2.4.Voorafgaand aan hun huwelijk zijn partijen op 11 november 2010 huwelijkse voorwaarden overeengekomen. Daarin zijn partijen - voor zover in dezen van belang - het volgende overeengekomen:
Verklaringen vooraf
(….)
Voor de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk kiezen partijen voor toepassing van het Nederlandse recht.
1. Begripsbepaling
a. Inkomen.
Met inkomen wordt in deze huwelijkse voorwaarden bedoeld wat daar in het maatschappelijk verkeer onder wordt verstaan, voor aftrek van belastingen en sociale lasten.
Partijen nemen alleen de inkomsten uit werk en onderneming in aanmerking en niet de inkomsten uit vermogen.
Met inkomsten uit onderneming wordt de winst uit onderneming bedoeld. Bij het vaststellen va deze winst uit onderneming moet rekening gehouden worden met het bepaalde in artikel 8 van deze huwelijkse voorwaarden.
b. Kosten van de huishouding
Onder de kosten van de huishouding worden in ieder geval begrepen:
(…)
- de belastingen die drukken op inkomsten uit werk en woning en de belastingen die drukken op inkomen uit aanmerkelijk belang, met uitzondering van de belastingen over de winst en de voordelen als bedoeld in artikel 8, lid 5 van deze huwelijkse voorwaarden;
(…)
- de kosten van huisvesting, daaronder begrepen de huur en de rentelasten met betrekking tot de gezamenlijk bewoonde woning, de onroerend zaaksbelasting en andere heffingen ter zake van het gebruik van deze woning en de uitgaven voor dagelijks onderhoud en verzekering daarvan, ongeacht de eigendom van de woning;
(…)
Premies van een spaarverzekering in verband met een aan beide partijen in eigendom toebehorende woning behoren tot de kosten van de huishouding, tenzij partijen onderling uitdrukkelijk anders overeenkomen.
De pensioenpremies die ten laste komen van ieder van de echtgenoten komen ten laste van de huishouding tenzij partijen onderling uitdrukkelijk anders overeenkomen.
Onder de kosten van de huishouding wordt niet begrepen hetgeen op grond van overlijdensrisico’s verschuldigd is.
C. Inboedel
Onder inboedel wordt verstaan de inboedel in artikel 3:5 BW.
2.Beperkte gemeenschap, overigens uitsluiting iedere gemeenschap van goederen
Tussen de echtgenoten zal slechts bestaan:
- de gemeenschap van het navolgende registergoed: de woning met garage, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden gelegen en staande te [adres] , alsmede de gemeenschap van de hypothecaire geldlening, welke is aangegaan ter verwerving van voormeld registergoed, alsmede
- de gemeenschap van inboedel, het woord inboedel opgevat in de zin van artikel 5 van Boek 3 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek;
iedere andere gemeenschap van goederen wordt uitdrukkelijk uitgesloten.
3. Draagplicht van de kosten van de huishouding
1. De kosten van de gemeenschappelijke gevoerde huishouding moeten door beide echtgenoten worden betaald naar evenredigheid van hun inkomen. Voor zover die inkomens ontoereikend zijn, komen die kosten ten laste van de inkomsten uit vermogen, naar evenredigheid van die inkomsten,. Voor zover ook die inkomsten ontoereikend zijn komen die kosten ten laste van de vermogens, naar evenredigheid van die vermogens.
Een en ander geldt niet, voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
2. Geen van de echtgenoten kan verrekening of teruggaaf verlangen van wat een van hen meer van de kosten betreffende de huishouding dan de ander mocht hebben gedragen dan waartoe die ene op grond van het vorige lid verplicht was, hetzij schriftelijk hetzij anders is overeengekomen.
6. Finale verrekening bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed
1. Bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt verrekend alsof tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan, met inachtneming van het volgende.
2. Het vermogen van ieder van de echtgenoten bestaat uit het saldo van zijn bezittingen en schulden. Aanspraken op al of niet ingegaan pensioen worden niet in deze verrekening betrokken. De vaststelling van beide vermogens en de bepaling van de waarde daarvan zullen plaatsvinden in onderling overleg of bij gebreke daarvan door een of meer deskundigen als door de aard van de goederen wordt vereist, dit ter beoordeling van de bevoegde kantonrechter.
