ECLI:NL:RBAMS:2022:8545

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
C/13/725489 / KG ZA 22-963
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van LVV-locatie met betrekking tot asielzoeker met medische problematiek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een asielzoeker, aangeduid als [eiser], en de Gemeente Amsterdam. De eiser, afkomstig uit Nepal, verblijft in een LVV-opvanglocatie en heeft een vordering ingesteld om de executie van een eerder vonnis van 30 november 2021 te schorsen. Dit vonnis verplichtte hem om de opvanglocatie te ontruimen. De eiser stelt dat er sinds het vonnis veel is veranderd en dat de executie misbruik van recht oplevert, vooral gezien zijn medische situatie en de beschikbaarheid van opvang in Amsterdam.

De Gemeente heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen grond is voor schorsing van de executie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de medische situatie van de eiser niet is veranderd sinds het eerdere vonnis en dat er geen nieuwe feiten zijn die een noodtoestand rechtvaardigen. De rechter heeft geoordeeld dat de Gemeente voldoende heeft aangetoond dat er opvang beschikbaar is, zowel in Ter Apel als in winteropvanglocaties. De vordering van de eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een schorsing van de executie kan plaatsvinden, met name in het licht van de Ritzen/Hoekstra-maatstaf, die vereist dat er sprake moet zijn van misbruik van bevoegdheid of een noodtoestand voor de geëxecuteerde. De rechter heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie sinds het eerdere vonnis is verslechterd, en dat de Gemeente niet in gebreke is gebleven in haar zorgplicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/725489 / KG ZA 22-963 EAM/TF
Vonnis in kort geding van 16 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 18 november 2022,
advocaat mr. W.G. Fischer te Assen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.C. Horrevorts te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 2 december 2022 heeft [eiser] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De Gemeente heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en de Gemeente eveneens een pleitnota.
Ter zitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de kant van [eiser] : [eiser] met mr. Fischer
aan de kant van de Gemeente: [naam] (projectleider LVV) met mr. Horrevorts.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] komt uit Nepal. Hij is in 2004 naar Nederland gekomen en heeft bij herhaling asiel aangevraagd. Die aanvragen zijn afgewezen. [eiser] verblijft momenteel in een zogenoemde LVV-opvanglocatie aan de [verblijfplaats] .
2.2.
De LVV-locaties (LVV staat voor Landelijke Voorziening Vreemdeling) zijn in het leven geroepen op basis van een overeenkomst in 2018 tussen een aantal gemeenten met het Rijk op grond waarvan pilots plaatsvinden voor de realisatie van voorzieningen om een oplossing te vinden voor migranten zonder recht op verblijf of rijksopvang.
2.3.
Op 2 april 2019 is het Convenant Pilot-LVV in de gemeente Amsterdam ondertekend en op 1 juli 2019 is de pilot van start gegaan. Het beleid met betrekking tot de LVV is uitgewerkt in verschillende documenten. Doel van het beleid is om te komen tot een bestendige oplossing, zijnde (1) rechtmatig verblijf in Nederland, (2) waar mogelijk vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst of (3) doormigratie. Op basis van een programma dient de betrokkene samen met zijn of haar casemanager een perspectiefplan op te stellen met afspraken over de beoogde bestendige oplossing en daarbij behorende begeleiding en afspraken. Het traject eindigt in ieder geval na 1,5 jaar en wordt voortijdig beëindigd wanneer betrokkene onvoldoende medewerking verleent aan het bereiken van de beoogde oplossing.
Alle deelnemers aan het programma worden besproken in het Lokaal Samenwerkingsoverleg (LSO). De afgevaardigde van de Gemeente is belast met beslissingen tot beëindiging van de opvang.
2.4.
[eiser] is op 13 augustus 2019 officieel toegelaten tot de LVV-locatie aan de Pieter Aertszstraat. Voor zijn toelating heeft [eiser] een verklaring ondertekend, waarmee hij instemt met de voorwaarden voor de opvang, zoals dat die voortijdig wordt beëindigd bij onvoldoende meewerken.
2.5.
