ECLI:NL:RBAMS:2022:8457

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13.751501-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kalisz, Polen, op 17 juni 2014. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1973, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De procesgang begon op 31 juli 2015, waar de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Urcun, en een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek werd geschorst om de opgeëiste persoon de kans te geven bewijs te leveren van zijn arbeid in Nederland tussen 2010 en 2015. Na verschillende zittingen en een tussenuitspraak op 18 september 2015, waarbij het onderzoek werd heropend, werd de behandeling van de vordering hervat op 21 december 2022. De officier van justitie verzocht de rechtbank om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank heeft dit verzoek gevolgd en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering van 16 juni 2015. Tevens werd het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751501-15
RK nummer: 15/4101
Datum uitspraak: 21 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 juni 2015 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2014 door
the Regional Court in Kalisz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 juli 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Op 31 juli 2015 is het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd teneinde de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen door middel van stukken, bij voorkeur door middel van jaaropgaven, te onderbouwen dat hij in de periode van medio 2010-2015 reële en daadwerkelijke arbeid in Nederland heeft verricht.
Het onderzoek is voortgezet op 4 september 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman. De opgeëiste persoon was ter zitting niet verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 18 september 2015 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst teneinde het antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie op prejudiciële vragen gesteld bij tussenuitspraak in een andere zaak van 12 december 2014 [1] af te wachten.
De behandeling van de vordering is vervolgens hervat op de openbare zitting van 21 december 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon en zijn raadsman zijn niet verschenen.

2.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat het EAB is ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovenvermeld standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering van 16 juni 2015 tot het in behandeling nemen van het EAB;
HEFT OPhet - geschorste - bevel overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.