Het onderling overleg wordt als gestaakt beschouwd als niet binnen twee maanden na dagtekening van een aangetekende brief waarbij door de ene aan de andere echtgenoot om mededeling van zijn inzichten is verzocht overeenstemming is bereikt over de waarde.
3. De uitkering moet worden gedaan in geld en wel binnen een jaar na de ontbinding van het huwelijk tenzij gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte voldoening. In dat geval zullen partijen een redelijke betalingsregeling al of niet met zekerheidstelling en al of niet met rente overeenkomen, waarbij de belangen van alle partijen in acht worden genomen.
4. Voor de bepaling van de omvang en samenstelling van het verrekenplichtig vermogen wordt als peildatum aangemerkt het tijdstip waarop h et verzoek tot echtscheiding of het verzoek tot scheiding van tafel en bed is ingediend.
(…)
6. In alle gevallen blijft buiten de verrekening:
- wat aan ieder van de echtgenoten bij aanvang van het huwelijk toebehoorde, hetgeen staat vermeld op de aan deze akte gehechte staat van aanbrengsten;
- wat door erfrecht of schenking door de echtgenoten werd of zal worden verkregen, alsmede de vruchten daarvan; en
- wat voor een en ander in de plaats is gekomen, naar rato van de eigen investeringen.
7. Ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed blijft voorts buiten verrekening:
de eigen onderneming zijnde een bedrijf of zelfstandig beroep van één van de echtgenoten, zomede de aandelen in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, van een van de echtgenoten waarin een van de echtgenoten al dan niet tezamen met anderen een onderneming dan wel zelfstandig beroep uitoefent, zomede het aandeel van een van de echtgenoten in een vennootschap onder firma of maatschap, alle voornoemde ondernemingsvormen, hierna te noemen “het ondernemingsvermogen”, evenwel slechts die tot de eigen onderneming behorende activa die voor de bedrijfsvoering en continuïteit van de onderneming van wezenlijk belang zijn. Partijen geven uitdrukkelijk als hun wens te kennen dat de finale verrekening als gevolg van echtscheiding of scheiding van tafel en bed niet tot gevolg heeft dat de continuïteit van de door één of elk van de partijen gedreven onderneming of ondernemingen zoals hierboven gedefinieerd in gevaar komt; partijen verplichten tegenover elkaar slechts zodanige vorderingen in te stellen dat slechts overtollige reserves van de desbetreffende onderneming of ondernemingen die niet voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn in de verrekening worden betrokken; vrij uitkeerbare reserves zullen in elk geval wel en stille reserves zullen in elk geval niet in de verrekening worden betrokken.
Mochten partijen het omtrent het hiervoor bepaalde niet eens worden, dan zal een accountant als deskundige bindend voor partijen beslissen.
8. Onderneming/Eigen besloten vennootschap
Voor winst uit onderneming of ondernemingsvermogen geldt het volgende:
1. Ingeval een echtgenoot gerechtigd is tot de winst en het vermogen van een onderneming geldt als inkomen dat deel van de – gereserveerde – winst dat in het maatschappelijk verkeer als redelijk beschouwd wordt.
(…)
3. Bij vaststelling van datgene wat voor verrekening in aanmerking komt moet steeds rekening worden gehouden met fiscale claims die het gevolg zijn van onttrekkingen aan de onderneming.
4. Als op grond van deze huwelijkse voorwaarden winst uit onderneming of ondernemingsvermogen moet worden verrekend zullen partijen op verzoek van de echtgenoot-ondernemen een redelijke betalingsregeling overeengekomen, tenzij de andere echtgenoot aantoont dat onmiddellijke uitbetaling in redelijkheid kan worden verlangd.
(…)
10. Vergoeding
Voor zover niet anders wordt overeengekomen moeten de echtgenoten elkaar vergoeden datgene wat wordt onttrokken aan het vermogen van een echtgenoot ten behoeve van de ander. Hieronder is onder meer te begrijpen het geval dat de ene echtgenoot belastingen, premies, heffingen en dergelijke betaalt die betrekking hebben op het vermogen van de ander, voorzover die belastingen niet tot de kosten van de huishouding worden gerekend.