[eiser] is op de datum van zijn toelating tot de locatie meteen doorverwezen naar de toekomst oriëntatie van terugkeerorganisatie Vluchtelingenwerk “Met opgeheven hoofd”. De beoogde bestendige oplossing bestaat voor [eiser] uit terugkeer naar Nepal. Vanwege het moeizame verloop ervan is het traject herhaaldelijk verlengd. In een rapport van 23 september 2020, dat in het LSO is besproken, staat over de medische situatie van [eiser] – samengevat – dat er op dit moment geen grote of ernstige problemen zijn en dat [eiser] inmiddels de 50 is gepasseerd en in het verleden veel alcohol heeft gedronken en dat over het functioneren van zijn lever geen recente medische gegevens bekend zijn. Verder staat in het rapport dat de Gemeente steeds hogere voorwaarden stelt aan terugkeer.
2.6.
[eiser] is een zogenoemd aanbod bij terugkeer gedaan, dat door hem niet is geaccepteerd. Het LSO heeft op 26 januari 2021 de Gemeente geadviseerd om de opvang in de LVV te beëindigen, welk advies is opgevolgd.
2.7.
Op 11 februari 2021 is aan [eiser] het LVV-beëindigingsformulier uitgereikt, op grond waarvan hij de opvang uiterlijk 25 februari 2021 moest verlaten. Op 23 juli 2021 is hij gesommeerd de locatie uiterlijk 15 augustus 2021 te verlaten en is hij geïnformeerd dat hij zich in Ter Apel kan melden. [eiser] heeft niet aan deze sommaties voldaan.
2.8.
De Gemeente is een kortgedingprocedure gestart en heeft gevorderd [eiser] te veroordelen de opvanglocatie te ontruimen. Bij vonnis van 30 november 2021 van deze voorzieningenrechter is de vordering toegewezen en is [eiser] veroordeeld de LVV-locatie binnen drie dagen te ontruimen. In het de beoordeling staat, voor zover van belang, het volgende:
“4.3 De aan de gemeente gegeven opdracht, in een eerdere, bestuursrechtelijke procedure, om de medische situatie van [eiser] in kaart te laten brengen, kan hem in dit civiele kort geding niet baten. Die opdracht was gegeven omdat de gemeente een besluit in de zin van de Awb had gebaseerd op een medisch deskundigenadvies waarvan de gemeente zich niet had vergewist of dat zorgvuldig tot stand was gekomen, deugdelijk was gemotiveerd en naar inhoud inzichtelijk en consistent was. In geval van een besluit in de zin van de Awb moet het bestuursorgaan toetsen of aan die vereisten is voldaan. De beslissing om de opvang in de LVV te beëindigen, is echter niet een besluit in de zin van de Awb. Het verweer dat de gemeente heeft toegezegd dat zij haar feitelijk handelen schriftelijk zal bevestigen, zodat er een besluit ligt waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, gaat niet op. Een dergelijke toezegging is wel gedaan in een brief van de gemeente van 22 mei 2019, maar zag op een andere situatie, namelijk het geval dat de opvang van [eiser] in de Daalburgh (een andere opvanglocatie waar hij in het verleden heeft verbleven) zou worden beëindigd binnen één jaar na het verzenden van de brief.
Overigens heeft [eiser] in dit kort geding ook niet gesteld dat gezondheidsklachten in de weg zouden staan aan zijn ontruiming. Van het bestaan van acute of ernstige gezondheidsklachten blijkt ook niet uit de rapportage”.
2.9.
[eiser] is niet in hoger beroep gegaan van dit vonnis.
2.10.
Medio december 2021 heeft de Gemeente besloten om vanwege de lockdown in verband met Corona geen ontruimingen uit te voeren. Vervolgens is op 16 februari 2022 door de gemeenteraad een motie aangenomen, die inhield dat geen personen uit de LVV-opvang mochten worden ontruimd totdat een nieuw coalitieakkoord zou zijn gesloten.
2.11.
