Overwegingen
De aanleiding voor deze procedure
1. Verweerder heeft vergunninghouder opdracht gegeven om in de buurt Middenmeer Noord in de Watergraafsmeer groot onderhoud aan de openbare ruimte uit te voeren. Het project Middenmeer Noord bestaat onder meer uit het ondergronds vervangen van kabels en leidingen voor elektra, gas en riolering, het aanleggen van een warmtenet en het vervangen van verharding en groen. Alle straten in de buurt zullen om beurten worden opengebroken voor het uitvoeren van de ondergrondse werkzaamheden. De planning is dat het project vier tot vijf jaar zal duren.
2. Op 4 maart 2022 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het tijdelijk gebruik (vijf jaar) van een deel van het Galileïplantsoen, gelegen tussen de Linnaeusparkweg en de Jaap Kruizingabrug, als keetlocatie en opslagterrein van ongeveer 2.500 m2. Het terrein wordt opgehoogd en geasfalteerd. Op het terrein wordt een keetlocatie ingericht en worden opstelplaatsen voor hulpwerktuigen aangebracht en containers voor opslag van materieel opgesteld.
3. Op het Galileïplantsoen geldt het bestemmingsplan “Middenmeer I en II”. Het project wordt gerealiseerd op gronden met de bestemming Groen (planregel 11) en Water (planregel 19). Het tijdelijk gebruik van het Galileïplantsoen als keetlocatie en opslagterrein past niet binnen het huidige planologische kader. De ruimtelijke onderbouwing is neergelegd in het rapport van Sweco van 4 maart 2022 ‘Tijdelijke keetlocatie en opslagterrein Galileïplantsoen, onderbouwing bij vergunningaanvraag afwijken bestemmingsplan’.
4. In de uitspraak van 14 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit geschorst omdat -kort gezegd- in het primaire besluit nauwelijks aandacht is besteed aan de vraag wat het gebruik van het Galileïplantsoen als keetlocatie en opslagterrein gedurende vijf jaar voor gevolgen heeft voor de bomen op het Galileïplantsoen.
5. In het bestreden besluit heeft een volledige heroverweging van de besluitvorming plaatsgevonden en zijn de volgende aanvullende stukken in de beoordeling betrokken:
1. Tekening ketenterrein van 21 oktober 2022(hierna: de Tekening);
2. Ruimtelijke onderbouwing ‘Tijdelijke keetlocatie en opslagterrein Galileïplantsoen' van
Sweco van 31 oktober 2022; en
3. ' Boom effect analyse bouwdepot Galileïplantsoen' van Groenadvies Amsterdam B.V. van
6. Volgens verweerder is met de drie in overweging 5. genoemde stukken ruim toereikend en voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat het tijdelijke project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Op de Tekening zijn de adviezen van Groenadvies Amsterdam B.V. van 28 oktober 2022 vermeld. Om die adviezen een meer afdwingbaar karakter te geven, worden de geadviseerde beschermende maatregelen en de adviezen voor monitoring en toezicht als voorschrift aan het bestreden besluit verbonden. De conditie van het groen van het plantsoen, in het bijzonder de bomen, wordt gemonitord via het BLVC-plan van de WIOR-vergunning.Om de tijdelijkheid van het project gestalte te geven, heeft verweerder aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat vergunninghouder verplicht is om na het verstrijken van de aangegeven termijn de voor de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld te hebben. Verzoekers worden door de vergunningverlening niet zodanig onevenredig nadelig in hun belangen getroffen dat daarvan moet worden afgezien, gelet op de tijdelijkheid van het project, het gebruik van slechts een ondergeschikt deel van het plantsoen voor het project en omdat gedurende het project het grootste deel van het plantsoen gewoon kan worden gebruikt. Verweerder heeft genoegzaam toegelicht en onderbouwd dat het maximale wordt betracht om de impact van het project minimaal te houden op het Galileïplantsoen en de omgeving. Met de aanvullende voorschriften zal deze inspanning verder worden verhoogd. Onder aanvulling van bijlagen en voorschriften is de omgevingsvergunning op goede gronden verleend, aldus verweerder.
7. Vergunninghouder heeft tijdens de zitting verklaard dat de onderhoudswerkzaamheden in Middenmeer Noord sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 zijn gestaakt op het Galileïplantsoen en voortgezet vanaf een alternatieve locatie, te weten op het Zeeburgereiland. De werkzaamheden kunnen worden verricht, maar het kost meer moeite, meer geld, is minder veilig en die alternatieve locatie is niet oneindig beschikbaar. Ook zijn er klachten van omwonenden, wat veel afstemming vergt. Bij voortgezet gebruik zullen de klachten toenemen. Bovendien kan de bouwkeet op Zeeburgereiland niet vijf jaar blijven staan, omdat die ruimte al is vergeven. De werkzaamheden in Middenmeer Noord worden nu uitgevoerd met dieselapparaten, terwijl op het Galileïplantsoen wel met elektrische apparaten kan worden gewerkt. De laadpalen op Zeeburgereiland kunnen daarvoor niet worden gebruikt, aldus vergunninghouder.
8. Volgens verzoekers zal bij hervatting van de werkzaamheden op het Galileïplantsoen een onomkeerbare situatie ontstaan, terwijl nog steeds onduidelijk is of het realiseren van de bouwplaats geen onaanvaardbare schade zal aanrichten aan de aanwezige bomen. Daartoe voeren zij, onder meer, het volgende aan.
De Tekening kan niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd, omdat:
- de watervergunning voor de daarop weergegeven brug op 22 december 2022 in bezwaar is ingetrokken; en
- grote opleggers onmogelijk de draai kunnen maken buiten de cirkels die ter bescherming rondom de aanwezige bomen zijn ingetekend.
