ECLI:NL:RBAMS:2022:824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
13/201833-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 4 jaar gevangenisstraf voor bezit van 18 kilo cocaïne en (medeplegen) van witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in en bezit van cocaïne, alsook van witwassen. De verdachte werd beschuldigd van het bezit van 50 kilogram cocaïne en het witwassen van € 848.700, een Rolex en meerdere voertuigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 3 november 2021, 27 januari 2022 en 17 februari 2022. De officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, hun verweren hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op heterdaad is aangehouden, wat de rechtmatigheid van de aanhouding bevestigt. De verdediging voerde aan dat er sprake was van ernstige vormverzuimen, waaronder de onrechtmatige aanhouding en het ontbreken van toestemming voor het doorzoeken van de telefoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde echter dat de aanhouding rechtmatig was en dat de vormverzuimen niet tot bewijsuitsluiting leidden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 18 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad en dat hij betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, voor zijn rol in de drugshandel en het witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/201833-21 (Promis)
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 november 2021, 27 januari 2022 en 17 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van handel in, dan wel bezit van 50 kilogram cocaïne in de periode van 24 juni 2021 tot en met 26 juli 2021 te [plaatsnaam] en
2. medeplegen van witwassen van € 848.700, een Rolex en meerdere voertuigen in de periode van 20 september 2020 tot en met 26 juli 2021 te [plaatsnaam] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen een bijlage I bij dit vonnis.

3.Formele verweren

3.1.
De verweren van de verdediging
De verdediging heeft drie formele verweren gevoerd. Allereerst heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte niet rechtmatig was. Er wordt in het proces-verbaal gesproken van een heterdaadsituatie, terwijl er op het moment van aanhouden nog geen verdenking bestond tegen verdachte. Medeverdachte [naam medeverdachte] werd weliswaar staande gehouden, maar tegen verdachte bestond nog geen verdenking. Verdachte is buiten heterdaad aangehouden, zonder toestemming van de officier van justitie. De aanhouding zonder verdenking is een onherstelbaar en ernstig vormverzuim, waar verdachte nadeel van heeft ondervonden, namelijk de schending van zijn grondrechten. Omdat na deze aanhouding de rugtas en de telefoon zijn aangetroffen, moeten de onderzoeksbevindingen omtrent deze voorwerpen worden uitgesloten van het bewijs.
Ten tweede voert de verdediging aan dat de telefoon die aan verdachte wordt toegeschreven, is onderzocht zonder toestemming van de rechter-commissaris. Deze toestemming had gelet op het Smartphone-arrest wel gevraagd moeten worden, omdat een uitgebreid onderzoek naar de telefoon heeft plaatsgevonden. Het was voorzienbaar dat dit een zeer ingrijpende inbreuk zou maken op de privacy van de gebruiker van de telefoon. Ook dit is een onherstelbaar en ernstig vormverzuim, dat tot een ernstige privacyschending en daarmee tot nadeel voor verdachte heeft geleid. Verdachte heeft weliswaar niet bevestigd dat (uitsluitend) hij gebruikmaakte van de telefoon, maar dat maakt niet dat dit verweer geen grondslag zou kunnen vinden. Daarom moeten de bevindingen betreffende de telefoon eveneens worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij dit vormverzuim rekening te houden bij het bepalen van de straf.
Ten derde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het onderzoek gestart is op basis van informatie uit een onderzoek naar de “ANOM front store”, waarin zich vormverzuimen hebben voorgedaan.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het eerste verweer moet worden verworpen, omdat verdachte niet onrechtmatig is aangehouden. Er was sprake van een verdenking omtrent [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Deze personen bevonden zich in de woning aan het [adres] te Amsterdam. Rond deze woning vonden observaties plaats. Er wordt gezien dat medeverdachte [naam medeverdachte] uit deze woning komt. Hij wordt gevolgd en op een gegeven moment worden handbewegingen waargenomen waar de rugtas van [naam medeverdachte] bij betrokken zou zijn. Een agent in burger geeft dit door en vervolgens wordt [naam medeverdachte] op grond hiervan staande gehouden. [naam medeverdachte] probeert te vluchten tijdens zijn fouillering en de verbalisanten proberen hem aan te houden. Op dat moment rijdt verdachte, die nog in de taxi zit, op hoge snelheid weg, terwijl de tas die [naam medeverdachte] bij zich had, nog in de taxi staat. Op dat moment is een verdenking ontstaan en daarom is verdachte op heterdaad aangehouden. Voor aanhouding was op dat moment dan ook geen toestemming van de officier van justitie vereist.