Op 7 februari 2022 is namens [eiser] bij de Regiegroep Ongedocumenteerden Amsterdam (hierna: de Regiegroep) een verzoek tot een schrijnendheids- en kwetsbaarheidstoets gedaan om in aanmerking te komen voor een uitzonderingsbed voor ongedocumenteerde personen, onder andere omdat het onthouden van onderdak tot een schrijnende situatie voor hem zal leiden vanwege alcoholverslavingsproblematiek en de (lichamelijke) consequenties daarvan. Nadat er enige onduidelijkheid heeft bestaan over wie een dergelijk verzoek beoordeelt, heeft de Regiegroep kenbaar gemaakt dat zij de Gemeente adviseert over toelating tot uitzonderingsbedden binnen het programma ongedocumenteerden.
2.12.
In een brief van 7 april 2022 heeft de advocaat van [eiser] het college van B&W van de Gemeente verzocht om te beoordelen of [eiser] in aanmerking komt voor een uitzonderingsbed. In een brief van 25 april 2022 heeft de Gemeente hierop geantwoord dat [eiser] zich daarvoor moet melden bij het Amsterdams Centrum voor Ongedocumenteerden Amsterdam (ACO), dat eerst zal beoordelen of [eiser] in aanmerking komt voor een uitzonderingsbed. Verder staat in deze brief dat als [eiser] hiervoor in aanmerking komt, er een screening door de GGD volgt en dat de meest kwetsbare dakloze ongedocumenteerden tijdelijk kunnen worden opgevangen op een adres aan de [locatie] en dat aanmelding loopt via de afdeling Vangnet van GGD Amsterdam.
2.13.
Op 11 oktober 2022 heeft het college van B&W van de Gemeente besloten dat de ontruimingen weer mogen worden opgestart.
2.14.
Bij e-mail van 1 november 2022 heeft de Regiegroep aan de advocaat van [eiser] , voor zover van belang, meegedeeld:
“Op 7 april 2022 heeft u een aanvraag uitzonderingsbed ingediend namens de heer [eiser] , (…). De behandeling van uitzonderingsbedverzoeken was destijds bevroren vanwege de motie. Het is ons bekend dat er een vonnis ligt van 30 november 2021 voor ontruiming uit de opvang van ongedocumenteerden. In het kort geding van 16 november 2021 is niet gesteld dat gezondheidsklachten in de weg zouden staan aan zijn ontruiming of dat er sprake is van acute of ernstige gezondheidsklachten. Hierop is het verzoek tot uitzonderingsbed van dhr. [eiser] afgewezen.”
2.15.
Bij exploot van 8 november 2022 heeft de Gemeente de ontruiming aangezegd per 12 december 2022.
2.16.
Op 9 november 2022 heeft [eiser] een bezwaarschrift ingediend bij de Gemeente en onder andere gesteld dat het ingenomen standpunt dat er geen grond is voor een beoordeling niet rijmt met dat de Gemeente een deugdelijke medische onderbouwing dient te geven.
2.17.
Bij brief van 16 november 2022 heeft de Gemeente aan [eiser] verzocht de LVV-opvang op uiterlijk 5 december te verlaten en meegedeeld dat hij zich daarna dient te melden bij de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel. Verder staat in de brief dat er vanaf 1 december 2022 tot 1 april 2023 winteropvang is in Amsterdam en dat ongedocumenteerden die recentelijk zijn uitgestroomd uit de LVV Amsterdam worden toegelaten voor de periode van 4 maanden. Tot slot is vermeld dat als de winteropvang sluit op 1 april 2023 er geen alternatieve opvang in Amsterdam is.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verbod om het vonnis van 30 november 2021 te executeren.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat vanaf het vonnis van
30 november 2021 en 8 november 2022, de datum waarop de ontruiming is aangezegd bijna een jaar is verstreken. In die tijd is er veel gebeurd. De executie van het vonnis levert misbruik van recht op. In Amsterdam geldt namelijk de regel dat gedurende de wintermaanden niemand buiten hoeft te slapen. Maar bovenal geldt dat voor mensen met medische problematiek een uitzonderingsbed beschikbaar is. Als iemand een verzoek doet om daarvoor in aanmerking te komen, dient voorafgaand aan de ontruiming een medische toets te worden uitgevoerd.
