ECLI:NL:RBAMS:2022:977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
21/2744
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek erfpacht en de toepassing van weigeringsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 4 maart 2022, is het beroep van TMG Landelijke Media B.V. gegrond verklaard. De zaak betreft een Wob-verzoek dat door eiseres is ingediend met betrekking tot documenten over de vernieuwing van het erfpachtstelsel in Amsterdam. Eiseres had in 2019 een verzoek ingediend om alle documenten die betrekking hebben op de vernieuwing van het erfpachtstelsel, en verweerder had besloten om dit verzoek in vier deelbesluiten te behandelen. Het primaire besluit van 17 november 2020 wees een deel van het verzoek toe, maar de eiseres maakte bezwaar tegen de gedeeltelijke weigering van openbaarmaking van documenten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit, dat op 9 april 2021 werd genomen, het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaarde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, en de rechtbank heeft op 25 januari 2022 de zaak behandeld. De rechtbank heeft de documenten die niet openbaar waren gemaakt, beoordeeld op basis van artikel 8:29 van de Awb en heeft vastgesteld dat de weigeringsgronden die door verweerder zijn ingeroepen, niet altijd correct zijn toegepast. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgronden van de Wob, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de economische belangen, in dit geval niet opwegen tegen het belang van openbaarmaking.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de beoordeling van bepaalde documenten en heeft bepaald dat deze documenten gedeeltelijk of geheel openbaar moeten worden gemaakt. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan eiseres. De rechtbank heeft benadrukt dat de afspraken tussen partijen over de deelbesluiten niet in de weg staan aan de rechtsbescherming van eiseres, en dat de rechtbank de documenten op basis van de Wob en het EVRM heeft beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2744

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 maart 2022 in de zaak tussen

de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V., te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: M. Muller),
en
het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigden: mr. L. van Langen en E.M. Hoefsloot).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder gedeeltelijk beslist op het verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 9 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres – onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie – gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De door verweerder niet openbaar gemaakte documenten zijn met een verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres heeft op 20 december 2019 een Wob-verzoek bij verweerder ingediend. Het verzoek betreft – kort gezegd – alle documenten die betrekking hebben op de vernieuwing van het erfpachtstelsel (VES) van de gemeente Amsterdam, de voorbereiding en de uitvoering daarvan. Verweerder heeft gezien de omvang van het verzoek met eiseres afgesproken om op het verzoek per onderwerp in vier deelbesluiten te beslissen. Meer specifiek hebben partijen afgesproken dat verweerder deelbesluiten neemt op de volgende onderwerpen:
- De vernieuwing van het erfpachtstelsel. Hieronder vallen onder meer de agenda’s, gespreksverslagen, notulen en andere documenten van het Management Team (MT), Team VES en de commissie Review Taxatierapporten en de Commissie CHET (RTR/CHET) betrekking hebbende op de VES (deelbesluit 1).
- Ameo. Hieronder vallen de documenten over de rol van Ameo bij de VES en de makelaarsdiensten en taxatiediensten bij canonherziening einde tijdvak over de periode van januari 2013 tot en met december 2015 (deelbesluit 2).
- ‘ Schoon Schip’. Hieronder vallen onder meer de achterliggende onderzoeken en documenten die hebben bijgedragen aan het rapport Schoon Schip van de grondwaardecommissie (GWC) (deelbesluit 3).
- Commissie Frijns ea. Hieronder vallen de documenten die betrekking hebben op het werk van deze commissie, vanaf de eerste voorbereiding tot het laatste contact
(deelbesluit 4).
