ECLI:NL:RBAMS:2023:118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
15 januari 2023
Zaaknummer
C/13/727433 / HA RK 22-421
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een voorzieningenrechter in een civiele procedure

Op 5 januari 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van DREAMVPS B.V. tegen mr. E.A. Messer, de voorzieningenrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 22 december 2022 en betrof de behandeling van een civiele zaak waarin DREAMVPS B.V. gedaagde partij was. De verzoekster stelde dat de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling te vervroegen onbegrijpelijk was en dat dit duidde op vooringenomenheid. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, zoals eerder is bepaald door de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de rechter niet getuigde van vooringenomenheid en dat het verzoek tot wraking daarom kennelijk ongegrond was. De Wrakingskamer heeft besloten het verzoek tot wraking af te wijzen zonder mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 22 december 2022 ingekomen en onder rekestnummer C/13/727433 / HA RK 22-421 ingeschreven verzoek van:
DREAMVPS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
gemachtigde mr. dr. drs. P.H.J. Körver,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het wrakingsverzoek met bijlagen van 22 december 2022,
 het proces-verbaal van 22 december 2022,
 het herstel proces-verbaal van 23 december 2022.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter is een zaak in behandeling waarbij verzoekster gedaagde partij is met zaaknummer C/13/726811 / KG ZA 22-1049. De behandeling van de zaak was gepland op 10 januari 2023. Bij e-mail van 20 december 2022 heeft de wederpartij van verzoekster de rechter verzocht de zaak alsnog op zo kort mogelijk termijn te behandelen. Nadat verzoekster in de gelegenheid is gesteld op dit verzoek te reageren, heeft de rechter de behandeling van de zaak bepaald op 22 december 2022 te 15.00 uur tezamen het kort geding tussen dezelfde partijen met het zaaknummer C/13/726852 / KG ZA 22-1051. Verzoekster heeft de rechter per e-mail van 14.17 uur op 22 december 2022 gewraakt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van 22 december 2022 en het herstel proces-verbaal van 23 december 2022, was het niet mogelijk direct een wrakingskamer samen te stellen. Omdat zich in het dossier een “vordering tot het onmiddellijk treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv” bevond en er derhalve mogelijk een beslissing moest worden genomen die geen uitstel kon gedogen, is de rechter naar de zittingszaal gegaan en heeft daar de gemachtigden van de wederpartij hierover gehoord. Zij hebben de vordering tot het onmiddellijk treffen van een voorlopige voorziening toegelicht. Mr. Körver was niet aanwezig. De rechter heeft vervolgens een ordemaatregel getroffen door verzoekster een verbod op te leggen.
2.3.
Verzoekster acht de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling te vervroegen een volstrekt onbegrijpelijke beslissing, reeds omdat de rechter niet de moeite heeft genomen die beslissing toe te lichten. Dit gebrek aan motivering beschouwt verzoekster als een aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter, althans voor de bij verzoekster bestaande (objectief) gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid. Door het naar voren halen van de zittingsdatum is de rechter vooruitgelopen op de beantwoording van de rechtsvraag of de gestelde spoedeisendheid zich ook daadwerkelijk voordoet. Ook is verzoekster benadeeld omdat haar bij e-mail van 20 december 2022 gedane voorstellen om uit de impasse te geraken ongemotiveerd van de hand zijn gewezen. Het moet de rechter bekend zijn geweest dat de bestuurders van verzoekster, die beiden in Israël wonen, een zitting op een dergelijk korte termijn niet konden bijwonen. De rechter is kennelijk niet geïnteresseerd in de mening van de bestuurders.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Het bezwaar van verzoekster betreft een beslissing van de rechter. Een rechterlijke beslissing kan echter geen grond voor wraking opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. De motivering (of het ontbreken daarvan) van de beslissing zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van 22 december 2022 geeft evenmin blijk van vooringenomenheid. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, K.A. Brunner en W.M. de Vries, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.