gemaakt met het Openbaar Ministerie.
8.3.
De raadsman van de verdachte heeft, hoewel in het afdoeningsvoorstel een strafeis van negen jaar gevangenisstraf is opgenomen, bepleit dat een lagere gevangenisstraf passender is. Hij heeft daartoe verwezen naar andere vergelijkbare zaken waarin procesafspraken zijn gemaakt en verzocht om, rekening houdend met alle omstandigheden, de ‘reguliere strafkorting’ van een derde toe te passen en een gevangenisstraf van acht jaar op te leggen. De raadsman heeft daartoe (samengevat) het volgende aangevoerd. De verdachte ontkent de feiten, maar is akkoord met de procesafspraken. De vraag is echter of het, zonder procesafspraken, inderdaad tot een strafeis of strafoplegging van twaalf jaar zou zijn gekomen. De vuistregel bij procesafspraken is een korting van één derde van de straf. Dat is ook bij de medeverdachten gebeurd. Vastzitten is voor iedereen zwaar, niet alleen vanwege de vrijheidsbeneming maar ook vanwege de impact op het gezin en de mensen om je heen. In het geval van de verdachte zijn deze omstandigheden extra zwaar. Er is onlangs een erfelijke (levensgevaarlijke) ziekte bij het zoontje van de verdachte ontdekt. De moeder van de verdachte is ook ziek. De verdachte weet dus dat dit de laatste dagen van zijn moeder zijn. Hij gaat deze dagen niet meemaken en terwijl hij zijn straf uitzit, zal zij komen te overlijden.
8.4.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.5.
De verdachte heeft zich in 2015 en 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan het invoeren van vier grote hoeveelheden (in totaal bijna 1.700 kilo) cocaïne. De verdachte was de organisator van deze transporten. Hij had een leidinggevende en coördinerende rol. Hij was zowel bij de invoer van de cocaïne als bij de verkoop en distributie van de cocaïne in Nederland en bij het incasseren van de betalingen betrokken.
8.6.
Cocaïne is schadelijk voor de volksgezondheid en mede daarom is het invoeren ervan verboden. De handel in cocaïne brengt bovendien allerlei andere vormen van criminaliteit mee. Aangenomen mag worden dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen verlangen naar financieel gewin. De grootschalige invoer van verdovende middelen heeft ook een ondermijnend effect. Uit het dossier komt naar voren dat de drugssmokkel mogelijk was omdat corrupte douaniers meewerkten.
8.7.
De rechtbank laat zwaar ten nadele van de verdachte meewegen dat hij eerder is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
8.8.
Gelet op de ernst van de feiten, waaronder de hoeveelheden harddrugs en de belangrijke rol en persoon van de verdachte en de eerdere veroordeling, zou een gevangenisstraf van twaalf jaar op haar plaats kunnen zijn.
8.9.
De rechtbank heeft acht geslagen op wat het afdoeningsvoorstel met betrekking tot de strafoplegging inhoudt. Het voorstel staat in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Het voorstel dient niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling maar ook een effectieve afdoening van de zaak; nu de rechtbank in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel oordeelt, vloeit daaruit in beginsel voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. De op te leggen straf kan onmiddellijk worden ten uitvoer gelegd. Het voorstel doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
8.10.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf van negen jaar, zoals vastgelegd in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, in de gegeven omstandigheden een passende straf is.
8.11.
Nu de verdediging heeft ingestemd met de in het (gezamenlijke) afdoeningsvoorstel opgenomen strafeis, moet ervan worden uitgegaan dat ook de verdediging dit een passende straf vindt. Desalniettemin heeft de raadsman – zonder dat hierover iets in de procesafspraken is opgenomen – bepleit een lagere straf op te leggen. Hoewel de rechtbank niet gebonden is aan het afdoeningsvoorstel, verhoudt een dergelijk pleidooi zich moeizaam tot de gemaakte procesafspraken en roept het de vraag op of de verdachte nog wel achter dit voorstel staat. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank zich ervan vergewist dat dit nog steeds het geval is. De raadsman heeft geen zwaarwegende nieuwe omstandigheden genoemd die zich na het maken van de procesafspraken hebben voorgedaan. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat een gevangenisstraf van negen jaar een passende straf is en er geen aanleiding is om een (nog) lagere straf op te leggen, wordt de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest.
8.12.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Onttrekking aan het verkeer

De in beslag genomen en niet teruggegeven Google Pixel (smartphone met PGP-software) die aan verdachte toebehoort, dient aan het verkeer onttrokken te worden en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36d, 47, 55, eerste lid en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
ten aanzien van 196 kilo: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en
ten aanzien van 140 kilo:eendaadse samenloop van: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
ten aanzien van 206 kilo: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en
ten aanzien van 133 kilo:eendaadse samenloop van: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
ten aanzien van 430 kilo:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en
ten aanzien van 258 kilo:eendaadse samenloop van: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
4. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: Google Pixel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252,