ECLI:NL:RBAMS:2022:3537

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2430
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor tijdelijk bouwterrein in Amsterdam vanwege gevolgen voor bomen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had een omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijk bouwterrein op de locatie Galileïplantsoen, bedoeld voor groot onderhoud aan de openbare ruimte in de buurt Middenmeer Noord. Verzoekers, die zich zorgen maakten over de gevolgen van dit besluit voor de aanwezige bomen, hebben bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van de vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat in het bestreden besluit en de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende aandacht is besteed aan de impact van het gebruik van het terrein op de bomen, met name de lindes die deel uitmaken van de Hoofdbomenstructuur. De rechter besloot dat er aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en schorste het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2430

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekers] , te Amsterdam, hierna: verzoekers

(gemachtigde: mr. K.J.T.M. Hehenkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. B. Bulucu).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder].

Procesverloop

Met het [besluit] (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijk bouwterrein met een instandhoudingstermijn van vijf jaar op de [locatie] te Amsterdam.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. [verzoekers] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder zijn verschenen
[persoon] (projectmanager) en [persoon] (omgevingsmanager). Ook waren op zitting [persoon] en [persoon] (beide werkzaam bij Dura Vermeer Infra Regio Noord West, de uitvoerder van het project).

Overwegingen

Aanleiding van de procedure
1. Verweerder heeft vergunninghouder opdracht gegeven om in de [bestemmingsplan] groot onderhoud aan de openbare ruimte uit te voeren. Het project [bestemmingsplan] bestaat onder meer uit het ondergronds vervangen van kabels en leidingen voor elektra, gas en riolering, het aanleggen van een warmtenet en het vervangen van verharding en groen. Alle straten in de buurt zullen om beurten worden opengebroken voor het uitvoeren van de ondergrondse werkzaamheden. De planning is dat het project vier tot vijf jaar zal duren.
2. Op 4 maart 2022 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het tijdelijk gebruik (vijf jaar) van een deel van het [locatie] , gelegen tussen [locatie] en de [locatie] , als keetlocatie en opslagterrein van ongeveer 2.500 m2. Het terrein wordt opgehoogd en geasfalteerd en er wordt een keetlocatie ingericht. Verder worden er opstelplaatsen voor hulpwerktuigen aangebracht en containers voor opslag van materieel opgesteld.
3. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan [bestemmingsplan] . Het project wordt gerealiseerd op gronden met de bestemming Groen [artikel] en Water ( [artikel] ). Het tijdelijk gebruik van het [locatie] als keetlocatie en opslagterrein past niet binnen het huidige planologische kader. De ruimtelijke onderbouwing is neergelegd in het rapport van [rapport] : ‘Tijdelijke keetlocatie en opslagterrein [locatie] , onderbouwing bij vergunningaanvraag afwijken bestemmingsplan’. Een inventarisatie van mogelijk geschikte locaties maakt hier onderdeel van uit. Toegelicht is waarom het [locatie] is aangemerkt als meest geschikte locatie.
4. Om inzicht te krijgen in de effecten van het grote onderhoud in de buurt [bestemmingsplan] op de aanwezige bomen, had Groenadvies Amsterdam B.V. ( [groenadvies] . Omdat de aannemer een keetlocatie en opslagterrein wil inrichten in het [locatie] en in en vlakbij de keetlocatie en het opslagterrein bomen groeien die schade kunnen oplopen door de aanleg en het gebruik van deze locatie zijn aan Groenadvies de volgende vragen gesteld:
1) Wat is het effect van het tijdelijke depot (lees: keetlocatie en opslagterrein) op de aanwezige bomen?
2) Op welke wijze kunnen negatieve effecten zo veel mogelijk worden beperkt?
Groenadvies heeft haar bevindingen neergelegd in de ‘Boom Effect Analyse [groenadvies] .
5. Een quickscan natuur is uitgevoerd door Altenburg & Wymenga in samenwerking met Witteveen & Bos. De bevindingen zijn neergelegd in: [quickscan natuur] .
Het bestreden besluit
