Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt of het college terecht een omgevingsvergunning aan de vergunninghouder verleend heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Achtergrond van deze zaak
4. Vergunninghouder is eigenaar van een woning op de [adres] in Amsterdam. Op 2 oktober 2020 heeft de vergunninghouder bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van de indeling van de derde verdieping, het wijzigen van de achtergevel, het wijzigen van de voorgevel, het toevoegen van een opbouw en het maken van een dakterras.
5. Het college heeft hiervoor op 8 januari 2021 een omgevingsvergunning verleend.Het bouwplan is volgens het college in overeenstemming met de bouw- en gebruiksbepalingen in het geldende bestemmingsplan ‘ [plan] ’. Ook wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
6. Naar aanleiding van de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning en een aantal andere zaken in de buurt, heeft een discussie plaatsgevonden binnen het stadsdeel over de betekenis van de in het bestemmingplan opgenomen maximale goothoogte. In reactie op deze discussie heeft het college het bouwplan aan de afdeling Ruimte en Duurzaamheid (R&D) voorgelegd voor een advies. R&D heeft geadviseerd om geen medewerking te verlenen aan het bouwplan.
7. Met het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten. Het college heeft het bezwaar van [eiser 1] niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van [eiser 2] en [eiser 3] ongegrond. De motivering van het bestreden besluit is een advies van de bezwaarschriftencommissie van 20 april 2022.
8. In dit advies staat dat [de persoon 3] namens [eiser 1] bezwaar heeft ingediend. [de persoon 3] heeft echter geen stukken opgestuurd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de [eiser 1] bezwaar in te dienen. Verder staat in het advies dat het college de omgevingsvergunning terecht verleend heeft. In [jaar] , het bouwjaar van het pand, was al sprake van strijd met de maximale goothoogte van 11 meter. Volgens de bezwaarschriftencommissie wordt de goothoogte met het bouwplan, gelet op jurisprudentievan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met het bouwplan van de vergunninghouder niet verder verhoogd. Het bouwplan levert dus geen strijd op met het bestemmingsplan. Het college heeft volgens de bezwaarschriftencommissie ten onrechte advies gevraagd aan R&D omdat een advies alleen nodig is bij strijd met het bestemmingsplan.
9. Eisers vinden dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden en hebben daarom beroep ingesteld bij de rechtbank. De beroepsgronden gaan kort gezegd over de vragen of de vergunninghouder terecht aangemerkt is als belanghebbende, of [eiser 1] terecht niet-ontvankelijk verklaard is en of de goothoogte wijzigt met het bouwplan.
Ontvankelijkheid van [eiser 1] ?
10. Eisers betogen dat het college het bezwaar van [eiser 1] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In beroep hebben zij een bekrachtiging van het instellen van bezwaar en beroep overgelegd.
11. De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van [eiser 1] terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Uit het Huishoudelijk Reglement van de [eiser 1] blijkt dat een machtiging noodzakelijk is voor het verrichten van rechtshandelingen. Het indienen van een bezwaarschrift is een rechtshandeling. Het is gericht op een rechtsgevolg, namelijk het aantasten van de omgevingsvergunning. De niet-ontvankelijkverklaring was terecht omdat de bekrachtiging pas in beroep is overgelegd.
Is de vergunninghouder belanghebbende?
12. Eisers voeren aan dat de vergunninghouder geen belanghebbende is. Hij kan het bouwplan volgens hen niet verwezenlijken. De vereniging van eigenaars van de vergunninghouder moet toestemming geven voor wijziging van gemeenschappelijke gedeelten en heeft dit niet gedaan. Ook moet de splitsingsakte worden gewijzigd.
13. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op de door hem ingediende aanvraag. Dit is alleen anders indien op voorhand duidelijk is dat het voorgenomen plan niet kan worden verwezenlijkt.De civiele rechter is de eerst aangewezen rechter om hierover te oordelen. Dat de vereniging van eigenaars van de vergunninghouder geen medewerking wil verlenen aan het bouwplan is onvoldoende om op voorhand aan te nemen dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt.
