ECLI:NL:RBAMS:2023:1200

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
13-309497-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen gewoontewitwassen en bewezenverklaring witwassen met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van gewoontewitwassen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij de verdachte in verband werd gebracht met grote geldbedragen en luxe goederen die in zijn woning werden aangetroffen. Tijdens de zittingen op 12 mei 2022, 5 augustus 2022, 14 oktober 2022, 10 november 2022 en 2 februari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit, maar dat er wel bewijs was voor het tweede feit, waarbij de verdachte op 2 februari 2022 in Amsterdam voorwerpen ter waarde van ongeveer € 70.500,- en luxe goederen voorhanden had, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen, terwijl andere voorwerpen aan de rechthebbende worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.309497.21
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] ,
verblijfplaats onbekend

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 12 mei 2022, 5 augustus 2022, 14 oktober 2022, 10 november 2022 en
2 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van der Vliet, en van wat de officier van justitie en de raadsman van verdachte, mr. Y. Moszkowicz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het in de periode van 23 april 2020 tot en met 3 november 2020 in Amsterdam en/of Breda samen met een ander witwassen van in totaal € 1.670.000,- en daar een gewoonte van maken;
2. het in de periode van 30 november 2020 tot en met 2 februari 2022 in Amsterdam samen met een ander witwassen van in totaal € 70.500,- en van een horloge, diverse koffers en tassen, kledingstukken en een auto.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en dat het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank moedwillig onjuist, onvolledig en in strijd met de waarheid geïnformeerd. Er is geen (controleerbare) toestemming van de rechter-commissaris tot het onderzoeken van de berichten van de accounts [nummer 1] en [nummer 2] en er is sprake van onrechtmatige opsporing vanwege grove vormverzuimen in het vooronderzoek, een en ander zoals uitgebreid beschreven in het pleidooi van de raadsman. De raadsman heeft in dit verband ook een beroep gedaan op het arrest van het
Cour de Cassationvan Frankrijk van 11 oktober 2022.
3.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vormverzuimen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging als een in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats als er een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een ernstige onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces, die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het vérstrekkende oordeel kunnen dragen dat “the proceedings as a whole were not fair".
Misleiding
De raadsman meent dat het Openbaar Ministerie moedwillig onjuiste informatie heeft verstrekt. Nederland was, anders dan het Openbaar Ministerie deed voorkomen, in een vroeg stadium in verregaande mate betrokken bij hacks op de server van SkyECC en het (mede) ontwikkelen van de interceptietool.
Hoewel de rechtbank ook ziet dat het Openbaar Ministerie in eerste instantie niet ruimhartig met informatie over de gang van zaken rondom de SkyECC hack is gekomen, is inmiddels een grote hoeveelheid stukken aan het dossier toegevoegd en uitgebreide uitleg gegeven. Voor zover op dit punt al sprake zou zijn geweest van enig vormverzuim, is dat in elk geval niet onherstelbaar geweest. De rechtbank vindt bovendien in de overgelegde stukken en de nadere toelichting, waaronder de brief met bijlagen van 2 juni 2022 van het Landelijk Parket, en de in oktober 2022 aangeleverde informatie over de nadere toestemming van de rechter-commissaris, geen aanknopingspunten dat het Openbaar Ministerie de rechtbank moedwillig onjuist, onvolledig en in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd. Ook anderszins is niet geduid of aannemelijk geworden dat er bewust onjuiste informatie is verstrekt.
Franse uitspraak
In het arrest van het
Cour de Cassationvan 11 oktober 2022, waarvan een vertaling door het Openbaar Ministerie aan de stukken is toegevoegd, leest de rechtbank niet het oordeel dat SkyECC gegevens in Frankrijk onrechtmatig werden verkregen of niet gebruikt mogen worden. Alleen daarom al slaagt ook een beroep op dit arrest in dit verband niet.
Tussenconclusie ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Het verweer wordt verworpen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten bewezen kunnen worden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle feiten bepleit. De verweren, voor zover aan de orde, worden onder 4.3 besproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 is ten laste gelegd en overweegt als volgt.
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de gebruiker is geweest van de SKY-ID’s [nummer 1] en [nummer 2] . Op basis van in het dossier uitgewerkte SKY-chats kan worden bewezen dat verdachte geldbedragen heeft overgedragen aan onbekende personen. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd en daarom zou - kort gezegd- sprake zijn van witwassen.