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend ter afwijking van het bestemmingsplan voor een tijdelijk bouwterrein met een instandhoudingstermijn van vijf jaar op de [locatie] te Amsterdam. Verweerder heeft de vergunning gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aan de vergunning zijn voorschriften gekoppeld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan ruimtelijk aanvaardbaar is. Bij de keuze voor deze locatie zijn ook de voor- en nadelen van alternatieve locaties meegenomen. Er zijn geen alternatieve locaties beschikbaar waarvan op voorhand duidelijk is dat daarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt met minder effecten voor de omgeving. Het inrichten van het [locatie] als tijdelijke werk- en opslagplaats kan leiden tot een vorm van hinder of overlast en daarmee tot een vorm van aantasting van het woongenot van direct omwonenden/gebruikers. Maar niet is gebleken van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden dat afwijking van het bestemmingsplan niet tot de ruimtelijke mogelijkheden zou behoren. De onderhoudswerkzaamheden zijn noodzakelijk voor de wijk en het gaat om een tijdelijke situatie. Daarnaast zullen op het gebied van verkeersveiligheid alle beheersmaatregelen worden getroffen die nodig zijn.
Gronden verzoeker
7. Verzoekers hebben het bestreden besluit gemotiveerd betwist. De gronden van verzoekers zien met name op de Boom Effect Analyse van [groenadvies] en de ruimtelijke onderbouwing van [rapport] . Ongewijzigde uitvoering van de tijdelijke omgevingsvergunning zal leiden tot onomkeerbare gevolgen. De gevolgen voor de houtopstand zijn door verweerder onvoldoende onderzocht. Verder hebben verzoekers er geen vertrouwen in dat de keetlocatie en het opslagterrein na vijf jaar daadwerkelijk zullen worden opgeheven, ook al is de tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor een periode van vijf jaar.
Oordeel voorzieningenrechter
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Wat ter beoordeling voor ligt is een tijdelijke vergunning van vijf jaar. De voorzieningenrechter gaat bij haar oordeelsvorming van deze tijdsduur uit.
9. Uit het [groenadvies] blijkt dat de bomen aan de rustige noordzijde van het [locatie] (ook) onderdeel zijn geweest van een eerdere Boom Effect Analyse. Deze bomen worden in het [groenadvies] aangeduid met de nummers [bomen] . De bomen langs de zuidelijke, drukke rijbaan, zijn voor de eerste keer geïnventariseerd in het [groenadvies] . Deze bomen worden aangeduid met de nummers [bomen] . De bomen langs de zuidzijde maken deel uit van de Hoofdbomenstructuur conform het beleidskader Puccini-methode (januari 2018). In totaal zijn achttien bomen geïnventariseerd. Er heeft een analyse plaatsgevonden van de kwaliteit van de bomen, waarbij is gekeken naar de conditie en de levensverwachting van de bomen. De levensverwachting bedraagt (bij ongewijzigde groeiplaatsomstandigheden) voor elf bomen méér dan 25 jaar, voor twee bomen 10-25 jaar, voor vier bomen 5-10 jaar en voor één boom 1 à 5 jaar. Uit het Groenadvies komt verder naar voren dat vijf jaar zo’n lange periode is, dat deze niet beschouwd kan worden als tijdelijk. Eventuele nadelige gevolgen voor de bomen zullen in deze periode tot uiting komen. Uit oogpunt van boombehoud kan ook geen genoegen worden genomen met een tijdelijk conditieverlies, omdat vijf achtereenvolgende jaren van belemmering zullen leiden tot onherstelbaar functieverlies. Verwacht wordt dat bij ongewijzigde uitvoering van het bouwplaatsontwerp de bomen aangeduid met nummers [bomen] niet duurzaam te handhaven zijn en moeten worden gekapt. De conditie en toekomstverwachting van de bomen aangeduid met nummers [bomen] zullen afnemen. Van de sterkte van de afname hangt af of kappen noodzakelijk is. Dit is nu nog niet te beoordelen. Voor de boom met nummer [bomen] wordt binnen vijf jaar geen belemmering verwacht. Dit geldt ook voor de bomen met nummers [bomen] . Voor deze laatste bomen moeten dan wel beschermende maatregelen worden getroffen om kroonschade, wortelschade en groeiplaatsbederf te voorkomen. Verder blijkt uit het Groenadvies dat bij het huidige ontwerp de linden het zwaarst worden getroffen. Deze bomen hebben de meest voorname status (Hoofdbomenstructuur) en de grootste groenwaarden (voor landschapsschoon en leefbaarheid). Groenadvies adviseert daarom het bouwplaatsontwerp op enkele punten te wijzigen en heeft een aantal ontwerpwijzigingen en alternatieven aangedragen. Daarbij is aanvullend ten aanzien van het graven nabij de bomen geadviseerd de richtlijnen voor zorgvuldig graven onder boomkruinen te volgen. Ook is geadviseerd om een deskundige Toezichthouder Bomen aan te stellen bij de aanpassing van het bouwplaatsontwerp en de realisatie ervan.
