ECLI:NL:RBAMS:2022:982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
C/13/714385 / HA RK 22-61
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kinderrechter in Amsterdam

Op 24 februari 2022 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.J.P. Liefting, en was gericht tegen mr. L. van der Heijden, een kinderrechter te Amsterdam. De verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een aanhoudingsverzoek toe te kennen, waardoor hij zijn kind al twee jaar niet had gezien. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder e-mails van de griffie en de advocaat van de wederpartij.

De beoordeling van het verzoek tot wraking is gebaseerd op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. Bovendien kan de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid ook grond zijn voor wraking.

De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, waarin werd vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking. Het verzoek werd daarom als kennelijk ongegrond beschouwd, en een mondelinge behandeling werd overbodig geacht. De Wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 24 februari 2022 ingekomen en onder rekestnummer C/13/714385 / HA RK 22/61 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.J.P. Liefting,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. L. van der Heijden, kinderrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het F2-formulier de advocaat van de wederpartij van verzoeker van 22 februari 2022;
 de e-mail van de griffie van de rechtbank aan partijen van 24 februari 2022;
 de e-mail van mr. Liefting van 24 februari 2022 om 09.40 uur gericht aan de rechtbank;
 de e-mail van de griffie van de rechtbank aan partijen van 24 februari 2022 om 13.12 uur.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een zaak in behandeling van verzoeker met zaaknummer C/13/714078. Op 22 februari 2022 is door de advocaat van de wederpartij van verzoeker uitstel van de geplande mondelinge behandeling op 3 maart 2022 verzocht, omdat met zijn verhinderdata geen rekening was gehouden. Op 24 februari 2022 heeft mr. Liefting de rechtbank laten weten: “
Partijen kunnen ook op 3 maart rond 900 of rond 1500. Als dit niet lukt wil ik echt dat de VV zaak blijft staan; meneer ziet door slechte rechtshulp en trage rechtbank zijn kind al twee jaar niet. Als rechter Vd Heijde toch verzet wraak ik haar bij deze.”Aan deze e-mail zit gehecht een bericht van de secretaresse van mr. Liefting waarin onder meer wordt meegedeeld:
“Na het doorgeven van de verhinderdata van afgelopen vrijdag is er een zitting voor de voorlopige voorzieningen bepaald op 3 maart a.s. te 11.30 uur. Ik begreep zojuist van mr Liefting (die wegens vakantie niet op kantoor is dat hij bericht heeft gekregen van mr. Wormhoudt dat hij uitstel van de zitting heeft gevraagd. Hierbij bericht ik u, namens mr Liefting en cliënt, dat wijnietaccoord gaan met een uitstel van de zitting. Cliënt heeft zijn kind nu al heel lang niet gezien. Mevrouw [naam] wil aan niets meewerken, geen mediation, gesprekken, helemaal niets. Ik verzoek u gezien het spoedeisende belang de zitting van 3 maart a.s. te 11.30 uur dan ook door te laten gaan.”
Bij e-mail van 2022 om 13.12 uur is namens de rechter aan partijen meegedeeld dat de rechter het aanhoudingsverzoek heeft toegekend en dat de zitting op 3 maart 2022 daarom niet meer doorgaat.
2.2.
Aan het verzoek is kennelijk ten grondslag gelegd dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door het aanhoudingsverzoek toe te kennen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Verzoeker is het kennelijk niet eens met de beslissing van de rechter. Een rechterlijke beslissing kan echter geen grond voor wraking opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, A.W.J. Ros en K.A. Brunner, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.