ECLI:NL:RBAMS:2022:8585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-730003-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Amsterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en wapenbezit. De rechtbank heeft na het onderzoek ter terechtzitting, waar de officier van justitie mr. E.B. Smit en de verdediging onder leiding van mr. P. Figge hun standpunten naar voren brachten, de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij de vrijheidsberoving van [persoon 1] en haar kinderen. De omstandigheden die in het dossier waren aangetroffen, zoals DNA-sporen en foto's van geldbedragen op de telefoon van de verdachte, waren niet voldoende om opzet aan te tonen.

Wat betreft het wapenbezit, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, die op 2 januari 2020 in de auto van de verdachte werden aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die langer had geduurd dan de wettelijke termijn van twee jaar. De rechtbank verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit dat hen schade had berokkend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-730003-20 (Promis)
Datum uitspraak: 7 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.B. Smit en van wat verdachte en zijn advocaat mr. P. Figge naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] en van wat hun advocaat mr. N. Hoogenboom naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak meteen mondeling uitspraak gedaan.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van:
(medeplichtigheid aan) samen met anderen wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden van [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) en haar kinderen, in de periode van 31 december 2019 tot en met 1 januari 2020 in Amsterdam en/of Almere;
bezit van twee vuurwapens en munitie aangetroffen op [adres 2] te Almere en in de auto van verdachte, samen met een ander, in de periode van 31 december 2019 tot en met 2 januari te Amsterdam en/of Almere.
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vraagt de rechtbank verdachte vrij te spreken van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het bezit van het wapen en de munitie op [adres 2] . Van het wapen en de munitie in de auto van verdachte kan worden bewezen dat hij ze voorhanden heeft gehad.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ook de verdediging vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het bezit van het wapen en de munitie op [adres 2] .
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1)
De rechtbank vindt net als de officier van justitie en de verdediging niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplichtigheid aan) wederrechtelijke vrijheidsberoving en spreekt verdachte daarvan vrij.
In de zaken van medeverdachten [1] heeft de rechtbank bewezen verklaard dat [persoon 1] en haar kinderen door meerdere personen wederrechtelijk van haar vrijheid zijn beroofd en beroofd zijn gehouden. Uit het dossier kunnen een aantal verdachte omstandigheden worden afgeleid: Verdachte is in de woning geweest waar [persoon 1] op dat moment vast werd gehouden, er zou DNA van [persoon 1] op het wapen zitten dat bij verdachte is aangetroffen en op zijn telefoon stonden foto’s van grote geldbedragen. Maar deze omstandigheden zijn onvoldoende om vast te stellen dat verdachte betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en daar ook opzet op heeft gehad.
3.3.2
Vuurwapenbezit (feit 2)
De rechtbank vindt op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte het wapen en de munitie die hij in de auto bij zich had, voorhanden heeft gehad. De rechtbank vindt niet bewezen dat hij dat wapen met iemand anders voorhanden heeft gehad, dus van medeplegen wordt hij vrijgesproken. De rechtbank vindt net als de officier van justitie en de advocaat bezit van het andere wapen en de munitie niet bewezen. Het dossier geeft onvoldoende aanknopingspunten voor betrokkenheid van verdachte bij dat wapen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
op 2 januari 2020 te Amsterdam (aangetroffen in de auto van verdachte [verdachte] ) een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Glock, model: 19 gen 4, kaliber: 9x19 mm) en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen (kaliber 9mm Luger (synoniem 9x19 mm), volmantel rondneus) voorhanden heeft gehad.

5.Strafoplegging

5.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Het milieu waarin verdachte zich bevond moet niet worden onderschat. Het voorhanden hebben van een vuurwapen – dat binnen handbereik lag van verdachte – zorgt voor onveiligheid en gevaar in de samenleving.
5.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Verdachte heeft destijds het wapen in ontvangst genomen ter bescherming van zichzelf en zijn broer. Hij beseft dat dit niet de juiste manier was. De situatie van verdachte is nu anders dan tweeënhalfjaar geleden. Hij heeft een gezin en distantieert zich van anderen die met verkeerde dingen bezig zijn.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals daarvan bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wapenbezit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de afspraken over strafoplegging die de rechtbanken onderling hebben gemaakt. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden.
De rechtbank weegt strafverminderend mee dat de zaak van langer geleden is. De veroordeling is voor een delict in januari 2020. De uitspraken in de zaken van de medeverdachten zijn in december 2020 gedaan. Omdat de behandeling van de zaak van verdachte langer geduurd heeft kan de rechtbank op het strafblad van verdachte zien dat hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte 2,5 jaar na het delict nog terug gaat naar de gevangenis. Om voldoende uitdrukking te geven aan de ernst van het wapenbezit legt de rechtbank verdachte de maximale taakstraf op.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Het heeft namelijk te lang geduurd voordat er uitspraak wordt gedaan in deze zaak. In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar tot een afronding komen. De redelijke termijn is begonnen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld. Vanaf dat moment kon verdachte ervan uitgaan dat hij zou worden vervolgd. Dat was op 3 januari 2020. De zaak had dus in beginsel uiterlijk twee jaar later, op 3 januari 2022, afgerond moeten zijn met een eindvonnis van de rechtbank. De rechtbank doet pas op 7 juli 2022 uitspraak. Dit betekent dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van een halfjaar. De rechtbank heeft (onder andere) hiermee rekening gehouden door geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van drie maanden. Daarvan wordt de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten afgetrokken, zodat hij niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een taakstraf van 240 uur op.

6.Beslag

Onder verdachte is € 30,-, een IPhone 7 plus, munitie en een pistool inbeslaggenomen.
Het geld moet teruggegeven worden aan verdachte. Het pistool en de munitie worden onttrokken aan het verkeer, omdat verdachte voor het bezit hiervan veroordeeld wordt en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank is verder van oordeel dat de IPhone 7 plus moet worden bewaard voor de rechthebbende nu de rechtbank op basis van het procesdossier niet kan vaststellen wie de rechthebbende is.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] hebben alle drie een vordering ingediend die ziet op schade veroorzaakt door de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1). Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken worden de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Beslag:
Gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 30,- (goednummer 5864115);
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: IPhone 7 plus (goednummer 5861593);
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 5 STK munitie (goednummer 5861346);
  • 1.00 STK Pistool Glock (goednummer 5861345).
Vorderingen benadeelde partijen:
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mr. P.P.C.M. Waarts en mr. E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2022.
[…]
[…]

1.[…]

Voetnoten

1.Waaronder de zaak tegen [persoon 4] , de broer van verdachte, ECLI:NL:RBAMS:2020:6226.