Het tweede verweer moet ook worden verworpen, omdat het nadeel dat verdachte van het vormverzuim zou hebben ondervonden, onvoldoende onderbouwd is. Verdachte verklaart immers niet dat de telefoon van hem was, maar vindt tegelijkertijd wel dat zijn privacy geschonden is door het onderzoeken van de telefoon. De toestemming van de officier van justitie of de rechter-commissaris zit niet in het dossier. Ik ga ervan uit dat er een officier van justitie toestemming heeft gegeven voor het onderzoek aan de telefoon, maar ik kan dat niet met zekerheid zeggen. Als het verzoek aan mij zou zijn voorgelegd, zou ik toestemming hebben gegeven voor het onderzoek aan de telefoon. Als de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een vormverzuim, dan is dat niet zo ingrijpend geweest dat bewijsuitsluiting zou moeten volgen. De rechtbank zou dan kunnen volstaan met constatering van het vormverzuim. Op de telefoon stonden namelijk gegevens over taxi’s en over de handel in verdovende middelen, maar geen privacygevoelige gegevens.
Ten slotte moet ook het derde verweer van de verdediging worden verworpen, aangezien het vertrouwensbeginsel geldt ten aanzien van de uit het buitenland ontvangen onderzoeksbevindingen. Daarom is geen sprake is van een schending van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna Sv).
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het eerste verweer overweegt de rechtbank dat verdachte op heterdaad is aangehouden, zodat geen toestemming van de officier van justitie vereist was en er geen sprake is van een vormverzuim. Ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte] bestond de verdenking dat er verdovende middelen in zijn rugtas zaten. Op het moment dat [naam medeverdachte] wordt aangehouden rijdt verdachte met hoge snelheid met zijn taxi met daarin de bewuste rugtas weg, waardoor op dat moment een heterdaadsituatie is ontstaan. Gelet hierop mocht verdachte zonder toestemming van de officier van justitie worden aangehouden. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal waarin de aanhouding geverbaliseerd staat, zodat hiervan mag worden uitgegaan. De rechtbank verwerpt het verweer.
Met betrekking tot het tweede verweer overweegt de rechtbank dat wel sprake is van een vormverzuim. Door alle gegevens op de telefoon te onderzoeken met technische hulpmiddelen, wordt een meer dan beperkte inbreuk gemaakt op de privacy van de gebruiker. Op basis van de geldende jurisprudentie (vgl. het Smartphone-arrest, ECLI:NL:HR:2017:584) had daarvoor toestemming moeten worden verkregen van de officier van justitie. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat toestemming van de rechter-commissaris niet vereist was. Deze toestemming is namelijk alleen vereist als op voorhand voorzienbaar was dat door het uitlezen van de telefoon een zeer ingrijpende inbreuk op de privacy van de gebruiker zou worden gemaakt. Daarvoor is vooral de aard van de gegevens van belang. Hierbij kan gedacht worden aan de gevallen waarin uit het voorafgaand onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het apparaat veelvuldig spreekt over zijn medische situatie en via het apparaat gegevens uitwisselt over zijn medische toestand met derden. Van dergelijke privacygevoelige gegevens is uit het dossier niets gebleken. De toestemming van de officier van justitie was echter wel noodzakelijk, maar uit het dossier volgt niet dat deze gegeven is. Dit betekent dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De ernst van het geschonden belang en het nadeel voor verdachte (een privacy-schending) zijn door de verdediging voldoende naar voren gebracht. Dat verdachte niet verklaart (uitsluitend) gebruik te hebben gemaakt van de telefoon, doet hier niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat geen bewijsuitsluiting of strafvermindering hoeft te volgen, maar zal volstaan met de constatering van het vormverzuim. Bij dit oordeel weegt de rechtbank mee dat de officier van justitie naar voren heeft gebracht dat zij in deze zaak toestemming zou hebben gegeven voor onderzoek aan de telefoon, wanneer haar toestemming gevraagd zou zijn.
