ECLI:NL:RBAMS:2022:8771

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
RK 21/5507, 81/239973-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag teruggave inbeslaggenomen goederen in strafzaak Koebel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager, die verdachte is in het onderzoek Koebel. Klager wordt verdacht van ernstige strafbare feiten, waaronder mensensmokkel en valsheid in geschrift, gepleegd in het kader van zijn beroep als vreemdelingenadvocaat. De rechtbank heeft de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan klager gelast, waaronder fysieke dossiers en USB-sticks. De inbeslagname vond plaats na een doorzoeking op 30 september 2021, waarbij de rechter-commissaris het regime van 'zeer uitzonderlijke omstandigheden' van toepassing verklaarde. Klager heeft op 13 oktober 2021 een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de standpunten van klager en het Openbaar Ministerie gehoord en heeft in een tussenbeschikking van 24 december 2021 het onderzoek heropend. Na verdere behandeling van de zaak concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende reden was om de inbreuk op het verschoningsrecht van klager te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de verdenking van ernstige strafbare feiten niet langer als redelijk kon worden beschouwd, waardoor de inbeslagname niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft daarom het beklag gegrond verklaard en gelast dat de in beslag genomen goederen aan klager worden teruggegeven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/239973-21
RK: 21/5507
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 98, vierde lid jo. 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. T. Fuchs, [adres] ,
samen met mr. A.A. Franken en mr. P.T.C. van Kampen, allen advocaat te Amsterdam,
klager.

1.Feiten

Klager is verdachte in het onderzoek Koebel en wordt ervan verdacht in het kader van de uitoefening van zijn beroep ernstige strafbare zaken te hebben gepleegd. Koebel betreft een onderzoek naar mensensmokkel, valsheid in geschrift en oplichting gepleegd door klager en anderen. Klager zou faciliterend zijn aan vreemdelingen met een Turkse nationaliteit, die valse dan wel vervalste aanvragen indienen ter verkrijging van een verblijfsvergunning in Nederland.
Op 23 september 2021 heeft de rechter-commissaris de volgende vordering van het Openbaar Ministerie ontvangen:
- Een aanvraag tot doorzoeking op 30 september 2021 van de locatie [locatie] .
De rechter-commissaris heeft eveneens een proces-verbaal aanvraag doorzoeking van
2 september 2021 van deze plaats ontvangen.
De vordering is gericht op de volgende zaken:
Beslag dient te worden gelegd op onder meer:
  • Digitale en fysieke documenten, digitale gegevensdragers (CD/DVD, computers, notebooks, USB sticks etc.) die betrekking kunnen hebben op aanvragen bij de IND op wie de verdenking betrekking heeft.
  • Alle overige bescheiden en (digitale) correspondentie met de betrokken administratiekantoren en vreemdelingen die inzicht geven in de betrokkenheid van de verdachte [klager] met betrekking tot de genoemde strafbare feiten.
  • Bewijzen van betalingen voor geleverde diensten in 11 aanvragen.
In de vordering heeft de officier van justitie verzocht het beslagregime zeer uitzonderlijke omstandigheden’ van toepassing te verklaren tijdens de doorzoeking op grond waarvan het verschoningsrecht van klager dient te wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Deze gegevens kunnen niet op een andere -minder ingrijpende- wijze worden verkregen.
Bij beschikking van 29 september 2021 heeft de rechter-commissaris in deze zaak het regime van de zeer uitzonderlijke omstandigheden van toepassing verklaard.
Op 30 september 2021 heeft de doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij waren tevens aanwezig mr. J.I.M.G. Jahae en mr. B.C. Swier namens de Deken.
De dossiers van 11 personen zijn uit het digitale systeem geselecteerd, waarna deze dossiers op een USB-stick zijn gekopieerd. Van die kopie is een image gemaakt op een andere USB-stick, als back-up. Beide USB-sticks zijn door de rechter-commissaris meegenomen naar het kabinet om aldaar te worden bewaard. Tevens zijn aan de hand van de verdenking 4 fysieke dossiers door de rechter-commissaris geselecteerd en in beslag genomen. Ten slotte zijn in de mailaccount van klager zoekslagen gemaakt en mails gekopieerd, welke mails op dezelfde USB-stick zijn gezet als de dossiers uit het digitale systeem. Ook hiervan is een image gemaakt en op dezelfde USB-stick gezet waarop de image van digitale dossiers zijn gezet. Alle bovengenoemde fysieke dossiers en USB-sticks worden op het kabinet van de rechtbank Amsterdam bewaard in afwachting van een eventuele beklagprocedure in de zin van artikel 98 lid 4 Sv, zoals die thans aan de orde is.