Nog los van de vraag of de SKY-hack rechtmatig is geweest en de vraag of verdachte als de gebruiker van deze SKY-ID’s kan worden aangemerkt, vindt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. De betreffende berichten zijn weinig concreet en uit de enkele inhoud ervan kan onvoldoende worden afgeleid dat er sprake is van witwassen. De bewoordingen zouden zo geïnterpreteerd kunnen worden als dat de berichten zien op het overdragen van grote geldbedragen, maar er is niets dat die interpretatie in concrete zin ondersteunt. Evenmin kan op basis van het dossier met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat dergelijke overdrachten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Inleiding
Bij de doorzoeking van de woning aan [adres] heeft de politie in de woonkamer een geldbedrag van in totaal € 20.500,- aangetroffen. Een deel daarvan, € 1.050,-, lag in twee stapels op de eettafel en onder die stapels lagen pasjes op naam van verdachte. Het overige geld zat in een tas die op een stoel lag en bestond uit twee stapels van biljetten van 50 euro, elk bij elkaar gehouden door elastiek en met één biljet er omheen.
In een ruimte waar kledingkasten stonden is een envelop met daarin € 50.000,- aangetroffen. Dit betrof meerdere stapels geldbiljetten die met elastiek bij elkaar werden gehouden. De envelop met geld lag in een kledingkast, aan een zijde waar voornamelijk mannenkleding lag. Verder zijn in die ruimte - in een afgesloten doos - elf tassen, koffers en etuis van het merk Goyard Paris aangetroffen. Ook lag daar een kartonnen tas van het merk Louis Vuitton, waarin twee pyjama’s van het merk Derek Rose zaten en vier paar schoenen van het merk Crockett & Jones.
In de slaapkamer lag een Rolex-horloge. Verder had verdachte op dat moment een Volkswagen Golf op zijn naam staan ter waarde van ongeveer € 13.600,-.
Gebruik resultaten huiszoeking
De raadsman heeft bepleit dat er onrechtmatigheden zijn geweest in het vooronderzoek en dat de SkyECC berichten om die reden moeten worden uitgesloten van het bewijs. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de onrechtmatigheden in het vooronderzoek niet alleen tot bewijsuitsluiting van de SkyECC berichten moeten leiden, maar ook tot bewijsuitsluiting van de resultaten van de huiszoeking, als ‘verboden vrucht’ van de onrechtmatig verkregen SkyECC berichten. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uitgangspunt is dat de rechter zoveel mogelijk inhoudelijk een oordeel velt over de beschuldiging jegens de verdachte. [1]
Een tweede uitgangspunt is dat artikel 359a Sv slechts van toepassing is op vormverzuimen die zijn begaan in het vooronderzoek
tegen deze verdachte. Het staat niet ter discussie dat de oorspronkelijke interceptie en verkrijging van de SkyECC berichten niet hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek in deze zaak maar in een onderzoek tegen het bedrijf SkyECC en haar gebruikers in algemene zin. Deze verdachte noch de aan hem ten laste gelegde feiten waren destijds het voorwerp van onderzoek. Een eventueel vormverzuim zoals door de raadsman bepleit valt dus niet rechtstreeks onder het bereik van artikel 359a Sv.
Derde uitgangspunt is dat de rechter niet in alle gevallen tot een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van een onrechtmatigheidsverweer hoeft te komen. Als op voorhand duidelijk is dat een eventuele onrechtmatigheid niet leidt tot een van de in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen, bijvoorbeeld omdat het aangevoerde hooguit kan leiden tot de enkele constatering van een vormverzuim, kan de rechter een dergelijk verweer verwerpen zonder onderzoek te doen naar de feitelijke grondslag daarvan. [2]
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak sprake is geweest van een witwasverdenking op basis van SkyECC berichten van twee accounts die aan verdachte werden toegeschreven. Naar aanleiding van die verdenking is men onderzoek gaan doen naar de verblijfplaats van verdachte en naar zijn financiële situatie. Er is onderzoek gedaan naar een auto (Citroën C3), die op naam van verdachte had gestaan en waarin later een verborgen ruimte werd aangetroffen. Er zijn telefoons getapt en er is een baken geplaatst onder een auto. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de huiszoeking op 2 februari 2022 op het adres [adres] , waarbij verdachte werd aangehouden. Bij de huiszoeking zijn geld en (luxe) goederen aangetroffen, die op de tenlastelegging onder feit 2 terecht zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte toegeschreven SkyECC berichten weliswaar de aanleiding hebben gevormd voor nader onderzoek naar verdachte, maar in een zo ver verwijderd verband staan tot de uiteindelijke huiszoeking op 2 februari 2022, dat zelfs indien de rechtbank onrechtmatigheden zou constateren rondom de SkyECC-hack, zoals door de raadsman bepleit, dit hooguit zou kunnen leiden tot de enkele constatering van een vormverzuim. De rechtbank zal het verweer daarom zonder nader onderzoek naar de feitelijke juistheid van de grondslag daarvan, verwerpen.