Ten slotte zal de rechtbank ook het verweer van de verdediging verwerpen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn gelet op het aannemen van informatie uit het ANOM-onderzoek. Waarom dat onderzoek in onderhavige zaak een vormverzuim op zou leveren, is onvoldoende onderbouwd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het onderzoek 26Eagles is de verdenking gerezen dat het adres [adres] te Amsterdam wordt gebruikt bij de handel in verdovende middelen. Rondom dit adres vinden observaties plaats. In de periode van 23 tot en met 26 juli 2021 wordt gezien dat medeverdachte [naam medeverdachte] de woning binnengaat en weer verlaat. Op 26 juli 2021 komt [naam medeverdachte] de woning binnen met een grijze rugtas en verlaat hij de woning ongeveer een uur later weer met de rugtas. De observerende agenten zien vervolgens dat hij bij een man in de auto stapt en zien diverse handbewegingen. Op grond van deze omstandigheden wordt [naam medeverdachte] staande gehouden terwijl hij in de taxi van verdachte zit. [naam medeverdachte] wordt gefouilleerd, omdat hij geen identiteitsbewijs bij zich heeft en tijdens zijn fouillering rent hij weg. Terwijl de verbalisanten proberen om hem aan te houden, rijdt verdachte op hoge snelheid weg in de taxi, terwijl de rugtas van [naam medeverdachte] nog in de auto staat. Er volgt een achtervolging waarna verdachte wordt aangehouden. In de rugtas wordt € 59.700,00 aangetroffen en 2 blokken die lijken op verdovende middelen. De rugtas bevond zich op dat moment nog in de taxi van verdachte en wordt dan ook onder hem in beslag genomen. In de fouillering van [naam medeverdachte] wordt € 1.738,45 aangetroffen.
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet wist wat er in de tas zat. Iemand heeft hem de opdracht gegeven om de tas van A naar B te brengen, waar hij een vergoeding voor kreeg. Hij heeft niet willen verklaren van wie hij deze opdracht heeft gekregen. Waar de tas heen moest, wist hij nog niet. Verdachte heeft ook ontkend te weten wat er in de tas zat.
Op de telefoon die na de aanhouding van verdachte onder hem in beslag wordt genomen, worden berichten en foto’s aangetroffen waaruit het vermoeden rijst dat verdachte zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen in totaal 40 (18, 15, 5 en 2) kilo cocaïne heeft vervoerd, afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad. De tenlastegelegde 30 kilo kan niet worden bewezen, daarvan moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen € 59,700, € 9.000, € 90.000, € 514.000, € 150.000 en een Rolex heeft witgewassen door deze voorwerpen/bedragen voorhanden te hebben, te verwerven of over te dragen. Dat verdachte ook de in de tenlastelegging genoemde auto’s heeft witgewassen, kan niet worden bewezen. Daarom moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft ontkend dat de tas van hem was en hij had geen wetenschap van wat er in zat. Dat de telefoon waarop foto’s van verdovende middelen zijn aangetroffen van verdachte is, wordt door verdachte niet bevestigd. Dat die foto’s gelijkenissen vertonen met de in de rugtas aangetroffen blokken verdovende middelen, is ook niet voldoende voor het vaststellen van de wetenschap van verdachte. De verdediging betwist ook de stelling van de verbalisanten dat een aantal foto’s op de telefoon waarschijnlijk door die telefoon zijn gemaakt. Ten slotte zijn de blokken uit de rugtas alleen voorlopig getest. Als de rechtbank oordeelt dat de telefoon wel bij verdachte in gebruik is en de rechtbank hieruit zou opmaken dat verdachte cocaïne voorhanden heeft gehad, dan moet de hoeveelheid worden teruggebracht tot 5 blokken.
Dat verdachte de onder feit 2 genoemde bedragen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, kan ook niet worden vastgesteld. Dat deze uit misdrijf afkomstig zijn, kan evenmin worden vastgesteld.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 - cocaïne
In de rugtas die medeverdachte [naam medeverdachte] bij zich had en die vervolgens in de taxi bij verdachte is aangetroffen zijn onder meer twee blokken aangetroffen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de blokken in totaal 2 kilo wogen en cocaïne bevatten. Anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht is naast een voorlopig onderzoeksresultaat namelijk ook een definitief onderzoeksrapport in het dossier aanwezig waaruit dit volgt.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte wist dat er cocaïne in de rugtas zat en hij hier beschikkingsmacht over heeft gehad, zodat verdachte dit voorhanden heeft gehad.
Verdachte is op het moment dat [naam medeverdachte] werd aangehouden, op hoge snelheid weggereden. Op de telefoon die bij verdachte is aangetroffen zijn foto’s gevonden van witte blokken die zeer sterke gelijkenis vertonen met cocaïne en met dezelfde opdruk (“27E”) als de blokken uit de rugtas. Bovendien staan er berichten op de telefoon waarin wordt gesproken over het vervoeren van cocaïne. De rechtbank stelt vast dat verdachte de gebruiker was van deze telefoon op basis van de gegevens die er op staan. Zo staan er een grote hoeveelheid video’s en foto’s van verdachte op de telefoon, staan er enkele afbeeldingen op de telefoon van een door verdachte getekende aangifte van 3 november 2019 en staan er foto’s van de taxi van verdachte op de telefoon. Ook staan er foto’s van een paspoort, rijbewijs, taxichauffeurskaart en een creditcard op naam van verdachte op de telefoon. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte wist dat er cocaïne in de rugtas zat. Door hard weg te rijden met de rugtas nog in de auto, heeft hij ook beschikking gehad over deze rugtas en de inhoud daarvan.
