In deze zaak vorderen eisers, oud-werknemers van GVB Exploitatie B.V., een verklaring voor recht dat de terugwerkende kracht van een besluit van het GVB van 5 maart 2021 ook op hen van toepassing is. Dit besluit betreft de herberekening van de roostertoeslag met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2018. Eisers stellen dat zij recht hebben op nabetaling van de roostertoeslag, vakantietoeslag en dertiende maand, omdat zij tot dat moment in dienst waren bij het GVB. Het GVB betwist dit en stelt dat het besluit alleen geldt voor werkzame medewerkers en niet voor oud-werknemers.
De kantonrechter heeft op 16 maart 2023 geoordeeld dat de eisers wel degelijk onder het GVB-besluit vallen, omdat de terugwerkende kracht van het besluit hen betreft, gezien zij op 1 oktober 2018 nog in dienst waren. De rechter heeft bepaald dat het GVB verplicht is om de roostertoeslag te herberekenen en het verschil aan eisers uit te betalen, inclusief wettelijke rente. De gevorderde dwangsom is afgewezen, omdat het GVB heeft verklaard de herberekening en nabetaling niet te zullen weigeren. De proceskosten zijn voor het GVB, dat als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.
De uitspraak benadrukt het belang van de terugwerkende kracht in arbeidsrechtelijke geschillen en de rechten van oud-werknemers in relatie tot besluiten van werkgevers. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers grotendeels toegewezen, wat een precedent kan scheppen voor soortgelijke gevallen in de toekomst.