Gebruik verklaring [getuige 1] als bewijs
De rechtbank moet ook beoordelen of de verklaring van [getuige 1] op grond van de zogenoemde Vidgen-problematiek moet worden uitgesloten van het bewijs, zoals de raadsman heeft betoogd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat op grond van artikel 6 van het EVRM de verdediging aanspraak heeft op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. De omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, staat niet eraan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel – indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd – het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van een niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om mevrouw [getuige 1] te ondervragen, nu zij zich, toen het verhoor bij de rechter-commissaris uiteindelijk plaatsvond, op haar verschoningsrecht heeft beroepen. De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of een bewezenverklaring in beslissende mate zou steunen op de verklaring van mevrouw [getuige 1] . Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
Over het verblijf van verdachte in de woning heeft [getuige 1] op 2 februari 2022 verklaard dat zij voornamelijk samen met hem in de woning verbleef. Als ondersteuning voor dit onderdeel van haar verklaring is er ten eerste de verklaring van getuige [getuige 2] . Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte van kerst 2021 tot aan de doorzoeking met [getuige 1] in de woning verbleef, en dat zij er in die periode niet sliep. Zij heeft ook verklaard dat het klopt dat [getuige 1] (
de rechtbank begrijpt: [getuige 1]) er voornamelijk verbleef met [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). [getuige 2] verklaart dus over een periode van iets meer dan twee maanden waarin verdachte met [getuige 1] feitelijk de bewoner van de woning is geweest. Dit wordt verder ondersteund door het proces-verbaal van aanhouding van verdachte waarin staat dat verdachte en [getuige 1] tijdens de doorzoeking op 2 februari 2022 rond 6.05 uur in bed in één van de slaapkamers werden aangetroffen.
Ten aanzien van het aangetroffen geld heeft [getuige 1] verklaard dat het geldbedrag, dat in de tas zat, van verdachte was en dat zij ook daarvan mocht pakken en dat het geld dat op de tafel lag van hen samen was. Ter ondersteuning hiervan geldt eveneens de verklaring van [getuige 2] . Zij heeft bij de politie verklaard dat zij geen contant geld bewaarde en dat zij geen grote hoeveelheid contant geld in de woning had zien liggen. Verder steunbewijs is dat onder het geld dat op de eettafel is aangetroffen diverse passen op naam van verdachte lagen. Het geld dat in de kast is aangetroffen lag in een deel van de kast waar voornamelijk mannenkleding lag.
Over de aangetroffen tassen en koffers heeft [getuige 1] gezegd dat zij verdachte met de doos gezien heeft maar dat zij niet wist wat erin zat. [getuige 2] heeft gezegd dat zij de merken van de aangetroffen goederen niet kent en dat zij niets kan verklaren over die goederen.
De rechtbank vindt dat er hiermee voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [getuige 1] , zodat een bewezenverklaring niet in beslissende mate zou steunen op de verklaring van [getuige 1] . De verklaring van [getuige 1] kan en zal daarom voor het bewijs worden gebruikt.
Voorhanden hebben aangetroffen geldbedragen en goederen
Op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het hiervoor genoemde ondersteunende bewijs stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest van wie het geld en de goederen waren, in die zin dat hij daarover kon beschikken en zich bewust was van de aanwezigheid daarvan. Verdachte heeft het geld en de goederen dus voorhanden gehad.
Witwasvermoeden
De rechtbank vindt dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat het geldbedrag uit een misdrijf afkomstig is. Het gaat om een groot geldbedrag dat contant in de woning werd bewaard. Er lag geld zichtbaar op tafel, in een tas en in een envelop in een kledingkast. Het geld in de tas betrof allemaal biljetten van 50 euro. Met uitzondering van het geld dat op tafel lag, werd het geld ook allemaal bewaard in stapels die werden bijeengehouden door elastieken. Het is hoogst ongebruikelijk om als privépersoon op deze manier een dergelijk groot contant geldbedrag in huis te bewaren. Verdachte heeft geen bekende inkomsten, zodat het geld niet uit legale inkomsten kan worden verklaard.
