2.2De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
3. Eiseres ontvangt sinds 1 november 2009 een bijstandsuitkering voor de norm van alleenstaande ouder op grond van de Participatiewet (Pw). Verweerder heeft processen-verbaal van een onderzoek door de politie naar eiseres ontvangen in het kader van het samenwerkingsverband tussen de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland en de gemeente Amsterdam/Cluster sociaal. Omdat eiseres in de onderzoeksperiode een bijstandsuitkering ontving, heeft verweerder onderzoek verricht naar haar bijstandsuitkering en de bevindingen vastgelegd in het Rapport Uitkeringsfraude. Verweerder heeft vervolgens de bijstandsuitkering van eiseres herzien en € 27.520,76 teruggevorderd omdat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres heeft namelijk niet gemeld dat zij over de periode van 20 juli 2017 tot en met 31 januari 2020 middelen heeft verkregen door stortingen op haar eigen rekening en overmakingen door derden. Verder heeft eiseres niet gemeld dat zij over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2021 inkomsten heeft genoten uit de verkoop van maaltijden en handel in verdovende middelen vanuit haar woning.
4. Eiseres voert aan dat zij voor alle gestorte bedragen op haar eigen rekening en de overmaking door derden een concrete en verifieerbare verklaring heeft. Het zijn geen bedragen die als extra middelen aan haar kunnen worden toegerekend en die zij had moeten melden bij de gemeente. Ook haar bewindvoerder heeft geen reden gezien om de stortingen te melden bij de gemeente. Daarnaast stelt eiseres dat zij met de verkoop van maaltijden geen winst maakte. Zij vroeg enkel een bedrag om de boodschappen voor de maaltijden te kunnen kopen. Tot slot ontkent eiseres dat zij handelt in verdovende middelen. Tijdens de huiszoeking zijn enkel softdrugs gevonden en deze waren voor eigen gebruik. De observatie en huiszoeking dateren van 1 september 2021. De periode waarop de vermeende handel betrekking zou hebben start op 1 maart 2020. Er is niet onderbouwd om welke reden hier deze gehele periode sprake van zou zijn geweest. Meer dan de observatie en huiszoeking van 1 september 2021 is er niet. Ook om die reden is het besluit onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepworden stortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw beschouwd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet vrij over deze middelen kan beschikken. Zij heeft dit echter niet onderbouwd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet vrij kon beschikken over deze middelen. Door geen melding te maken van de stortingen en overschrijvingen van derden heeft eiseres de op haar rustende wettelijke inlichtingenplicht geschonden. Dat zij onder bewind staat omdat zij financiële problemen heeft, doet er niet aan af dat eiseres niet onverwijld na ontvangst van de door derden gestorte bedragen uit eigen beweging melding daarvan heeft gedaan.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat de onderzoeksbevindingen van de politie een toereikende grondslag vormen voor het standpunt dat eiseres in de te beoordelen periode heeft gehandeld in drugs. De stelling dat eiseres enkel verdovende middelen in haar woning had voor eigen gebruik, spoort niet met deze bevindingen van de politie en acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit het onderzoek blijkt dat er veel aanloop was op de woning van eiseres waarbij aan de deur gekocht en verkocht wordt. Bij de observatie zijn twee personen gecontroleerd op grond van de Opiumwet. Bij de controle van beide personen zijn verdovende middelen aangetroffen. Eén van de aangehouden personen heeft verklaard hier al lange tijd dagelijks verdovende middelen te kopen. Dat uit het onderzoek niet volgt dat er sinds 1 maart 2020 wordt gehandeld in drugs, maakt voor het oordeel niet uit. Op grond van het voorgaande is namelijk aannemelijk geworden dat eiseres zich in de te beoordelen periode heeft bezig gehouden met de verkoop van drugs en hierbij geld heeft ontvangen. Dit is van belang voor het recht op bijstand van eiseres. Daarom moet van de door eiseres ondernomen activiteiten opgave worden gedaan aan verweerder. Door dit na te laten heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden.
7. De rechtbank overweegt dat eiseres ook ten aanzien van het verkopen van warme maaltijden de inlichtingenplicht heeft geschonden. Dat zij met de verkoop geen winst heeft behaald, is niet onderbouwd en is tegenstrijdig met de bij de politie afgelegde verklaringen. Tijdens het verhoor op 2 september 2021 heeft eiseres namelijk het volgende verklaard: “
Ik verdien ongeveer 75 a 80 euro met de maaltijden. Dit is de winst die ik per dag
er aan verdien. Dit is dus 3 a 4 dagen per week. (…) Ik doe dit al 2.5 jaar.”
8. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert of heeft verkeerd in bijstandsbehoevende omstandigheden. Het is dan aan betrokkene om aannemelijk te maken dat zij, als zij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
9. Eiseres heeft geen administratie of boekhouding bijgehouden. Door na te laten de nodige duidelijkheid te verschaffen, heeft eiseres een bewijsrisico genomen waarvan de gevolgen, te weten het niet kunnen vaststellen van het recht op bijstand in de te beoordelen periode, geheel voor haar rekening moeten blijven. Verweerder was dan ook bevoegd om de bijstand van eiseres in te trekken.
10. Hieruit vloeit tevens voort dat verweerder bevoegd is de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand van eiseres terug te vorderen. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien, is de rechtbank niet gebleken.