Overschrijding maximale goothoogte?
14. Volgens eisers overschrijdt het bouwplan de door het bestemmingsplan maximaal toegestane goothoogte van 11 meter. Door uitvoering van het bouwplan wordt de goothoogte volgens hen verhoogd van 13,49 meter naar 16 meter. Het college gaat uit van een verkeerde wijze van meten van de goothoogte. Volgens eisers is voor de goothoogte de bovenkant van de opbouw bepalend en niet het dakvlak waar het meeste hemelwater op valt. Dit betekent dat een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruiknodig is en R&D heeft geadviseerd een dergelijke vergunning niet te verlenen.
15. De rechtbank oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat het bouwplan voorziet in de realisatie van twee nieuwe dakgoten. De derde verdieping wordt aan de achterkant dieper gemaakt en krijgt daar een nieuwe dakgoot met regenpijp. De opbouw op de vierde verdieping krijgt ook een dakgoot met regenpijp. Evenmin is in geschil dat beide goten zich boven de maximale goothoogte van het bestemmingsplan bevinden.
16. In het bestemmingsplan is geen definitie opgenomen van het begrip ‘goothoogte’. Wel staat in artikel 2.2 van de regels van het bestemmingsplan dat de goothoogte van een bouwwerk gemeten wordt vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
17. Allereerst is van belang of het tot de achtergevel doortrekken van de derde verdieping in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Het onderhavige pand stamt uit [jaar] . De goothoogte van het pand is 13,49 meter. Ook zonder de realisering van het bouwplan is dus al sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het bouwovergangsrecht van het bestemmingsplanbrengt mee dat, indien een bestaande overschrijding van het bestemmingsplan niet wordt vergroot, het naar de achtergevel verleggen van de bestaande (originele) druiplijn binnen het toegestane bouwvlak is toegestaan. Gelet op artikel 19.2.2, sub c, van de planregels is het maximale bebouwingspercentage 100%. De rechtbank leidt hieruit af dat het de bedoeling is van de planwetgever dat binnen het bouwvlak tot de bestaande bouwhoogte mag worden gebouwd. In hoogte wordt met het bouwplan immers niet meer afgeweken van de maximale goothoogte dan in de bestaande situatie.
18. Vervolgens is van belang of het bouwplan voor wat betreft de opbouw op de vierde verdieping strijdig is met de maximale goothoogte. Het college vindt van niet. Het college legt een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 september 2018zo uit dat alleen de dakgoot die het meeste hemelwater afvoert bepalend is voor de vraag of de maximale goothoogte wordt overschreden. Die dakgoot bevindt zich in dit geval op de derde verdieping. De dakgoot op de vierde verdieping vangt ongeveer een derde van het hemelwater op en wijzigt de goothoogte in de redenering van het college niet.
19. De rechtbank is het met die uitleg om de volgende reden niet eens. Dat er één maximale goothoogte is betekent niet dat een gebouw maar één goothoogte kan hebben. Als een bouwplan voorziet in dakgoten met een wezenlijke afwateringsfunctie op verschillende hoogten moet dus elk daarvan onder de maximale goothoogte blijven. De rechtbank leest in het bestemmingplan niet dat dit alleen zou gelden voor de dakgoot die het meeste water afvoert. Voor het bouwplan van de vergunninghouder geldt dat de goot op de vierde verdieping voorziet in de afwatering van een derde van het hemelwater. Omdat de goot op 16 meter ligt is deze in strijd met het bestemmingsplan.
20. De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan voor de vierde verdieping een verdere overschrijding van het bestemmingsplan oplevert dan waar in de originele situatie sprake van was. Het bouwplan voor de vierde verdieping kan daarom evenmin profiteren van het bouwovergangsrecht.