In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen de beslissing van de griffier om griffierechten te heffen. Mr. Aldert Coenraad van der Bent heeft namens verzoeker 1 verzet aangetekend tegen een griffierecht van € 1.301,--, terwijl mr. Kirsten Lenssen namens verzoeker 2 B.V. verzet heeft aangetekend tegen een griffierecht van € 2.837,--. Beide verzoekschriften zijn ingediend op respectievelijk 22 en 23 juni 2022 en zijn geregistreerd onder de nummers C/13/719051 / HA RK 22-179 en C/13/719153 / HA RK 22-181. De griffierechten zijn geheven in verband met een kort geding dat door verzoeker 1 tegen verzoeker 2 B.V. was aangespannen, waarbij de waarde van de vordering niet meer dan € 100.000,00 bedroeg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de griffierechten heeft geheven op basis van de waarde van de vordering, en dat het niet van belang is of de hoogte van de vordering daadwerkelijk komt vast te staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet van beide verzoekers ongegrond is, omdat de hoogte van het griffierecht is gerelateerd aan het financiële belang van de zaak, ongeacht de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft de beslissing van de griffier bevestigd en het verzet ongegrond verklaard.