Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een asielzoeker, aangeduid als [eiser], en de Gemeente Amsterdam. De eiser, afkomstig uit Nepal, verblijft in een LVV-opvanglocatie en heeft een vordering ingesteld om de executie van een eerder vonnis van 30 november 2021 te schorsen. Dit vonnis verplichtte hem om de opvanglocatie te ontruimen. De eiser stelt dat er sinds het vonnis veel is veranderd en dat de executie misbruik van recht oplevert, vooral gezien zijn medische situatie en de beschikbaarheid van opvang in Amsterdam.
De Gemeente heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen grond is voor schorsing van de executie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de medische situatie van de eiser niet is veranderd sinds het eerdere vonnis en dat er geen nieuwe feiten zijn die een noodtoestand rechtvaardigen. De rechter heeft geoordeeld dat de Gemeente voldoende heeft aangetoond dat er opvang beschikbaar is, zowel in Ter Apel als in winteropvanglocaties. De vordering van de eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een schorsing van de executie kan plaatsvinden, met name in het licht van de Ritzen/Hoekstra-maatstaf, die vereist dat er sprake moet zijn van misbruik van bevoegdheid of een noodtoestand voor de geëxecuteerde. De rechter heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie sinds het eerdere vonnis is verslechterd, en dat de Gemeente niet in gebreke is gebleven in haar zorgplicht.