2.Procesgang

Tegen voornoemde beslissing van de rechter-commissaris van 29 september 2021 heeft klager op 13 oktober 2021 zijn klaagschrift ingediend.
Op 7 december 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Op 10 december 2021 heeft de rechtbank klager, de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie in besloten raadkamer gehoord.
Op 24 december 2021 heeft de rechtbank bij tussenbeschikking besloten het onderzoek in raadkamer te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen.
Op 28 januari 2022 (klager) en 4 februari 2022 (Openbaar Ministerie) hebben partijen naar aanleiding van de tussenbeschikking op verzoek van de rechtbank op elkaars standpunten gereageerd.
Op 10 maart 2022 heeft professor Groenendijk het standpunt van het Openbaar Ministerie van commentaar voorzien.
Op respectievelijk 15 maart 2022 (klager) en 18 maart 2022 (Openbaar Ministerie) hebben partijen over en weer nogmaals op elkaars standpunten gereageerd.
Op 7 april 2022 heeft de rechtbank klager, de raadslieden Fuchs en Neelis en het Openbaar Ministerie in besloten raadkamer gehoord.

3.De beoordeling

De rechtbank verwijst wat betreft het standpunt van klager, het standpunt van het Openbaar Ministerie en het toetsingskader naar haar tussenbeschikking van 24 december 2021 (de rubrieken 3, 4 en 5). De inhoud daarvan geldt als hier herhaald en ingelast.
De rechtbank kwam in haar tussenbeschikking tot de conclusie dat het begrijpelijk was dat de destijds bestaande verdenking voor de rechter-commissaris voldoende was om tot het oordeel te komen dat ten aanzien van de in beslag genomen goederen ’zeer uitzonderlijke omstandigheden’ van toepassing waren, maar achtte zich onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen op de vraag of de bestaande verdenking voldoende was om de inbreuk van het verschoningsrecht te rechtvaardigen.
Naar aanleiding van de nader toegelichte standpunten van partijen, beantwoordt de rechtbank deze vraag thans ontkennend.
In het licht van hetgeen door klager is aangevoerd omtrent zijn wijze van praktijkvoering, en de uitgebreide toelichting van professor Groeneveld daarop, is de rechtbank van oordeel dat
thans niet langer sprake is van een redelijke verdenking van door klager begane ernstige strafbare feiten die een inbreuk op het verschoningsrecht rechtvaardigen. Klager maakt in zijn praktijk als vreemdelingenadvocaat gebruik van de hem wettelijk ter beschikking staande mogelijkheden in de rechtsbijstand aan zijn cliënten, met gevolgen die mogelijk als onwenselijk of onwelgevallig door het Openbaar Ministerie en/of de IND worden beschouwd. Onwenselijke of onwelgevallige gevolgen leveren zonder meer echter nog geen onrechtmatigheid op. Maar ook als er aan die rechtsbijstand gebreken zouden kleven, is de rechtbank van oordeel dat die gebreken bij de huidige stand van zaken niet zodanig zijn dat deze een inbreuk op het verschoningsrecht (nog langer) kunnen rechtvaardigen.

4.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
gegronden gelast de teruggave aan klager van de in beslag genomen goederen te weten de fysieke dossiers en de gegevensdragers/USB sticks.
Deze beslissing is op 21 april 2022 in raadkamer gegeven door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mr. R.A. Overbosch en mr. C.P.E. Meewisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier.
De jongste rechter is buiten staat
de beschikking te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.