ECLI:NL:RBAMS:2022:8123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
13/244669-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verdedigingsrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court of Toruń in Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaren en zes maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, waaronder de detentieomstandigheden in Polen en de rechten van de verdediging.

Tijdens de zittingen op 16 en 30 november 2022 is de vordering behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, maar dat hij wel een advocaat had gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de verdedigingsrechten was, omdat het de verantwoordelijkheid van de opgeëiste persoon was om op de hoogte te blijven van de procedure.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de detentieomstandigheden onvoldoende garanties boden voor de veiligheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp dit verweer, verwijzend naar eerdere uitspraken waarin was vastgesteld dat er geen algemeen gevaar voor onmenselijke behandeling in Polen was. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/244669-22
RK nummer: 22/4375
Datum uitspraak: 14 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juni 2022 door
The Regional Court of Toruń(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1969
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres], [plaats]
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting van 16 november 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting van 30 november 2022
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 30 november 2022.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Regional Court in Toruńvan
2 januari 2017, met referentie II K 45/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 12 OLW

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid en dat hij op de juiste wijze via de post is opgeroepen voor de zitting.
Uit aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 27 oktober 2022 en 4 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om namens hem op te treden en dat deze hem daadwerkelijk ter zitting heeft vertegenwoordigd.
Op grond van het voorgaande is niet voldaan aan de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder b, OLW, omdat uit de aanvullende informatie niet kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte was van de datum en tijdstip van de zitting. Ook de andere in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden doen zich niet voor en evenmin is een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
De rechtbank ziet echter aanleiding af te zien van het toepassen van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW nu het op de weg lag van de opgeëiste persoon om alert te blijven en te informeren over de verdere verloop van de strafprocedure tegen hem, al dan niet bij zijn raadsman. Van een schending van verdedigingsrechten is in dit geval geen sprake.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten naar Nederlands recht op:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
en
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, meermalen gepleegd
en
medeplegen van witwassen.

6.Detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman doet een beroep op artikel 11 OLW omdat er door Polen onvoldoende maatregelen zijn getroffen om de veiligheid van de opgeëiste persoon in detentie te kunnen garanderen. Op die grond dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De detentieomstandigheden staan niet in de weg aan overlevering van de opgeëiste persoon aangezien de rechtbank Amsterdam geen algemeen gevaar voor Polen heeft vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank hanteert bij de toetsing van het verweer het kader, zoals dat is gegeven door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru).
De rechtbank heeft eerder naar aanleiding van overleveringsverzoeken uit Polen de detentieomstandigheden aldaar beoordeeld, waarbij, onder meer in de uitspraak van
22 oktober 2018 [1] , is vastgesteld dat uit de beschikbare gegevens over de algemene detentieomstandigheden in Polen niet blijkt van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Evenmin heeft de raadsman objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over detentieomstandigheden in Polen naar voren gebracht die duiden op een verandering in de situatie. Nu de rechtbank ook ambtshalve niet over dergelijke informatie beschikt kan geen algemeen gevaar worden vastgesteld en komt de rechtbank niet toe aan de vraag of een dergelijk gevaar concreet voor de opgeëiste persoon geldt. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 140 en 420bis Wetboek van Strafrecht, de artikelen 68 en 69 AWR en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional court of Toruń(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.