ECLI:NL:RBAMS:2022:809

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
13/751568-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Rechtbank Aarhus in Denemarken. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 16 september 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname in 1991, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. Tijdens de openbare zitting op 12 januari 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn Nederlandse nationaliteit vastgesteld.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende garantie van de Deense autoriteiten beoordeeld. De garantie houdt in dat de opgeëiste persoon, indien hij in Denemarken wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De verdediging voerde aan dat de overlevering onevenredig bezwarend zou zijn vanwege de psychische gesteldheid van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overlevering onterecht zouden maken. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. Daarom werd de overlevering toegestaan.

De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel tegen deze beslissing open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751568-21
RK nummer: 21/5102
Datum uitspraak: 26 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 mei 2021 door
Retten i Aarhus(Rechtbank Aarhus), Denemarken, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aan het EAB ten grondslag liggende beschikking van 20 mei 2021 van
Retten i Aarhus(de Rechtbank Aarhus) gegeven door rechter-plaatsvervanger Carsten Busk (rolnummer 4195/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Deputy Chief Prosecutorin Kopenhagen heeft op 7 oktober 2021 de volgende garantie gegeven:
The Danish Director of Public Prosecutions guarantees, in compliance with art. 5 par. 3 of the Council Framework Decision on European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA) and request of the Netherlands judicial authorities, that [opgeëiste persoon], when surrendered to the Danish authorities , would be returned to the Netherlands to serve his sentence there, providing that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty would be imposed upon him and he would wish so.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW van toepassing is. In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van de invoer van drugs met een vrachtwagen met Nederlands kenteken. Hieruit maakt de raadsman op dat er een vermoeden bestaat dat deze drugs uit Nederland afkomstig zijn. Dat betekent dat het de rechtbank is toegestaan de overlevering te weigeren. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om van deze bevoegdheid gebruik te maken, omdat in Nederland sprake is van een strafrechtelijk onderzoek naar (een deel van) de feiten die aan de Deense verdenking ten grondslag liggen en de verdachten in dat onderzoek allen in Nederland zullen worden vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is. Er zijn geen aanknopingspunten in het EAB dat de feiten voor een gedeelte in Nederland zijn gepleegd. De rechtbank gaat er daarom vanuit gaat dat de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht zich niet op Nederlands grondgebied hebben afgespeeld, zodat een situatie als bedoeld in artikel 13, sub a, OLW zich niet voordoet.

7.Evenredigheid

De raadsman heeft betoogd dat overlevering onevenredig bezwarend is voor de opgeëiste persoon, gelet op zijn zorgwekkende psychische gesteldheid. Zijn stiefdochter is vorig jaar door zelfdoding om het leven gekomen. De opgeëiste persoon heeft dagelijks herbelevingen en er is PTSS bij hem vastgesteld. Ook is sprake van een ernstige depressieve stoornis. Daarnaast is van belang dat hij bij overlevering zijn baan kan kwijtraken, zijn dochter en ex-partner niet kan ondersteunen en zijn behandeling zal worden gestaakt. Onder deze omstandigheden moet de overlevering worden geweigerd, aldus de raadsman.
In lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank dient voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid gemaakt te worden tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de Overleveringswet en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de Overleveringswet is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om te beoordelen om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203). Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon is naar het oordeel van de rechtbank van zulke bijzondere omstandigheden in het onderhavige geval niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Retten i Aarhus(Rechtbank Aarhus), Denemarken, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.