Verdachte en [naam medeverdachte] hebben de cocaïne in de rugtas samen voorhanden gehad, zodat de rechtbank medeplegen bewezen zal verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat ook kan worden bewezen dat verdachte 18 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad tussen 22 en 23 juli 2021. Verdachte stuurt op 22 juli 2021 via Signal een foto van een blok met de opdruk “27E” aan een andere Signal-gebruiker die zich ‘ [naam] ’ noemt. Deze ‘ [naam] ’ vraagt vervolgens aan verdachte of hij kan sturen hoeveel er van elk zijn. Verdachte stuurt vervolgens een foto waarop 13 blokken met de opdruk “27E” te zien zijn met als bijschrift: “13 x die 27 E”. Vervolgens stuurt verdachte nog een foto met 5 blokken waarop geen opdruk te zien is met als bijschrift “deze 5 kan ik niet goed zien”. ‘ [naam] ’ zegt vervolgens dat er iemand komt en dat verdachte hem eentje kan geven van die 27E. Blijkens het dossier hebben de in beslag genomen blokken cocaïne uit de rugtas dezelfde opdruk (“27E”). De rechtbank leidt uit deze berichten in samenhang met de vondst van de 2 kilo cocaïne met dezelfde opdruk vier dagen later, af dat verdachte 18 blokken cocaïne voorhanden heeft gehad. Omdat er 2 blokken in de rugtas in de auto zijn aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte naast de 2 blokken in de rugtas, nog 16 blokken voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat er ook andere handelingen dan het voorhanden hebben, hebben plaatsgevonden met de cocaïne (dat de blokken bijvoorbeeld daadwerkelijk zijn verkocht). Dat verdachte meer kilo’s cocaïne voorhanden heeft gehad, kan op basis van het dossier evenmin worden bewezen. Uit de overige berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte de hoeveelheden verdovende middelen waarover lijkt te worden gesproken, daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. Daarom zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 2 - witwassen
Dat verdachte de € 59.700,- in de rugtas samen met [naam medeverdachte] heeft witgewassen, acht de rechtbank anders dan de officier van justitie niet bewezen. Zoals onder feit 1 is gemotiveerd kan op basis van de foto’s van blokken cocaïne met soortgelijke indruk op zijn telefoon in combinatie met de berichten op zijn telefoon worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de tas. Daaruit volgt echter niet dat verdachte ook heeft geweten van het geld in de tas. De rechtbank ziet hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier en zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen van dit bedrag.
Ook is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde voertuigen heeft witgewassen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde € 90.000,-, € 514.500,-, € 150.000,- en de Rolex die onder hem in beslag is genomen heeft witgewassen. Van de genoemde bedragen kan op basis van de berichten uit de telefoon worden vastgesteld dat verdachte deze tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad. Op 23 juli 2021 stuurt verdachte een bericht waarin hij zegt dat hij die 90k bij zich heeft en dat hij die 90k gaat afgeven aan “zo”. Op 23 en 24 juli wordt in chats besproken dat 517k gegeven moet worden. Na wat berichten over en weer komen de deelnemers aan de chat uiteindelijk op 514.5 uit, waarna verdachte stuurt dat dit klaarligt. Op 25 juli 2021 wordt gevraagd of er 150k ligt. Verdachte zegt later op de dag dat de 150 compleet is. Uit deze berichten, foto’s op de telefoon met grote contante geldbedragen en alle omstandigheden in het dossier maakt de rechtbank op dat het hier daadwerkelijk over geldbedragen gaat. Een feit van algemene bekendheid is dat bij geldbedragen met “k”, het bedrag in duizenden euro’s wordt bedoeld. Verdachte heeft ook geen alternatieve verklaring gegeven voor waar de berichten over gaan.
De rechtbank is van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte ook de genoemde € 9.000,- voorhanden heeft gehad. De berichten die hierover zijn verstuurd, zijn niet eenduidig en kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook ergens anders over gaan. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de geldbedragen en de Rolex afkomstig zijn van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld afkomstig is, kan witwassen bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval het geld van misdrijf afkomstig is. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van het geld worden bewezen.