2. Met het primaire besluit heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres, voor zover het verzoek ziet op het eerste deelbesluit, deels ingewilligd. Bij het primaire besluit is een inventarislijst gevoegd met vermelding van 128 aangetroffen documenten. Per document is vermeld wat over de openbaarmaking is besloten en op welke grondslag openbaarmaking geheel, dan wel gedeeltelijk, is geweigerd. Eiseres heeft tegen het niet, dan wel gedeeltelijk, openbaar maken van de door verweerder aangetroffen documenten bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft alle documenten op passsageniveau, en in bepaalde gevallen op zinsniveau, opnieuw beoordeeld. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres – onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie – gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij document 018 alsnog openbaar gemaakt en de documenten 011 en 126 alsnog gedeeltelijk geopenbaard. Daarnaast heeft verweerder de weigeringsgrondslag van de documenten 017, 030, 051 en 075 gewijzigd. Voor het overige heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Hangende beroep
4. Hangende beroep heeft verweerder met het verweerschrift van 12 januari 2022 de beoordeling van documenten de 019, 021, 044, 059, 064, 068, 074 en 087 aangepast. Verweerder heeft daarbij de documenten 019, 021, 059, 064 en 068 alsnog volledig openbaar gemaakt. Van de documenten 044, 074 en 087 is meer openbaar gemaakt. Nu verweerder het bestreden besluit niet langer (volledig) handhaaft, is het beroep van eiseres gegrond. Er bestaat aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht. Hier zal de rechtbank later in de uitspraak op terugkomen.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Beoordeling rechtbank
Artikel 8:29 van de Awb
6. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om de documenten waar zij geen kennis van heeft mogen nemen, te gebruiken bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van de niet openbaar gemaakte gegevens.
Omvang van het geschil (deelbesluiten 2, 3 en 4)
7. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om op grond van artikel 6:19 van de Awb de deelbesluiten van 20 mei 2021, 21 mei 2021 en 31 mei 2021 in deze procedure bij de beoordeling te betrekken. Daarbij wijst eiseres op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (de Afdeling) van 20 oktober 2021 [1] , waaruit volgens eiseres blijkt dat ter voorkoming van een versnipperde besluitvorming (als gevolg van deelbesluiten) een bezwaar of beroep (op een deelbesluit) van rechtswege ook van toepassing dient te worden verklaard op de opvolgende deelbesluiten.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de rechtspraak van de Afdeling en
artikel 6:19 van de Awb in dit geval niet van toepassing zijn, omdat met eiseres is afgesproken dat op het Wob-verzoek zal worden beslist met vier deelbesluiten. Volgens verweerder heeft eiseres verder ook niet eerder dan op 4 januari 2022 kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen de andere deelbesluiten en die te willen inbrengen in deze procedure, terwijl zij al in mei 2021 kennis had van de betreffende besluiten. Verweerder stelt dan ook dat de deelbesluiten 2, 3 en 4 buiten de omvang van dit geschil vallen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de deelbesluiten 2, 3 en 4 niet op grond van artikel 6:19 van de Awb bij deze beoordeling moeten worden betrokken. De rechtbank overweegt daartoe dat partijen, anders dan in de door eiseres aangehaalde uitspraak, op voorhand onderling concrete afspraken hebben gemaakt over het beslissen op het Wob-verzoek van eiseres met vier deelbesluiten. Dat betekent dat voor elk deelbesluit de gewone bezwaar- en beroepstermijn geldt, waardoor de rechtsbescherming is gewaarborgd. De uitspraak van de Afdeling zag op een andere en bijzondere situatie. Dat partijen op voorhand afspraken hebben gemaakt, leidt de rechtbank af uit het volgende. Met de e-mail van 16 januari 2020 heeft verweerder eiseres, vanwege de omvang van haar verzoek en de complexiteit van het afhandelen daarvan, twee opties aangeboden, namelijk de optie dat beslist wordt met één volledig besluit, waarbij de afhandeltermijn op het moment van het voorstel van verweerder nog onbekend is, en de optie dat beslist wordt met een aantal deelbesluiten, waarbij eiseres in delen informatie op haar verzoek ontvangt. Eiseres heeft met de e-mail van 20 januari 2020 kenbaar gemaakt akkoord te zijn met het hanteren van deelbesluiten. Vervolgens heeft verweerder met de e-mail 30 januari 2020 aan eiseres een overzicht toegezonden van de onderwerpen waarop de verschillende deelbesluiten betrekking hebben. Eiseres heeft met de e-mail van 1 februari 2020 verklaard hiermee in te stemmen. Het betoog van eiseres op zitting dat zij heeft ingestemd om verweerder tegemoet te komen, maakt het vorenstaande niet anders. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het eiseres vooraf duidelijk was dat op haar Wob-verzoek met vier deelbesluiten zou worden beslist en dat ieder besluit op een apart onderdeel van haar Wob-verzoek zou zien. Het had dan ook op de weg van eiseres gelegen om tijdig bezwaar te maken tegen de deelbesluiten waar zij het niet mee eens was en niet pas geruime tijd na afloop van de bezwaartermijnen van de deelbesluiten 2, 3 en 4 te verzoeken om die deelbesluiten te betrekken bij de beoordeling van het beroep tegen de beslissing op het bezwaar tegen deelbesluit 1.
Artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
10. Eiseres beroept zich op artikel 10 van het EVRM, dat volgens haar met het bestreden besluit is geschonden. Volgens eiseres stelt verweerder ten onrechte dat geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Daarnaast voert eiseres aan dat zij zich verzet tegen de beperkte uitleg van artikel 10 door de Afdeling, waaruit blijkt dat een public watchdog zelfstandig moet aantonen dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Meer specifiek beroept eiseres zich ook op rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [2] , waaruit volgens eiseres blijkt dat public watchdogs onder omstandigheden meer toegang tot documenten hebben dan ‘gewone’ burgers of belanghebbenden.
11. In navolging van de Afdeling [3] overweegt de rechtbank dat artikel 10 van het EVRM niet vereist dat alle overheidsinformatie wordt verstrekt of openbaar wordt gemaakt. Dat artikel biedt staten die partij zijn bij het EVRM de mogelijkheid om bij wet beperkingen te verbinden aan het verstrekken dan wel openbaar maken van gegevens en documenten. Met de bepalingen betreffende de weigeringsgronden in de Wob is inmenging in het in artikel 10, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht om inlichtingen te ontvangen bij wet voorzien.
12. Ook onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling overweegt de rechtbank dat er in het algemeen vanuit mag worden gegaan dat de wetgever bij het formuleren van de weigeringsgronden in de artikelen 10 en 11 van de Wob heeft voorzien in beperkingen die noodzakelijk zijn in een democratische samenleving met het oog op de in artikel 10, tweede lid, van het EVRM genoemde belangen. De weigeringsgronden van de Wob strekken ter bescherming van een of meer van deze belangen.
13. Dit uitgangspunt staat er niet aan in de weg dat in een bijzondere concrete situatie aan dit uitgangspunt niet kan worden vastgehouden.
14. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan aan het uitgangspunt niet kan worden vastgehouden zijn de rechtbank in het geval van eiseres niet gebleken. Het enkele feit dat eiseres journalist is, is voor het aannemen van een bijzondere situatie niet voldoende, net zo min als het maatschappelijk belang bij openbaarmaking van de verzochte documenten. De rechtbank merkt daarbij op dat eiseres op de zitting ook desgevraagd geen andere punten heeft genoemd op grond waarvan bij een belangenafweging op grond van het EVRM, de weging in zijn voordeel zou moeten uitvallen.
Toepassing van de weigeringsgronden
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob (de economische en financiële belangen)
15. Eiseres betwist dat alle op deze grond geweigerde informatie terecht
niet openbaar is gemaakt. Bovendien ontbreekt het, ook na de bezwaarfase, nog steeds aan een concrete onderbouwing waarom op deze grond openbaarmaking is geweigerd. Ten onrechte is naar oordeel van eiseres het belang van openbaarmaking ondergeschikt gemaakt aan de belangen die verweerder stelt te willen waarborgen. Eiseres merkt daarbij onder meer op dat het gaat om de besteding van publiek geld en dat verweerder beschikt over een openbaar toegankelijk protocol externe inhuur, waarin onder meer maximum uurtarieven zijn opgenomen. Niet valt in te zien waarom wat betreft de verzochte informatie moet worden afgeweken van de met het protocol beoogde transparantie waardoor controle daarvan mogelijk wordt gemaakt. Daarbij komt dat de verzochte informatie dateert van jaren geleden en tarieven met de tijd, en dus sindsdien, aan wijziging onderhevig zijn, aldus eiseres.
16. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [4] kunnen de economische en financiële belangen betrekking hebben op de onderhandelingspositie van een bestuursorgaan. Een beroep op deze weigeringsgrond kan in elk geval worden gedaan voor de duur van het onderhandelingsproces. Daarnaast kan onder omstandigheden ook de onderhandelingspositie van het bestuursorgaan in de toekomst een reden zijn om deze uitzonderingsgrond van toepassing te achten.
17. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte stukken in de documenten 011 en 088 en deze gecontroleerd op de toepassing van de weigeringsgrond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob. De rechtbank heeft geconstateerd dat het gaat om bedragen die verweerder heeft betaald voor het inwinnen van advies van externen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht haar onderhandelingspositie zwaarder laten wegen dan het belang van openbaarmaking daarvan. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de tarieven nog voldoende actueel zijn. Ook is van belang dat die tarieven een voorspellende waarde kunnen hebben voor toekomstige onderhandelingen en dat een onderhandelingspartij zijn voordeel kan doen met de openbaar gemaakte prijzen over voorgaande jaren. [5] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het belang van openbaarheid in dit geval zwaarder moet wegen.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob (eerbiediging persoonlijke levenssfeer)
18. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, voor zover dat al in het geding zou zijn, zwaarder heeft laten wegen dan het belang dat is gediend met openbaarheid van de verzochte
informatie. Eiseres voert onder meer aan dat openbaarmaking in dit geval zwaarder weegt dan de eerbieding van de persoonlijke levenssfeer vanwege het journalistieke belang van controle van de macht, de grote financiële gevolgen die de wijzigingen van het erfpachtsysteem met zich meebrengen en vanwege inzichtelijkheid in eventuele motieven van ambtenaren bij de totstandkoming van beleid inzake het erfpachtdossier dat zovelen in Amsterdam in de portemonnee raakt. Verder acht eiseres het zeer onwaarschijnlijk dat elke op deze weigeringsgrond gelakte informatie te herleiden is naar een persoon. Eiseres stelt voor om bijvoorbeeld alleen de functie of voorletters van de ambtenaar openbaar te maken. Daarnaast is volgens eiseres onduidelijk of de gelakte gegevens ambtenaren betreffen die krachtens mandaat hebben gehandeld. Ook is niet te controleren of het een ambtenaar betreft die uit hoofde van zijn of haar functie in de openbaarheid treedt.
19. Verweerder heeft deze weigeringsgrond toegepast op de documenten 1, 7-14, 17, 23-25, 29-33, 37, 38, 40, 42-46, 48, 57, 62, 65-70, 73, 80, 88, 89, 94, 97, 100-102, 109, 110, 112, 114, 121, 122, 126 en 127. De rechtbank heeft deze documenten steekproefsgewijs beoordeeld op de toegepaste weigeringsgrond. De rechtbank heeft geconstateerd dat namen van ambtenaren die zich niet uit hoofde van hun functie in de openbaarheid presenteren, dan wel initialen aan de hand waarvan namen van ambtenaren kunnen worden afgeleid, zijn gelakt. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat ook directe contactgegevens zijn gelakt, waaronder telefoonnummers en e-mailadressen. Verder zijn namen en/of gegevens gelakt van derden die de gemeente Amsterdam hebben geadviseerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de namen van deze adviseurs en van ambtenaren die uit hoofde van hun functie niet in de openbaarheid treden, niet openbaar heeft hoeven maken en verwijst daarvoor naar vaste rechtspraak van de Afdeling hierover. [6] Mede gelet op de gegeven motivering heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het belang van eerbieding van de persoonlijke levenssfeer zwaarder mogen laten wegen dan het belang van openbaring van de gelakte gegevens. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het belang van openbaarmaking in dit geval moet prevaleren boven het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (onevenredige bevoordeling of benadeling) en artikel 11 van de Wob
20. De rechtbank stelt voorop dat verweerder deze weigeringsgronden uitsluitend cumulatief heeft toegepast op de gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten 016, 017, 019, 021, 026, 027, 028, 030, 031, 032, 042, 044, 045, 049, 051, 053, 062, 065, 066, 067, 068, 069, 070, 074, 075, 078, 087, 099, 103 en 116. Daarnaast heeft verweerder de documenten 002, 004, 015 en 122 volledig op deze weigeringsgronden geweigerd. De rechtbank heeft eerst beoordeeld of verweerder de weggelakte passages mocht weigeren met toepassing van artikel 11 van de Wob.