Op 7 februari 2022 is voor [eiser] een uitzonderingsbed aangevraagd. In feite is daarover geen besluit genomen. De Regiegroep heeft op 1 november 2022 alleen beslist dat het verzoek niet zal worden beoordeeld. Dit terwijl er wel degelijk medische argumenten zijn aangevoerd, die vóór datum ontruiming moeten worden beoordeeld. De Gemeente is gehouden medisch advies in te winnen bij de GGD en op grond daarvan een besluit te nemen. De GGD dient een gemotiveerd advies te geven en de Gemeente moet zich ervan vergewissen dat de totstandkoming van dit advies zorgvuldig is. Over de vraag of de Gemeente heeft verzuimd op het verzoek te beslissen is een zaak aanhangig die op 16 januari 2023 ter zitting wordt behandeld. Het is op z’n minst redelijk als de uitslag van die procedure wordt afgewacht. Het vonnis van 30 november 2021 executeren zonder dat vooraf de aanspraak op een uitzonderingsbed zorgvuldig is beoordeeld levert misbruik van bevoegdheid op.
Tot slot geldt dat opvang in Ter Apel niet beschikbaar is.
3.3.
De Gemeente voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat tegen het vonnis van 30 november 2021 geen rechtsmiddel meer open staat en de strengere maatstaf van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 (Ritzen/Hoekstra) van toepassing is. Dit betekent dat er dus slechts grond voor schorsing bestaat in geval tenuitvoerlegging van het vonnis misbruik van bevoegdheid oplevert (art. 3:13 BW).
Daarvan kan sprake zijn in geval van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis, dan wel indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
4.2.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de Gemeente dat op grond van deze maatstaf voor schorsing van de executie van het vonnis geen grond bestaat.
[eiser] stelt – kort gezegd – dat de Gemeente gehouden is vóór de ontruiming te onderzoeken of hij op grond van zijn medische situatie nog in aanmerking komt voor een uitzonderingsbed. Voorop staat dat het in het vonnis van 30 november 2021 ging om de vraag of [eiser] de opvang in de LVV moet verlaten en niet om de vraag of hij in aanmerking komt voor een uitzonderingsbed. Het verzoek om een uitzonderingsbed is als een laatste strohalm pas later ingediend. Echter zowel in het eerste kort geding als in deze procedure heeft [eiser] gesteld dat zijn medische situatie rechtvaardigt dat hij in een opvanglocatie in Amsterdam wordt opgevangen. In dit kort geding is echter op geen enkele wijze aangetoond, dan wel een aanwijzing gegeven dat er sinds het vonnis van 30 november 2021 iets in de medische situatie van [eiser] is gewijzigd, waardoor hij thans voor specifieke opvang zoals een uitzonderingsbed in aanmerking komt, dan wel op z’n minst een procedure over de besluitvorming daaromtrent mag afwachten.
Dat [eiser] heeft gekampt met verslavingsproblematiek en daarvan lichamelijke gevolgen ondervindt, is al in het eerste kort geding gewogen en destijds niet als doorslaggevend aangemerkt om de ontruiming te voorkomen. Ter zitting heeft de projectleider LVV verklaard dat de GGD alleen nieuw onderzoek doet als er signalen zijn dat de medische situatie is veranderd en dat in geval van [eiser] dat kennelijk niet door de hulpverlening is gesignaleerd. Dat sprake is van een nieuw feit of omstandigheid die klaarblijkelijk tot een noodtoestand leidt, kan in deze zaak dan ook niet worden vastgesteld.
4.3.
De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. Dat er geen opvang in Ter Apel voor [eiser] beschikbaar is en hij in de winter op straat komt te staan, is voor de schorsingsvraag niet meer van belang. De Gemeente heeft genoegzaam aangetoond dat zowel in Ter Apel (voor instromers die willen meewerken aan terugkeer) als in de winteropvangen bedden beschikbaar zijn. [eiser] heeft ter zitting deze argumenten dan ook laten varen.
4.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: GHF