10.1.
Op de zitting heeft verweerder verwezen naar een e-mailwisseling tussen [persoon] (Dura Vermeer) en [persoon] (Groenadvies). Hieruit blijkt volgens verweerder dat er maatregelen zijn getroffen om schade aan de bomen te beperken/voorkomen en dat deze maatregelen in lijn met het [groenadvies] zijn. Ook zou uit de
e-mailwisseling blijken dat Groenadvies akkoord is met de door vergunninghouder getroffen maatregelen. Verder heeft verweerder op zitting nog verklaard dat alles is gericht op het behoud van de bomen. Er is vooralsnog geen sprake van het kappen van bomen. Er zal een toezichthouder meelopen die de aannemer controleert op de gemaakte afspraken met Groenadvies. Er vindt ook een toetsing plaats door een ecoloog die niet bij het project is betrokken.
10.2.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. In de e-mail van 2 mei 2022 refereert [persoon] (Dura Vermeer) aan een ronde die hij op 12 april 2022 door het [locatie] heeft gelopen met [persoon] (Groenadvies) om oplossingen te vinden voor de aanleg van het overslagterrein. Bij deze e-mail is een werktekening gevoegd met daarop de oplossingen zoals die zijn besproken. Met de e-mail van 6 mei 2022 bevestigt [persoon] (Groenadvies) de ontvangst van de tekening en plaatst enkele opmerkingen op de tekening. Op 13 mei 2022 mailt [persoon] (Dura Vermeer) aan onder andere
[persoon] :
“Hierbij de tekening en de mail wisseling die wij hebben gehad met groenadvies over de [locatie] . Als we deze maatregelen zouden nemen waren zij akkoord. En tijdens de uitvoering lopen ze mee. Kleine kanttekening op tekening het bestaande fietspad laten we gewoon liggen hier sluiten wij op aan met asfalt en de betonplaten.”
10.3.
Anders dan verweerder en vergunninghouder betogen volgt – naar het oordeel van de voorzieningenrechter – uit deze e-mailwisseling niet dat Groenadvies volledig akkoord is met de genomen maatregelen. Op de werktekening die [persoon] (Groenadvies) op 6 mei 2022 heeft gemaild naar [persoon] (Dura Vermeer) zijn meerdere opmerkingen van de zijde van Groenadvies geplaatst. Ook als naar deze opmerkingen wordt gekeken kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat Groenadvies akkoord is met de getroffen maatregelen. Zo staan op de werktekening onder meer de volgende opmerkingen: “Kan de betonplatenbaan 1 m opschuiven naar de ‘slechte boom?”; “3 m afstand tussen rand stamvoet en platenbaan is noodzaak. De afstand lijkt nu kleiner” en “Bigbags worden 2 m van de waterlijn (binnen de rietkraag) geplaatst. Acceptabel voor boom [bomen] , ecologische aspecten te beoordelen door ecoloog.” Uit de e-mailwisseling blijkt niet wat met de opmerkingen is gedaan, welke maatregelen zijn genomen of dat Groenadvies volledig akkoord is met de genomen maatregelen.
10.4.
Verder is in het bestreden besluit en in de ruimtelijke onderbouwing van [rapport] nauwelijks aandacht besteed aan wat het gebruik van het [locatie] als keetlocatie en opslagterrein gedurende vijf jaar voor gevolgen heeft voor de bomen. Dit terwijl de lindes onderdeel uitmaken van de Hoofdbomenstructuur en aan deze bomen een bijzondere waarde voor het stadsschoon en leefbaarheid wordt toegekend, op basis van hun grote omvang en hoge mate van zichtbaarheid. Er zijn wel voorschriften/voorwaarden in het bestreden besluit opgenomen, maar die zien op vogels, vleermuizen en amfibieën. Voorschriften of voorwaarden voor bomen ontbreken. En hoewel verweerder op zitting heeft gesteld dat wel rekening is gehouden met de bomen in de besluitvorming, is dit niet terug te vinden in het bestreden besluit.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat thans aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is zich bewust van de zwaarwegende belangen aan de zijde van de verweerder. Voor een overweging “dat verweerder eventuele gebreken kan herstellen bij de beslissing op bezwaar” ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding omdat er nog veel onduidelijk is met betrekking tot de bomen. Zo is onduidelijk of, en zo ja op welke punten de bouwplaats is gewijzigd en of dit in lijn met het advies van Groenadvies is. Ook is onduidelijk of de door Groenadvies voorgestelde ontwerpwijzigingen en alternatieven voldoende zijn om onherstelbare beschadiging aan de bomen op het [locatie] te voorkomen. Groenadvies laat zich hier niet over uit in [groenadvies] .
Conclusie
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.
14. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Geerlings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.