ECLI:NL:RBAMS:2014:9679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
-13-751068-13 RK 14-521
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de overlevering van een Poolse verdachte in verband met een vrijheidsstraf

In deze tussenuitspraken van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 december 2014, wordt het overleveringsverzoek van Polen behandeld. Dit verzoek betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar, opgelegd aan de opgeëiste persoon door het District Court in Poznań. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de officier van justitie de gelegenheid te geven om toelichting te geven op de beletselen die er zijn voor de overname van de tenuitvoerlegging van de straf. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de overname niet mogelijk is, wat aanleiding geeft tot verdere vragen en een mogelijke prejudiciële procedure bij het Europese Hof van Justitie. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de relevante documenten, waaronder het Europees aanhoudingsbevel (EAB), zijn in het dossier opgenomen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst voor onbepaalde tijd, zodat de officier van justitie vragen kan stellen aan de Poolse autoriteiten over de aangetroffen stof amfetaminesulfaat en de opzet van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen schriftelijk moeten reageren op vooraf gestelde vragen voor de nadere zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751068-13
RK nummer: 14/521
Datum uitspraak: 12 december 2014
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 januari 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2013 door the Regional Court in Poznan (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979 ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 maart 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Al Mansouri.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Namens de opgeëiste persoon is onder meer aangevoerd dat uit het EAB niet blijkt van het opzettelijk voorhanden hebben van de stof amfetaminesulfaat. De opgeëiste persoon heeft de opzet ontkend. Bovendien is niet duidelijk of amfetaminesulfaat een stof is die op lijst I of lijst II van de Opiumwet voorkomt. Wetenschap hieromtrent is van belang voor de beslissing op het overleveringsverzoek.
Daarnaast heeft de opgeëiste persoon een beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel 6 lid 5 OLW en in verband daarmee stukken aan de rechtbank overgelegd die volgens de officier van justitie op dit moment onvoldoende zijn om een rechtmatig, ononderbroken verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland gedurende tenminste vijf jaar aan te tonen.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Poolse autoriteit vragen te stellen over de bij de opgeëiste persoon aangetroffen stof en over de opzet op het aanwezig hebben van die stof.
Daarbij heeft de rechtbank meegedeeld dat de verdediging in de periode dat de behandeling van de zaak is geschorst, kan aanwenden om stukken met betrekking tot het onafgebroken rechtmatige verblijf in Nederland in het geding te brengen.
Aan het dossier is inmiddels het volgende toegevoegd:
  • Een brief van 23 september 2014 van het IRC Amsterdam aan de Regional Court in Poznań waarin de in het proces-verbaal geformuleerde vragen met betrekking tot de aangetroffen stof amfetaminesulfaat worden voorgelegd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
  • Twee brieven van respectievelijk 2 juni 2014 en 26 september 2014, afkomstig van the 3rd Criminal Department of the Regional Court in Poznań.
De brief van 2 juni 2014 vraagt naar de voortgang van de behandeling van het EAB.
De brief van 26 september 2014 is een antwoord op de brief van het IRC.
- Een brief van 24 november 2014 van de raadsman van de opgeëiste persoon met tien producties als nadere onderbouwing van zijn standpunt in het kader van artikel 6, vijfde lid, OLW.
Met instemming van de officier van justitie mr. R. Vorrink, de opgeëiste persoon en diens raadsman heeft de rechtbank op 28 november 2014 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 25 maart 2014.
De opgeëiste persoon is opnieuw bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon opnieuw onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van the District Court in Poznań van
5 februari 2007, met nummer XXV K 47/07.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog elf maanden en twintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.

4.Heropening van het onderzoek

De officier van justitie heeft onder andere aangevoerd dat overname van de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde straf niet mogelijk is.
Het onderzoek is op dit punt onvolledig gebleken.
De rechtbank zal dan ook het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen op een nadere zitting een toelichting te geven op de beletselen die er in haar ogen zijn om de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde straf over te nemen.
De rechtbank overweegt om, gelet op hetgeen op de zitting aan standpunten reeds is gewisseld, prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie. Op de nadere zitting waarop de officier van justitie haar hiervoor bedoelde toelichting kan geven zal ook dit punt aan de orde kunnen komen.
Partijen dienen er rekening mee te houden dat hen voor de nadere zitting zal worden verzocht schriftelijk te reageren op vooraf door de rechtbank schriftelijk gestelde vragen en aangereikte aandachtspunten.

5.Beslissing

Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen op een nadere zitting een toelichting te geven op de beletselen die er in haar ogen zijn om de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde straf over te nemen.
Beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
Beveelt de oproeping van een tolk in de Poolse taal.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2014.
De jongste rechter is buiten staat deze tussenuitspraak mede te ondertekenen.