De rechtbank vindt dat sprake is van een witwasvermoeden ten aanzien van de genoemde bedragen en de Rolex. Verdachte heeft dit geld en deze Rolex namelijk voorhanden gehad terwijl hij ook 18 kilo cocaïne voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte blijkens het dossier een gering legaal inkomen. Het inkomen van verdachte kan dan ook niet verklaren dat hij dergelijke bedragen en voorwerpen voorhanden heeft gehad. Van verdachte mag daarom worden verwacht dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Verdachte heeft echter geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze goederen. Daarom oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat dit geld en deze Rolex uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist.
Uit de chats blijkt dat verdachte de geldbedragen tezamen en in vereniging met anderen heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Daarom kan ten aanzien hiervan medeplegen worden bewezen. Van het medeplegen ten aanzien van het witwassen van de Rolex zal verdachte worden vrijgesproken, omdat dit niet kan worden bewezen. Dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden bewezen, vanwege de korte periode waarin de voorwerpen en bedragen zijn witgewassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 22 juli 2021 tot en met 26 juli 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 18 kilogram en/of blokken cocaïne, te weten
* (in de periode van 22 juli 2021 tot en met 23 juli 2021) 16 kilogram (zijnde 16 blokken) en
* (op 26 juli 2021) 2 kilogram (zijnde 2 blokken) van een materiaal bevattende cocaïne;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 20 september 2020 tot en met 26 juli 2021 in Nederland,
een voorwerp, te weten
* een horloge van het merk Rolex type Yachtmeister (met een nieuwwaarde van 12.000,- euro)
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
en
tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
* (contant(e)) geldbedrag(en) van (ongeveer) 848.700,- euro, te weten
- ( op of omstreeks 23 juli 2021) 514.500 euro, en
- ( op of omstreeks 23 juli 2021) 90.000 euro, en
- ( op of omstreeks 25 juli 2021) 150.000,- euro
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten, dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een veroordeling een lagere straf zou moeten worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Onder andere moet er rekening mee gehouden worden dat verdachte first offender is. Een straf van 24 maanden met een voorwaardelijk deel is passend, maar in ieder geval niet meer dan 4 jaar gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) het bezit van 18 kilo cocaïne en het (medeplegen van) witwassen van € 754.500,00 en een Rolex. De handel in cocaïne, met welk doel verdachte deze grote hoeveelheid cocaïne ongetwijfeld voorhanden had, vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de internationale handel in harddrugs wordt veel criminele winst behaald. Het op de markt brengen van cocaïne vormt daarnaast een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevordert de toename van criminaliteit. Het witwassen van criminele gelden vormt daarnaast een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsrapport van 18 oktober 2021. De reclassering kan blijkens dit rapport geen delict-analyse maken en geen conclusies trekken over de relatie tussen leefgebieden en het delict. Positieve factoren zijn dat verdachte een eigen woning en zinvolle dagbesteding (werk) heeft. Er zijn geen aanwijzingen voor psychische problematiek of problemen op andere leefgebieden. De reclassering adviseert dan ook geen reclasseringstoezicht of -interventies op te leggen.
Tot slot heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd. Op grond daarvan ziet de rechtbank reden om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR IBG 27-07-2021 59700
(Omschrijving: G6083335)
2. 1 STK Horloge
(Omschrijving: G6083345, Zilver, merk: Rolex)
3. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: G6083525, Zwart, merk: Apple)
4. 1 STK Rugzak
(Omschrijving: G6083346, Grijs)
5. 1 STK Zak
(Omschrijving: G6083675)
6. 2 BLO Cocaine
(Omschrijving: G6083384, Crack)
9.1.
Verbeurdverklaring
In dit vonnis heeft de rechtbank niet bewezen geacht dat verdachte het onder 1 genoemde voorwerp in bezit heeft gehad. Het onder 5 genoemde voorwerp (een zak met elastiekjes die om de geldbiljetten zaten) heeft verdachte ook niet in bezit gehad. Wel is in het vonnis van medeverdachte [naam medeverdachte] vastgesteld dat deze voorwerpen aan hem toebehoren. Deze voorwerpen worden in de zaak van [naam medeverdachte] verbeurd verklaard.
De onder 2 tot en met 4 genoemde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot het onder 2 en met behulp van de onder 3 en 4 genoemde voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot het onder 6 genoemde voorwerp het onder feit 1 bewezen geachte is begaan en deze van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
witwassen
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
2. 1 STK Horloge
(Omschrijving: G6083345, Zilver, merk: Rolex)
3. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: G6083525, Zwart, merk: Apple)
4. 1 STK Rugzak
(Omschrijving: G6083346, Grijs)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
6. 2 BLO Cocaine
(Omschrijving: G6083384, Crack)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2022.
[.....]