ECLI:NL:RBAMS:2023:1457
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over servicekosten en de rol van de Huurcommissie in huurrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, is er een geschil ontstaan tussen een verhuurder en een huurder over de servicekosten na een uitspraak van de Huurcommissie. De verhuurder, die sinds 1 augustus 2019 eigenaar is van het pand, vordert een aanpassing van het voorschotbedrag voor nutsvoorzieningen, dat door de Huurcommissie eerder was vastgesteld op € 128,00 per maand. De verhuurder stelt dat de huurder onjuiste informatie heeft verstrekt aan de Huurcommissie, wat heeft geleid tot een onterechte verlaging van het voorschotbedrag. De huurder betwist deze claims en stelt dat er wel degelijk werkzaamheden op de begane grond plaatsvinden die invloed hebben op de servicekosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voor het gehuurde en de ruimte op de begane grond één gezamenlijke meter voor nutsvoorzieningen is en dat er verbruik is door derden, waaronder een aannemer. De rechter oordeelt dat de verhuurder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat de Huurcommissie op basis van de beschikbare informatie een redelijke beslissing heeft genomen. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder tot schadevergoeding afgewezen en het voorschotbedrag voor nutsvoorzieningen vastgesteld op € 128,00 per maand, met terugwerkende kracht tot 1 december 2021. Tevens is de verhuurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de huurder.
Dit vonnis benadrukt de rol van de Huurcommissie in huurrechtelijke geschillen en de noodzaak voor verhuurders om hun claims goed te onderbouwen. De uitspraak is gedaan op 14 maart 2023 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.