Het voorgaande geldt ook voor de overige aangetroffen (luxe) goederen en de auto van verdachte. Het gaat om merkgoederen uit het hogere segment die in totaal een grote waarde vertegenwoordigen en verdachte heeft geen inkomen waaruit die goederen kunnen worden verklaard. Verder werden de goederen op een opvallende wijze bewaard. De koffers en tassen zaten in een dichte doos. Aan de pyjama’s zat nog een prijslabel en ze zaten nog in de verpakking. Ook werden schoenen in schoenendozen aangetroffen. De waarde is in totaal op ongeveer € 23.600,- vastgesteld. Daarnaast is een Rolex-horloge van ongeveer € 7.000,- aangetroffen en had verdachte een auto ter waarde van ongeveer € 13.000,- op zijn naam staan.
Dit alles bij elkaar maakt dat voor de goederen en voor het totale geldbedrag geldt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat deze uit een misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring verdachte
Het voorgaande betekent dat er van verdachte een verklaring mag worden verlangd over de legale herkomst van het geld en de goederen en dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk moet zijn.
Verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van het geld en de goederen afgelegd. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat deze van een misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dat ook, op zijn minst in voorwaardelijke vorm, wist.
Nu het voorhanden hebben enkel op de datum van de doorzoeking kan worden vastgesteld zal de rechtbank het feit op die datum bewezen verklaren.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 2:
op 2 februari 2022 te Amsterdam voorwerpen, te weten contante geldbedragen, namelijk in totaal 70.500,- euro, bestaande uit 1.050,- euro en 19.450,- euro en 50.000,- euro, en een horloge van het merk Rolex en dure koffers en tassen en kleding en goederen van de merken Goyard Paris en/of Louis Vuitton en/of Derek Rose en/of Crockett & Jones - ter waarde van ongeveer 23.602,- euro - en een auto, Volkswagen Golf, gekentekend [kentekennummer] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

6.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een op te leggen straf te matigen omdat in andere gevallen, waar het ging om hogere bedragen, door de rechtbanken lagere straffen zijn opgelegd dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vier jaar.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van geld en goederen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Het gaat hier om het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 70.500,-, een auto van ongeveer € 13.600,-, een horloge ter waarde van € 7.000,- en overige goederen met een waarde van ongeveer € 23.600,-. Het gaat dus om in totaal ongeveer € 114.700,- aan geld en goederen.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken over straffen die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben gemaakt (LOVS). Voor witwassen gaat de rechtbank uit van de afspraken over straffen voor fraudedelicten. Bij een benadelingsbedrag tussen de
€ 70.000,- en € 125.000,- is een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden het uitgangspunt.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van vijf maanden in dit geval passend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder door een strafrechter veroordeeld is.

8.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. De officier van justitie heeft op de zitting van 14 oktober 2022 de meest actuele beslaglijst overgelegd. Deze is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht.
De laatste 23 van de in totaal 36 voorwerpen op de lijst onder de naam van verdachte behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Van de overige voorwerpen (de eerste 13 op de lijst) kan de rechtbank niet vaststellen dat er een relatie bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de voorwerpen. Dit beslag moet worden opgeheven en de voorwerpen moeten aan de rechthebbende worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
6147501: geldbedrag € 750,-
6147506: geldbedrag € 300,-
6147495: geldbedrag € 19.000,-
6147484: geldbedrag € 49.950,-
6148003: geldbedrag € 50,-
6147561: horloge Rolex
6147547: VW Golf ( [kentekennummer] )
6147589: Reis Koffer Goyard Parijs
6147605: Derek Rose pyjama – label 295,-
6147603: Derek Rose pyjama – label 325,-
6147598: Crocket & Jones schoenen
6147610: Crocket & Jones pantoffel
6147597: Crocket & Jones schoenen
6147607: Crocket & Jones schoenen
6147616: Tas Goyard Paris
6147620: Tas Goyard Paris
6147613: Tas Goyard Paris
6147627: Tas Goyard Paris
6147624: Tas Goyard Paris
6147628: Sigaren etui Goyard Paris
6147617: Horloge etui Goyard Paris
6148043: 2x portemonnee Goyard Paris
6148041: Brillenhoes Goyard Paris
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende, van:
6147508: Apple Iphone
6147529: Smartphone (Google Pixel)
6147530: Faradayzak
6147544: Apple Iphone
6147552: Google Pixel telefoon
6147518: Motorola telefoon
6147526: Samsung telefoon
6147539: Nokia GSM
6147545: Samsung GSM (in etui)
6147565: Apple Iphone (in etui)
6147516: Portable router Glinet
6147517: Portable router Glinet
6147557: Portable router Glinet
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. J. Thomas en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2023.
[(...)]

Voetnoten

1.In een recent arrest (ECLI:NL:HR:2020:1889) zegt de Hoge Raad het volgende over de wijze waarop een beroep op vormverzuimen moet worden beoordeeld en de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden: “