ECLI:NL:RBAMS:2023:1365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
13/208917-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 27 januari 2022, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1955, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 februari 2023 gehouden, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Oosterveen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12, sub d, van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geïnformeerd over zijn recht op verzet en hoger beroep, en dat hij de mogelijkheid heeft om opnieuw te worden beoordeeld. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De door België afgegeven detentiegarantie werd als voldoende beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die zich hiertegen verzetten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/208917-22
RK nummer: 23/136
Datum uitspraak: 9 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 27 januari 2022 door het
Federaal Parket van België(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1955,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor uitvoering vatbaar vonnis van 26 januari 2022 met nummer
2022/248, parket
18RF2152, rolnummer (griffie)
20L002183en notitienummer
FD.60.98.497/2018, gewezen door de rechtbank van eerste aanleg van Luik, Afdeling Luik, 19de Kamer.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 15 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en;
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“Het vonnis is bij verstek verwezen en:
De betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard of anderszins in kennis gesteld van de datum en de plaats van de terechtzitting die tot het verstekvonnis heeft geleid, maar heeft de volgende juridische garanties na zijn overlevering aan de gerechtelijke overheden (dergelijke garanties kunnen op voorhand gegeven worden):
(…)
De mogelijkheid om in verzet te komen tegen het vonnis teneinde opnieuw te worden geoordeeld, en dit krachtens artikel 187, § 1 van het Belgische Wetboek van strafvordering.
Artikel 187:
§ 1 . De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop het is betekend.
Is de betekening van het vonnis niet aan hem in persoon gedaan, dan kan hij die bij verstek veroordeeld is, wat de veroordelingen tot straf betreft, in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij van de betekening kennis heeft gekregen.
Indien hij hiervan kennis beeft gekregen door de betekening van een Europees aanhoudingsbevel of een uitleveringsverzoek of indien de lopende termijn van vijftien dagen nog niet verstreken was op het ogenblik van zijn aanhouding in het buitenland, kan hij in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij werd overgeleverd of in het buitenland terug in vrijheid werd gesteld.
Indien niet blijkt dat hij kennis heeft gekregen van de betekening, kan hij die bij verstek veroordeeld is in verzet komen totdat de termijnen van verjaring van de straf verstreken zijn. Wat de burgerrechtelijke veroordelingen betreft, kan hij in verzet komen tot de tenuitvoerlegging van het vonnis.
De burgerlijke partij en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij kunnen alleen in verzet komen overeenkomstig de bepaling van het eerste lid.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

6.1
In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
6.2
Op 6 januari 2023 heeft het
Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van het Openbaar Ministerie Amsterdam (dd. 5 januari 202 [2022, toevoeging rechtbank]) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (°[geboortedag] 1955) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 27 januari 2022) met oog op de uitvoering van het vonnis op verstek van de rechtbank van eerste aanleg te Luik (dd. 26 januari 2022; ref. 2022/248), verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Lantin.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast en bed.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval dagelijkste wandelingen in een open koer waar ook sport mogelijk is en regelmatige familiebezoeken. Aanvullende activiteiten zoals sport (afgezien van sport op de open koer) en arbeid zijn onderhevig aan wachtlijsten en beperkt mogelijk zolang de persoon verblijft in het huis van bewaring van Lantin.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Standpunt van de raadsman
6.3
De door België afgegeven detentiegarantie is volgens de raadsman niet voldoende om voor de opgeëiste persoon het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. Juist de gevangenis waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering heen zou gaan, Lantin, is verouderd. Het is één van de gevangenissen die in rapportages hierover specifiek benoemd wordt als een gevangenis waar de problemen groot zijn. De problemen die spelen rondom het Belgische gevangeniswezen zijn in zijn algemeenheid nog niet verholpen. Daar komt bij dat de opgeëiste persoon kampt met medische klachten, die er uit bestaan dat hij aan één oog bijna blind is en met het andere oog nog maar een paar procent kan zien. Het kan niet gegarandeerd worden dat voor de opgeëiste persoon de medische hulp beschikbaar is die hij voor deze conditie nodig heeft. Aan het EAB dient daarom geen gevolg te worden gegeven.
Standpunt van de officier van justitie
6.4
De door België afgegeven detentiegarantie is volgens de officier van justitie voldoende om het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd dient slechts ter onderbouwing van het algemene gevaar dat al door de rechtbank is aangenomen. Hetgeen is aangevoerd spitst zich niet toe op de individuele situatie van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
6.5
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd slechts kan dienen ter onderbouwing van het reeds aangenomen algemene gevaar. Voor het specifieke geval van de opgeëiste persoon is door de raadsman niet met objectieve en verifieerbare stukken aangetoond dat hij, ondanks de afgeven detentiegarantie, alsnog een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling loopt.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Federaal Parket van België(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,