De conform het Groenadvies van 28 oktober 2022 als beschermende maatregelen aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften staan in de weg aan het gebruik van de voorziene uitrit. Het gebruik van de voorziene inrit is onzeker, aangezien in bezwaar nog moet worden beslist op het handhavingsverzoek. Verzoekers hebben er geen vertrouwen in dat de keet- en opslaglocatie na vijf jaar daadwerkelijk zal worden opgeheven en willen daarom dat een datum wordt verbonden aan de als voorwaarde gestelde plicht tot herstel in de bestaande toestand. Het standpunt van verweerder dat het huidige gebruik van de alternatieve locaties (in Amsterdam Noord en Brabant) meer bezwaren oplevert, is onvoldoende onderbouwd. Tijdens de zitting hebben verzoekers hieraan toegevoegd dat de onderhoudswerkzaamheden sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 zijn voortgezet vanaf de alternatieve locatie op het Zeeburgereiland en dat de ervaring leert dat dit goed werkt. Verzoekers stellen daarom dat die werkzaamheden op de huidige wijze kunnen worden voorgezet tot de uitspraak in de beroepsprocedure.
Beoordeling van het verzoek
9. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de beroepsprocedure niet.
10. De in- en uitritten van de keet- en opslaglocatie zijn voorzien tussen de bomen 596597 en 598599. De laatste in- en uitrit doorkruist de tweede bomenrij tussen de bomen 600 en 603. Uit het Groenadvies van 11 maart 2022 blijkt dat in het plantsoen langs de zuidelijke, drukke rijbaan, een dubbele rij zilverlinden staat en dat de bomen aangeduid met de nummers 485, 486, 490, 596-600 en 603 bij ongewijzigde uitvoering van het bouwplaatsontwerp niet duurzaam zijn te handhaven en gekapt moeten worden. Om de bomen te beschermen, is geadviseerd het bouwplaatsontwerp op enkele punten te wijzigen, onder meer door boom 603 af te schermen van de bouwplaats met een cirkel met een straal van vijf meter.
11. Volgens het Groenadvies van 28 oktober 2022 is bij aanvullend bodemonderzoek op 29 augustus 2022 een verminderde conditie geconstateerd van boom 603, de grootste van de linden. Vermoedelijk als gevolg van het ophogen van het gazon ten noordwesten van de boom. Groenadvies adviseert deze ophoging ongedaan te maken onder de kroonprojectie van boom 603, met een beschermde zone van 1,5 meter er omheen. Deze zone(inclusief de ongedaan gemaakte ophoging) moet volgens Groenadvies worden afgezet met een vast hekwerk of onderling gekoppelde bouwhekken.
12. Tijdens de zitting hebben verzoekers erop gewezen dat deze en andere maatregelen niet op de Tekening zijn weergegeven en gesteld dat de kroonprojecties van de bomen en de daarvan aan te houden afstanden niet op schaal zijn ingetekend, wat suggereert dat de in- en uitritten zonder problemen kunnen worden aangelegd en gebruikt. Verzoekers hebben ter onderbouwing een alternatieve versie van de Tekening ingebracht, met volgens hen de volledige en op schaal weergegeven situatie en de in het Groenadvies van 28 oktober 2022 geadviseerde maatregelen. Op grond daarvan concluderen verzoekers dat de voorziene uitrit tussen de bomen 598 en 599 niet bruikbaar is, dat de grootte van het opslagterrein halveert, dat (na het herroepen van de daartoe verleende watervergunning) de op de keet- en opslag-locatie voorziene brug niet mag worden gebouwd en dat voor de voorziene bouwkeet geen plek is, omdat deze op twee meter van de waterlijn is voorzien, terwijl deze afstand op grond van de Keur minimaal vijf meter moet zijn.
13. De voorzieningenrechter oordeelt dat aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter onderkent de zwaarwegende belangen van verweerder en vergunninghouder, maar weegt de belangen van verzoekers zwaarder. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat de werkzaamheden in Middenmeer Noord sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 vanaf een alternatieve locatie op het Zeeburgereiland worden voortgezet. Dat dit meerkosten en andere beperkingen of uitdagingen met zich brengt, is voorstelbaar, maar niet doorslaggevend in het licht van het belang van verzoekers bij het behoud en het beschermen van de linden, die voor hun woon- en leefklimaat een bijzondere waarde vertegenwoordigen. Verder is na het herroepen van de watervergunning onduidelijk of de voorziene brug kan worden gerealiseerd. Ook zijn partijen verdeeld over de vraag of de Tekening een volledige en juiste weergave bevat van de door Groenadvies voorgestelde (aanvullende) maatregelen en of door deze maatregelen de voorziene in- en uitritten nog kunnen worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor de bouwkeet die is voorzien op twee meter afstand van de waterlijn.
14. De voorzieningenrechter wijst, na afweging van alle betrokken belangen, het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot de uitspraak van de rechtbank in de beroepsprocedure. Vergunninghouder heeft aangegeven dat de alternatieve locatie op Zeeburgereiland om meerdere redenen niet geschikt is om tot het einde van het project te gebruiken. De schorsing van het bestreden besluit geldt niet tot het einde van het project. De rechtbank zal in de beroepsprocedure beslissen over de toekomst van de locatie van het project. De voorzieningenrechter zal zich ervoor inspannen dat het beroep gelijktijdig met het beroep tegen de WIOR-vergunningop een zo kort mogelijke termijn door een meervoudige kamer van deze rechtbank wordt behandeld.
15. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
16. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).