ECLI:NL:RBAMS:2023:1361

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
13/336039-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse rechtszaak

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, ondanks de bezwaren die door de verdediging waren ingebracht. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was in Nederland aangehouden op basis van het EAB dat was uitgevaardigd op 8 november 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure en dat hij de aan hem gegeven adresinstructie niet had opgevolgd, wat leidde tot de conclusie dat hij stilzwijgend afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij zijn proces in Polen.

De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor een oneerlijk proces in Polen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen algemeen gevaar was op schending van het recht op een eerlijk proces ten tijde van het vonnis in de onderliggende zaak. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij de relevante wetsbepalingen in acht nam en de procedure in Polen niet als een reden voor aanhouding van de zaak beschouwde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336039-22 (EAB I)
RK nummer: 23/85
Datum uitspraak: 9 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 6 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
8 november 2022 door
the District Court of Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the Provincial Court of Opole Lubelskievan 19 september 2019 met referentie
II K 80/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 5 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
4.1
Uit het dossier blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor in Polen op 9 en 10 januari 2019 een adres heeft opgegeven waarnaar de oproeping voor de zitting is gestuurd. Uit de stukken blijkt echter niet dat aan de opgeëiste persoon een zogeheten adresinstructie is gegeven. De overlevering moet op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
4.2
Er kan afgezien worden van weigering op grond van artikel 12 OLW, nu uit aanvullende informatie blijkt dat aan de opgeëiste persoon wel een adresinstructie is gegeven. De overlevering kan worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
4.3
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
4.4
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
4.5
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
4.6
Uit aanvullende informatie namens de uitvaardigende justitiële autoriteit van 6 februari 2023 blijkt dat aan de opgeëiste persoon (inderdaad) een adresinstructie is gegeven:
“…on 9th January 2019 the defendant received the instruction from which it
follows that he is obliged to notify the authority conducting the proceedings of each change of the residence address which lasts for more than 7 days and that otherwise the letter sent to the hitherto address would be deemed served, and activity or court hearing would be held in the absence of the suspect. The confirmation of receipt of the instruction is on card 73 of the case files. During the interrogation with a public prosecutor he stated that he received the instruction on the rights and obligations of the suspect and got familiar with it.”
4.7
Uit het EAB en de genoemde aanvullende informatie blijkt verder dat er tot twee keer toe, tevergeefs, gepoogd is om de opgeëiste persoon op het door hem opgegeven adres op te roepen. De oproeping is ook niet opgehaald bij het postkantoor waar die is achtergelaten en is vervolgens, overeenkomstig de aan de opgeëiste persoon gegeven instructie, als rechtsgeldig aangemerkt.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon, die op de hoogte was van de strafprocedure en de verdenking, op deze manier ofwel stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn, ofwel in dat kader kennelijk onzorgvuldig is geweest door, ondanks de aan hem gegeven adresinstructie, niet bereikbaar te zijn voor de autoriteiten.
4.9
De rechtbank ziet dan ook af van weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verduistering

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

Standpunt van de raadsman
6.1
Er bestaat, onder andere gelet op hetgeen is aangevoerd over de gang van zaken rondom de oproeping van de opgeëiste persoon, [4] een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in Polen geen eerlijk proces heeft gekregen. Aan de overlevering moet derhalve geen gevolg worden gegeven.
Standpunt van de officier van justitie
6.2
Artikel 11 OLW staat niet aan overlevering in de weg. Het verweer van de raadsman ziet vooral op artikel 12 OLW. Er is verder niets concreets aangevoerd over een eventueel oneerlijk proces in Polen.
Oordeel van de rechtbank
6.3
Alvorens er in het concrete, individuele, geval van de opgeëiste persoon een gevaar op schending van het recht op een eerlijk proces kan worden aangenomen, moet sprake zijn van een algemeen gevaar op een dergelijke schending. [5] Een dergelijk algemeen gevaar is ten aanzien van de Poolse rechtsstaat pas aangenomen met ingang van 14 februari 2020. [6] Dit brengt met zich dat er ten tijde van het uitspreken van het vonnis in de aan het aan het voorliggende EAB ten grondslag liggende zaak op 19 september 2019 nog geen sprake was van een algemeen gevaar.
6.4
De raadsman heeft niet met objectieve en verifieerbare stukken aangetoond dat er ook al op
19 september 2019 sprake was van een algemeen gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces, laat staan van een dergelijke schending die samenhangt met de wijze van oproeping van verdachten. Het verweer slaagt niet.

7.Procedure in Polen

Door de raadsman zijn enkele stukken in de Poolse taal overlegd, waaruit volgens hem blijkt dat er ten aanzien van het aan het EAB ten grondslag liggende vonnis in Polen een procedure loopt om de straf in Nederland uit te zitten. De raadsman verzoekt de behandeling van de vordering aan te houden in afwachting van de uitkomst van deze procedure.
De officier van justitie heeft zich tegen aanhouding van de behandeling verzet. De uitvaardigende justitiële autoriteit wenst de overlevering van de opgeëiste persoon naar Polen en het is te onzeker wat de in Polen lopende procedure precies inhoudt, nu de door de raadsman overlegde stukken niet zijn vertaald in een voor de procespartijen begrijpelijke taal.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er geen aanleiding is om de zaak aan te houden. Mede gelet op het ontbreken van een vertaling is het onduidelijk wat de Poolse stukken precies behelzen en wat de status van de gestelde procedure in Polen is. Er zijn daarnaast geen objectieve aanwijzingen, in de vorm van bijvoorbeeld een intrekking van het EAB, waaruit blijkt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet langer de overlevering van de opgeëiste persoon wenst.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 321 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Lublin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie rechtsoverweging 4.1.
5.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794.
6.Rechtbank Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794.