21. Uit artikel 11 van de Wob volgt dat als sprake is van documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, de passages met persoonlijke beleidsopvattingen in beginsel niet openbaar worden gemaakt. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob volgt dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. [7] Degene die het document heeft opgesteld, moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid.
22. Eiseres betwist bij gebrek aan wetenschap dat alle op grond van artikel 11 van de Wob geweigerde informatie persoonlijke beleidsopvattingen zijn dan wel dat deze zodanig verweven zijn met feitelijke informatie dat ook die feitelijke informatie geweigerd moet worden. Bij de motivering ontbreekt nog steeds op welke passages de weigering van toepassing is en waarom daar echt sprake van is. Eiseres kan verweerder niet volgen in de stelling dat de documenten bedoeld zouden zijn voor intern beraad. Eiseres verzoekt de rechtbank om dit te controleren.
23. De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de volledig geweigerde documenten 004 en 015 en deze gecontroleerd op de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob. De rechtbank heeft geconstateerd dat het inderdaad gaat om rekenmodellen van Rebel, zoals verweerder heeft omschreven in de inventarislijst. Eiseres heeft ten aanzien van deze rekenmodellen aangevoerd dat zij wenst deze te kunnen controleren op eventuele foutieve berekeningen of gebruikte gegevens. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het openbaar maken van de rekenmodellen Rebel financieel zou benadelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de rekenmodellen mogen weigeren op grond van artikel 11 van de Wob, omdat deze zijn gebaseerd op data aangeboden door Rebel en de aannames in de rekenmodellen die hieruit voortvloeien moeten worden gekwalificeerd als persoonlijke beleidsopvattingen in documenten bestemd voor intern beraad.
24. Vervolgens heeft de rechtbank steekproefsgewijs kennisgenomen van de andere documenten die (gedeeltelijk) zijn geweigerd op de grond van artikel 11 van de Wob. De stukken betreffen onder meer presentaties van externen, verslagen van werkgroepen en memo’s. Na kennisneming van deze documenten, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de betreffende stukken terecht heeft aangemerkt als bedoeld voor intern beraad en de betreffende passsages als persoonlijke beleidsopvattingen. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob correct toegepast. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan de vraag of de documenten ook op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (gedeeltelijk) hadden mogen worden geweigerd.
Conclusie
25. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de gegevens op grond van de verschillende toegepaste weigeringsgronden van de Wob heeft mogen weigeren openbaar te maken en dat verweerder deze beslissing voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Gelet op wat is overwogen onder 4 kan het bestreden besluit niet volledig in stand blijven, omdat verweerder in beroep alsnog delen van documenten openbaar en documenten geheel openbaar heeft gemaakt. De rechtbank zal dan ook het bestreden besluit vernietigen voor zover dit ziet op de beoordeling van de documenten 019, 021, 044, 059, 064, 068, 074 en 087 en bepalen dat de documenten gedeeltelijk openbaar dan wel geheel openbaar worden gemaakt zoals opgenomen in het verweerschrift.
26. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 360,- vergoeden.
27. Het verzoek om veroordeling in de proceskosten zal door de rechtbank worden afgewezen nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op de beoordeling van documenten 019, 021, 044, 059, 064, 068, 074 en 087 en laat het voor het overige in stand;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, en mr. J.A.W. Jansen en
mr. F.P. Lauwaars, leden,in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2022.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Bijlage: Juridisch Kader

Wet openbaarheid van bestuur
Op grond van artikel 10, tweede lid, van de Wob, voor zover hier van belang, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
e. eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Artikel 11, eerste lid, van de Wob bepaalt dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Op grond van het tweede lid kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm.
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
Artikel 10
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2348.
2.Uitspraak van 14 april 2009 van het EHRM, ECLI:CE:ECHR:2009:0414JUD003737405 (TASZ-arrest).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2883.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:616.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3415.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:321.
7.Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 13.