Op 14 maart 2023 vond een terechtzitting plaats in de zaak van verdachte Said R., waarbij de kroongetuige werd gehoord. Tijdens deze zitting weigerde de kroongetuige om op drie specifieke vragen te antwoorden, wat leidde tot de beslissing van de rechtbank om deze vragen te parkeren. De verdediging van verdachte Said R. stelde dat de kroongetuige wel zou moeten antwoorden, omdat de vragen relevant waren voor de bewijswaardering. De rechtbank oordeelde echter dat het beantwoorden van de vragen de kroongetuige nadeel zou kunnen berokkenen, aangezien de vragen betrekking hadden op vertrouwelijke communicatie tussen de kroongetuige en zijn voormalige advocaat.
De eerste geparkeerde vraag betrof de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de kroongetuige en zijn advocaat. De rechtbank oordeelde dat het antwoord op deze vraag de kroongetuige zou kunnen schaden, omdat het de vertrouwelijkheid van hun communicatie zou kunnen doorbreken. De tweede vraag had betrekking op de tuchtklacht van de kroongetuige tegen zijn voormalige advocaat. Ook hier oordeelde de rechtbank dat het beantwoorden van de vraag de vertrouwelijkheid zou kunnen schenden en dat de kroongetuige niet gedwongen kon worden om deze vertrouwelijkheid te doorbreken. De derde vraag betrof de beschikbaarheid van bepaalde stukken die de kroongetuige nog niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde wederom dat het beantwoorden van deze vraag de kroongetuige nadeel zou kunnen berokkenen.
Uiteindelijk besloot de rechtbank dat de kroongetuige niet verplicht kon worden om de drie geparkeerde vragen te beantwoorden, en dat de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de kroongetuige en zijn advocaat gewaarborgd moest blijven. Deze beslissing is in lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank over de bescherming van vertrouwelijke communicatie in strafzaken.