In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de verblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die sinds 11 april 2018 bij pleegouders wonen. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) verzocht om de kinderen te verplaatsen naar een gezinshuis, omdat zij van mening was dat de huidige pleegzorgplaatsing niet meer in het belang van de kinderen was. De GI baseerde haar verzoek op de problematiek van de kinderen, waaronder ADHD, ASS en hechtingsproblematiek, en de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de pleegouders. De pleegouders voerden verweer en stelden dat zij de juiste zorg en ondersteuning boden, en dat de GI het advies van de psychologenpraktijk De Klim negeerde, die had geadviseerd de kinderen niet te verplaatsen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen gedurende ten minste één jaar door de pleegouders zijn opgevoed en dat er geen voldoende onderbouwing was voor de stelling van de GI dat de huidige plaatsing schadelijk was voor de kinderen. De rechtbank oordeelde dat de GI onvoldoende had aangetoond dat wijziging van de verblijfplaats noodzakelijk was en dat de pleegouders, met de juiste ondersteuning, in staat waren om aan de behoeften van de kinderen te voldoen. De rechtbank wees het verzoek van de GI af en bepaalde dat de beschikking gedurende zes maanden van kracht blijft.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken van voogdij en de noodzaak voor een goede onderbouwing van verzoeken tot wijziging van verblijfplaatsen van minderjarigen.